Einde inhoudsopgave
Verzamelbesluit fiscale eenheid
12.3 Doorschuif of achterwege laten sanctie als moedermaatschappij verdwijnende rechtspersoon is bij een fiscaal begeleide juridische fusie
Geldend
Geldend vanaf 26-04-2024
- Bronpublicatie:
02-04-2024, Stcrt. 2024, 11814 (uitgifte: 25-04-2024, regelingnummer: 2024-186206)
- Inwerkingtreding
26-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-04-2024, Stcrt. 2024, 11814 (uitgifte: 25-04-2024, regelingnummer: 2024-186206)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Fiscale eenheid
Als de moedermaatschappij van een fiscale eenheid als verdwijnende rechtspersoon is betrokken bij een juridische fusie en de fiscale eenheid daardoor eindigt, is de sanctie van artikel 15ai Wet Vpb 1969 onder omstandigheden niet in lijn met het doel van deze regeling. Doorschuiven van de sanctie naar de nieuwe fiscale eenheid sluit dan beter aan bij dat doel. Dit doet zich voor als de situatie past binnen het volgende kader:
- –
- –
direct aansluitend aan het einde van de oude fiscale eenheid komt een nieuwe fiscale eenheid tot stand tussen alle oude dochtermaatschappijen en de verkrijgende rechtspersoon.
Over het tweede gedachtestreepje merk ik het volgende op. Als het ontvoegingstijdstip van de oude fiscale eenheid met toepassing van artikel 14, derde lid, Bfe 2003 wordt gesteld op de aanvang van het boekjaar waarin de juridische fusie plaatsvindt, wordt een bezit van de verdwijnende moedermaatschappij aangemerkt als een bezit van de verkrijgende rechtspersoon, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden (artikel 18a, derde en vierde lid, Bfe 2003). Daardoor kan de nieuwe fiscale eenheid op datzelfde tijdstip ingaan.
Gezien de ratio van de regeling gaat de sanctie verder dan strikt noodzakelijk is in situaties die passen binnen het kader. Daarom keur ik het volgende goed.
Goedkeuring 1
Voor situaties die passen binnen voornoemd kader, keur ik onder de volgende voorwaarden goed dat de sanctie van artikel 15ai Wet Vpb 1969 wordt doorgeschoven naar de nieuwe fiscale eenheid.
Voor deze goedkeuring gelden de volgende vijf voorwaarden:
- a.
Belastingplichtigen dienen gezamenlijk een schriftelijk verzoek in bij de inspecteur vóór de aangifte over het desbetreffende jaar wordt gedaan.
- b.
Voor de toepassing van artikel 15ai Wet Vpb 1969 worden alle overdrachten binnen de oude fiscale eenheid geacht te hebben plaatsgevonden binnen de nieuwe fiscale eenheid op het oorspronkelijke overdrachtstijdstip.
- c.
Een overdracht binnen de oude fiscale eenheid door of aan de verdwijnende moedermaatschappij geldt als een overdracht door of aan de verkrijgende rechtspersoon. Als de verkrijgende rechtspersoon een dochtermaatschappij is van de oude fiscale eenheid, leidt deze voorwaarde ertoe dat de overdracht(en) tussen de verdwijnende moedermaatschappij en de verkrijgende dochtermaatschappij niet langer word(t)(en) gezien voor de toepassing van artikel 15ai Wet Vpb 1969.
- d.
Als de nieuwe fiscale eenheid met terugwerkende kracht tot het voegingstijdstip wordt beëindigd, vindt het bepaalde in artikel 15ai Wet Vpb 1969 toepassing bij (de beoogde moedermaatschappij van) de nieuw gevormde fiscale eenheid. Op het (beoogde) voegingstijdstip rekent zij dan een bedrag tot haar winst, gelijk aan het bedrag dat de sanctie bij de oude fiscale eenheid zou hebben bedragen bij het einde van die fiscale eenheid, als deze goedkeuring niet zou zijn toegepast.
- e.
De belastingplichtigen aanvaarden de voorwaarden binnen twee maanden na dagtekening van de beslissing van de inspecteur.
Deze situatie kent twee varianten. Bijlage 5 bevat een model voor de te verlenen goedkeuring voor de variant dat de verkrijgende rechtspersoon geen onderdeel uitmaakt van de fiscale eenheid. Bijlage 6 bevat een model voor de te verlenen goedkeuring voor de variant dat de verkrijgende rechtspersoon als dochtermaatschappij onderdeel uitmaakt van de oude fiscale eenheid.
Goedkeuring 2
Als een bestaande fiscale eenheid slechts bestaat uit een moedermaatschappij (de verdwijnende rechtspersoon) en één dochtermaatschappij (de verkrijgende rechtspersoon), kan na de juridische fusie met toepassing van artikel 14b, tweede of derde lid, Wet Vpb 1969 geen aansluitende fiscale eenheid worden gevormd. Voor deze situatie keur ik goed dat artikel 15ai Wet Vpb 1969 achterwege blijft als belastingplichtige hierom bij de inspecteur verzoekt. Voor de duidelijkheid merk ik op dat de toepassing van artikel 14b, tweede of derde lid, Wet Vpb 1969 met zich brengt dat de juridische fusie niet in overwegende mate gericht mag zijn op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing.