Einde inhoudsopgave
Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht (IVOR nr. 89) 2012/3.2.1
3.2.1 Welke besluiten konden op grond van art. 46a WvK aan de rechter worden voorgelegd?
A.J.M. Klein Wassink, datum 14-05-2012
- Datum
14-05-2012
- Auteur
A.J.M. Klein Wassink
- JCDI
JCDI:ADS598530:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Hillsmann 1935, p. 27, Asser-Scholten 1940, p. 142, Verdam 1940, p. 4, Asser - Van der Grinten 1959, p. 164, Van der Heijden Van der Grinten 1968 nr. 202. Pas bij de parlementaire behandeling van de invoeringswet boek 2 BW, zie hierover hoofdstuk 4 § 2 wordt het nemen van een besluit door de algemene vergadering van aandeelhouders van een rechtspersoon als een rechtshandeling aangeduid. Voordien nam men dat aan. Bij dit alles moet in gedachten gehouden worden dat de inhoud van het begrip rechtshandeling door de tijd heen geëvolueerd is. Zie over de ontwikkeling van het begrip rechtshandeling: Lokin, 2000.
Asser Scholten 1940 p. 137 ev. en 141 ev. Zie ook Noldus 1969, nr. 21 ev. en de daar genoemde literatuur en rechtspraak.
HR 11 december 1914, NJ 1915, 261 (ANSC).
HR 15 juni 1928, NJ 1928, 1626, HR -1928, Van Kuyk en Van Schaik - Vis, zie verder HR 17 mei 1940, NJ 1940, 968 (Onderlinge Hagelverz. Mij) m.nt. PS en HR 9 januari 1941, NJ 1941, 528 m.nt. PS (Ter Kuile Willink), HR 19 december 1952, NJ 1953, 464.
Artikel 46a WvK opende de mogelijkheid om de nietigheid van besluiten van de algemene vergadering in te roepen. Aan de vraag hoe een besluit in de context van dit artikel moest worden gekarakteriseerd, werd in de memorie van toelichting bij art. 46a WvK geen aandacht besteed. Pas vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw kwam de vraag naar het karakter van een besluit in de literatuur en de rechtspraak aan de orde.1 Zie bijvoorbeeld de dissertaties van Hillsmann en Verdam. Scholten weerlegde - als een van de eersten - de opvatting dat een besluit een overeenkomst is.2 Een besluit is naar zijn opvatting een rechtshandeling en geen overeenkomst omdat de verhouding tussen de vereniging en de leden van andere aard is dan die tussen twee contracterende partijen. Voor een besluit is geen wilsovereenstemming nodig maar een beslissing van de meerderheid van de leden of de aandeelhouders. De leden of aandeelhouders verklaren niets aan elkaar, zoals bij het sluiten van een overeenkomst, maar aan de voorzitter van de vergadering. Omdat de stemming binnen een vergadering veelal geheim is, hoeven de leden of de aandeelhouders ook niet van elkaar te weten wat zij verklaren. Het besluit is dan ook geen verklaring van datgene waartoe zij zich tegenover de vereniging of de vennootschap verplichten, zoals bij een overeenkomst de verklaringen van de contractanten inhouden waartoe zij zich tegenover elkaar verplichten. Een besluit is een rechtshandeling die tot stand komt door de wilsverklaringen van de leden of aandeelhouders van de rechtspersoon. Als dat besluit eenmaal genomen is, wordt het beschouwd als besluit van de rechtspersoon. Dat laatste is ook de opvatting van de Hoge Raad. Dat wordt afgeleid uit een uitspraak uit 1913 waarin de Hoge Raad besliste: 'besluiten genomen door de algemene vergadering van aandeelhouders zijn besluiten der Vennootschap zelve.'3 Besluiten zijn dan wel besluiten van de vennootschap maar in de visie van de Hoge Raad worden zij nog geruime tijd beschouwd als uitvoering van de overeenkomst die in de statuten van de vereniging of vennootschap gelegen zou zijn. Als voorbeeld hiervan verwijs ik naar de uitspraak van de Hoge Raad inzake Van Kuyk - Van Schaik waarin de Hoge Raad de visie dat een besluit geen overeenkomst is maar wel uitvoering van de in de statuten gelegen overeenkomst is, bevestigde.4 Die redenering vormt een opstap om besluiten te kunnen toetsen aan de goede trouw. Hierop zal ik in § 4.3 van dit hoofdstuk terugkomen.