NJ 2014/339
De Hoge Raad formuleert enkele uitgangspunten wat betreft de strafrechtelijke beoordeling van het op grotere schaal voorhanden hebben van kinderporno.
HR 24-06-2014, ECLI:NL:HR:2014:1497, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24 juni 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, N. Jörg, E.S.G.N.A.I. van de Griend
- Zaaknummer
12/00748
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Noot
J.M. Reijntjes
- JCDI
JCDI:ADS127876:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:1497, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑06‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:586, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑03‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑12‑2013
- Wetingang
Art. 240b lid 1 Sr; art. 261 lid 1, 359 lid 5 Sv
Essentie
Bij vervolging wegens het voorhanden hebben van grote hoeveelheden kinderporno zou de steller van de tenlastelegging zich bij voorkeur moeten beperken tot het beschrijven van een gering aantal afbeeldingen, zo mogelijk ten hoogste vijf, zonder in de tenlastelegging zelf enige aanduiding van of verwijzing op te nemen naar een wellicht grotere hoeveelheid waarvan die afbeeldingen deel uitmaken. Dit in verband met de wenselijkheid in dergelijke gevallen te komen tot begrenzing van enerzijds de omvang van het voorbereidend onderzoek en anderzijds de omvang van het onderzoek ter terechtzitting. Bij de straftoemeting kan vervolgens op verschillende manieren rekening worden gehouden met ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.