Einde inhoudsopgave
Verzamelbesluit fiscale eenheid
12.4 Niet onder goedkeurende regelingen vallende situaties
Geldend
Geldend vanaf 26-04-2024
- Bronpublicatie:
02-04-2024, Stcrt. 2024, 11814 (uitgifte: 25-04-2024, regelingnummer: 2024-186206)
- Inwerkingtreding
26-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-04-2024, Stcrt. 2024, 11814 (uitgifte: 25-04-2024, regelingnummer: 2024-186206)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Fiscale eenheid
Voor de volledigheid merk ik op dat uit de goedkeurende regelingen van onderdeel 12 volgt dat er situaties zijn waarin de sanctie niet kan worden doorgeschoven of achterwege blijft. In dit onderdeel maak ik inzichtelijk in welke situaties dit zo is.
Voor de twee varianten van goedkeuring 1 van onderdeel 12.3 geldt onder meer de voorwaarde dat alle dochtermaatschappijen uit de oude fiscale eenheid worden opgenomen in de nieuwe fiscale eenheid. In de praktijk kunnen zich situaties voordoen waarbij niet aan deze voorwaarde kan worden voldaan. In een aantal van deze situaties zal dan wellicht gebruik kunnen worden gemaakt van de goedkeuringen voor de situaties waarbij een kleinere fiscale eenheid mogelijk was (onderdelen 12.1 en 12.2).
Als één (of meerdere) dochtermaatschappij(en) om een andere reden dan een juridische fusie geen onderdeel gaa(t)(n) uitmaken van de nieuwe fiscale eenheid, kan in ieder geval geen doorschuiving plaatsvinden van de sanctie van artikel 15ai Wet Vpb 1969 voor overdrachten binnen de oude fiscale eenheid, als:
- –
sprake is van een overdracht waarbij de niet te voegen dochtermaatschappij als overdrager of overnemer was betrokken, of
- –
de niet te voegen dochtermaatschappij binnen de oude fiscale eenheid nodig was om op het overdrachtstijdstip dan wel het ontvoegingstijdstip een fiscale eenheid mogelijk te maken tussen maatschappijen die wel deel gaan uitmaken van de nieuwe fiscale eenheid en waartussen binnen de oude fiscale eenheid overdrachten hebben plaatsgevonden.