Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 999/2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën
Bijlage IX Invoer in de Unie van levende dieren, embryo's, eicellen en producten van dierlijke oorsprong
Geldend
Geldend vanaf 14-04-2024
- Bronpublicatie:
22-03-2024, PbEU L 2024, 2024/887 (uitgifte: 25-03-2024, regelingnummer: 2024/887)
- Inwerkingtreding
14-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-03-2024, PbEU L 2024, 2024/887 (uitgifte: 25-03-2024, regelingnummer: 2024/887)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Hoofdstuk B. Invoer van runderen
Afdeling A. Invoer uit een land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico
Voor de invoer van runderen uit landen of gebieden met een verwaarloosbaar BSE-risico is een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat:
- a)
de dieren zijn geboren en ononderbroken gehouden in een land of gebied dat, of in landen of gebieden die, overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van de Commissie (1) zijn ingedeeld als landen respectievelijk gebieden met een verwaarloosbaar BSE-risico;
- b)
de dieren zijn geïdentificeerd met een permanent identificatiesysteem waarmee het moederdier en het beslag van oorsprong opgespoord kunnen worden, en niet de volgende runderen zijn:
- i)
alle BSE-gevallen;
- ii)
alle runderen die in hun eerste levensjaar samen met de BSE-gevallen in hun eerste levensjaar zijn gehouden en die blijkens onderzoek in die periode hetzelfde potentieel besmette voeder gekregen hebben, of
- iii)
als het in punt ii) bedoelde onderzoek geen uitsluitsel biedt, alle runderen die in hetzelfde beslag als de BSE-gevallen en binnen twaalf maanden vóór of na de geboorte daarvan zijn geboren,
- c)
als er in het betrokken land inheemse gevallen van BSE zijn geweest, de dieren zijn geboren:
- i)
na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren (Terrestrial Animal Health Code) van de OIE, daadwerkelijk is toegepast, of
- ii)
na de datum waarop het laatste inheemse geval van BSE is geboren, indien die na de datum van het in punt i) bedoelde voederverbod ligt.
Afdeling B. Invoer uit een land of gebied met een gecontroleerd BSE-risico
Voor de invoer van runderen uit landen of gebieden met een gecontroleerd BSE-risico is een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat:
- a)
het land of gebied overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico;
- b)
de dieren zijn geïdentificeerd met een permanent identificatiesysteem waarmee het moederdier en het beslag van oorsprong opgespoord kunnen worden, en niet de volgende runderen zijn:
- i)
alle BSE-gevallen;
- ii)
alle runderen die in hun eerste levensjaar samen met de BSE-gevallen in hun eerste levensjaar zijn gehouden en die blijkens onderzoek in die periode hetzelfde potentieel besmette voeder gekregen hebben, of
- iii)
als het in punt ii) bedoelde onderzoek geen uitsluitsel biedt, alle runderen die in hetzelfde beslag als de BSE-gevallen en binnen twaalf maanden vóór of na de geboorte daarvan zijn geboren;
- c)
de dieren zijn geboren:
- i)
na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren (Terrestrial Animal Health Code) van de OIE, daadwerkelijk is toegepast, of
- ii)
na de datum waarop het laatste inheemse geval van BSE is geboren, indien die na de datum van het in punt i) bedoelde voederverbod ligt.
Afdeling C. Invoer uit een land of gebied met een onbepaald BSE-risico
Voor de invoer van runderen uit landen of gebieden met een onbepaald BSE-risico is een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat:
- a)
het land of gebied overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico;
- b)
het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren (Terrestrial Animal Health Code) van de OIE, is verboden en het verbod daadwerkelijk in het land of het gebied is toegepast;
- c)
de dieren zijn geïdentificeerd met een permanent identificatiesysteem waarmee het moederdier en het beslag van oorsprong opgespoord kunnen worden, en niet de volgende runderen zijn:
- i)
alle BSE-gevallen;
- ii)
alle runderen die in hun eerste levensjaar samen met de BSE-gevallen in hun eerste levensjaar zijn gehouden en die blijkens onderzoek in die periode hetzelfde potentieel besmette voeder gekregen hebben, of
- iii)
als het in punt ii) bedoelde onderzoek geen uitsluitsel biedt, alle runderen die in hetzelfde beslag als de BSE-gevallen en binnen twaalf maanden vóór of na de geboorte daarvan zijn geboren;
- d)
de dieren zijn geboren:
- i)
ten minste twee jaar na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren (Terrestrial Animal Health Code) van de OIE, daadwerkelijk is toegepast, of
- ii)
na de datum waarop het laatste inheemse geval van BSE is geboren, indien die na de datum van het in punt i) bedoelde voederverbod ligt.
Hoofdstuk C. Invoer van producten van dierlijke oorsprong van runderen, schapen en geiten
Afdeling A. Producten
Op de onderstaande producten van runderen, schapen en geiten, zoals omschreven in de volgende punten van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004, zijn naar gelang de BSE-risicocategorie van het land van oorsprong de voorwaarden van respectievelijk afdeling B, C of D van dit hoofdstuk van toepassing:
- —
vers vlees, zoals omschreven in punt 1.10 van die bijlage;
- —
gehakt vlees, zoals omschreven in punt 1.13 van die bijlage;
- —
separatorvlees, zoals omschreven in punt 1.14 van die bijlage;
- —
vleesbereidingen, zoals omschreven in punt 1.15 van die bijlage;
- —
vleesproducten, zoals omschreven in punt 7.1 van die bijlage;
- —
gesmolten dierlijke vetten, zoals omschreven in punt 7.5 van die bijlage;
- —
kanen, zoals omschreven in punt 7.6 van die bijlage;
- —
gelatine, zoals omschreven in punt 7.7 van die bijlage, van andere materialen dan huiden afgeleid;
- —
collageen, zoals omschreven in punt 7.8 van die bijlage, van andere materialen dan huiden afgeleid;
- —
behandelde magen, blazen en darmen, zoals omschreven in punt 7.9 van die bijlage.
Afdeling B. Invoer uit een land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico
Voor de invoer van producten van runderen, schapen en geiten als bedoeld in afdeling A uit landen of gebieden met een verwaarloosbaar BSE-risico is een diergezondheidscertificaat vereist waaruit het volgende blijkt:
- a)
het land of gebied is overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;
- b)
de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, zijn bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt bevonden;
- c)
de producten van runderen, schapen en geiten bevatten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals omschreven in bijlage V, punt 1, en zijn daar niet van afgeleid;
- d)
indien de dieren waarvan de producten van runderen zijn afgeleid, afkomstig zijn uit een overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd of een onbepaald BSE-risico ingedeeld land of gebied, mogen, in afwijking van punt c) van deze afdeling, karkassen, halve karkassen, halve karkassen die in ten hoogste drie delen zijn verdeeld en voor- en achtervoeten, die geen ander gespecificeerd risicomateriaal dan wervelkolom, inclusief achterwortelganglia, bevatten, worden ingevoerd. Bij dergelijke invoer worden de runderkarkassen en delen van dergelijke karkassen die een wervelkolom bevatten zoals in bijlage V, punt 1, bij deze verordening als gespecificeerd risicomateriaal omschreven, gekenmerkt door middel van een duidelijk zichtbare rode streep op het in artikel 13 of artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 bedoelde etiket. Daarnaast wordt in het in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 136/2004 bedoelde Gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst (GDB) het aantal runderkarkassen of delen daarvan vermeld waaruit de wervelkolom moet worden verwijderd;
- e)
de producten van runderen, schapen en geiten bevatten geen separatorvlees van beenderen van runderen, schapen en geiten en zijn daar niet van afgeleid, tenzij de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, zijn geboren, ononderbroken gehouden en geslacht in een overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico ingedeeld land of gebied waar zich geen inheemse gevallen van BSE hebben voorgedaan;
- f)
de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, zijn niet geslacht na bedwelming door middel van injectie van gas in de schedelholte of onmiddellijk gedood volgens deze methode, en zijn niet geslacht nadat het weefsel van het centrale zenuwstelsel, na bedwelming, met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht, is vernietigd, tenzij de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, zijn geboren, ononderbroken gehouden en geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;
- g)
indien de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, afkomstig zijn uit een overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico ingedeeld land of gebied, zijn aan de dieren geen vleesbeendermeel of kanen, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren (Terrestrial Animal Health Code) van de OIE, vervoederd;
- h)
indien de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, afkomstig zijn uit een overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico ingedeeld land of gebied, zijn de producten vervaardigd en behandeld op een wijze die waarborgt dat zij geen zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd, bevatten en daar ook niet mee zijn besmet.
Afdeling C. Invoer uit een land of gebied met een gecontroleerd BSE-risico
1
Voor de invoer van producten van runderen, schapen en geiten als bedoeld in afdeling A uit landen of gebieden met een gecontroleerd BSE-risico is een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat:
- a)
het land of gebied overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico;
- b)
de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt zijn bevonden;
- c)
de dieren waarvan de voor uitvoer bestemde producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, niet zijn gedood door vernietiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel, na bedwelming, door middel van een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht, of door middel van injectie van gas in de schedelholte;
- d)
de producten van runderen, schapen en geiten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals omschreven in bijlage V, punt 1, of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevatten en daar niet van zijn afgeleid;
- e)
indien de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, afkomstig zijn uit een overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico ingedeeld land of gebied, zijn aan de dieren geen vleesbeendermeel of kanen, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren (Terrestrial Animal Health Code) van de OIE, vervoederd;
- f)
indien de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, afkomstig zijn uit een overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico ingedeeld land of gebied, zijn de producten vervaardigd en behandeld op een wijze die waarborgt dat zij geen zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd, bevatten en daar ook niet mee zijn besmet.
2
Voor producten van runderen mogen, in afwijking van punt 1, onder d), karkassen, halve karkassen, halve karkassen die in ten hoogste drie delen zijn verdeeld en voor- en achtervoeten, die geen ander gespecificeerd risicomateriaal dan wervelkolom, inclusief achterwortelganglia, bevatten, worden ingevoerd.
3
Wanneer de wervelkolom moet worden verwijderd, worden runderkarkassen met wervelkolom en delen van dergelijke karkassen gekenmerkt door middel van een duidelijk zichtbare rode streep op het in artikel 13 of artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 bedoelde etiket.
4
In geval van invoer wordt in het in artikel 2, lid 1, bedoelde Gemeenschappelijk veterinair document van daarvan vermeld waaruit de wervelkolom moet worden van Verordening (EG) nr. 136/2004 van de Commissie binnenkomst (GDB) het aantal runderkarkassen of delen verwijderd.
5
In geval van ingewanden van oorsprong uit landen of gebieden met een verwaarloosbaar BSE-risico wordt voor de invoer van bewerkte ingewanden een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat:
- a)
het land of gebied overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico;
- b)
de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, zijn geboren, ononderbroken gehouden en geslacht in het land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico en bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt zijn bevonden;
- c)
als de darmen van oorsprong zijn uit een land of gebied waar zich inheemse gevallen van BSE hebben voorgedaan:
- i)
de dieren zijn geboren na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers daadwerkelijk wordt toegepast, of
- ii)
de producten van runderen, schapen en geiten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals omschreven in bijlage V, punt 1, bevatten en daar niet van zijn afgeleid.
Deel D. Invoer uit een land of gebied met een onbepaald BSE-risico
1
Voor de invoer van producten van runderen, schapen en geiten als bedoeld in afdeling A uit landen of gebieden met een onbepaald BSE-risico is een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat:
- a)
aan de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, geen vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren (Terrestrial Animal Health Code) van de OIE, zijn vervoederd en zij bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt zijn bevonden;
- b)
de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, niet zijn gedood door vernietiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel, na bedwelming, door middel van een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht, of door middel van injectie van gas in de schedelholte;
- c)
de producten van runderen, schapen en geiten niet het volgende materiaal bevatten, en daar ook niet van zijn afgeleid:
- i)
gespecificeerd risicomateriaal zoals omschreven in bijlage V, punt 1;
- ii)
zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd;
- iii)
separatorvlees van beenderen van runderen, schapen en geiten.
2
Voor producten van runderen mogen, in afwijking van punt 1, onder c), karkassen, halve karkassen, halve karkassen die in ten hoogste drie delen zijn verdeeld en voor- en achtervoeten, die geen ander gespecificeerd risicomateriaal dan wervelkolom, inclusief achterwortelganglia, bevatten, worden ingevoerd.
3
Wanneer de wervelkolom moet worden verwijderd, worden runderkarkassen met wervelkolom en delen van dergelijke karkassen gekenmerkt door middel van een duidelijk zichtbare rode streep op het in artikel 13 of artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 bedoelde etiket;
4
In geval van invoer wordt in het in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 136/2004 bedoelde Gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst (GDB) het aantal runderkarkassen of delen daarvan vermeld waaruit de wervelkolom moet worden verwijderd.
5
In geval van ingewanden van oorsprong uit landen of gebieden met een verwaarloosbaar BSE-risico wordt voor de invoer van bewerkte ingewanden een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat:
- a)
het land of gebied overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico;
- b)
de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, zijn geboren, ononderbroken gehouden en geslacht in het land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico en bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt zijn bevonden;
- c)
als de darmen van oorsprong zijn uit een land of gebied waar zich inheemse gevallen van BSE hebben voorgedaan:
- i)
de dieren zijn geboren na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers daadwerkelijk wordt toegepast, of
- ii)
de producten van runderen, schapen en geiten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals omschreven in bijlage V, punt 1, bevatten en daar niet van zijn afgeleid.
Hoofdstuk D. Invoer van dierlijke bijproducten en afgeleide producten van runderen, schapen en geiten
Afdeling A. Dierlijke bijproducten
Dit hoofdstuk is van toepassing op de volgende dierlijke bijproducten, zoals omschreven in artikel 3, punt 1, van Verordening (EG) nr. 1069/2009, alsmede op de volgende afgeleide producten, zoals omschreven in punt 2 van dat artikel, mits die dierlijke bijproducten en afgeleide producten afkomstig zijn van runderen, schapen of geiten:
- a)
van categorie 2-materiaal afgeleide gesmolten vetten die bedoeld zijn voor gebruik als organische meststoffen of bodemverbeteraars, zoals omschreven in artikel 3, punt 22, van Verordening (EG) nr. 1069/2009;
- b)
van categorie 2-materiaal afgeleide beenderen en producten uit beenderen;
- c)
- d)
voeder voor gezelschapsdieren, met inbegrip van hondenkluiven;
- e)
bloedproducten;
- f)
verwerkte dierlijke eiwitten;
- g)
van categorie 3-materiaal afgeleide beenderen en producten uit beenderen;
- h)
van andere materialen dan huiden afgeleide gelatine en collageen;
- i)
categorie 3-materiaal en afgeleide producten, niet onder c) tot en met h) genoemd, met uitzondering van:
- i)
verse huiden, behandelde huiden;
- ii)
van huiden afgeleide gelatine en collageen;
- iii)
vetderivaten.
Afdeling B. Gezondheidscertificering
1
Voor de invoer van de in afdeling A genoemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten van runderen, schapen en geiten is een diergezondheidscertificaat vereist waarin het volgende wordt verklaard:
- a)
het dierlijke bijproduct of afgeleide product:
- i)
bevat geen gespecificeerd risicomateriaal zoals omschreven in bijlage V, punt 1, en is daar niet van afgeleid, en
- ii)
bevat geen separatorvlees van beenderen van runderen, schapen en geiten en is daar niet van afgeleid, tenzij de dieren waarvan het dierlijke bijproduct of afgeleide product is afgeleid, zijn geboren, ononderbroken gehouden en geslacht in een overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico ingedeeld land of gebied waar zich geen inheemse gevallen van BSE hebben voorgedaan, en
- iii)
is afgeleid van dieren die niet zijn gedood door vernietiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel, na bedwelming, door middel van een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht, of door middel van injectie van gas in de schedelholte, met uitzondering van dieren die zijn geboren, ononderbroken gehouden en geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico,
of
- b)
het dierlijke bijproduct of afgeleide product bevat geen materiaal van runderen, schapen of geiten en is daar niet van afgeleid, met uitzondering van materiaal dat afgeleid is van dieren die geboren, ononderbroken gehouden en geslacht zijn in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico.
2
Naast de vereisten van punt 1 van deze afdeling is voor de invoer van de in afdeling A, onder d) en f), genoemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten een diergezondheidscertificaat vereist waarin het volgende wordt verklaard:
- a)
het dierlijke bijproduct of afgeleide product is afkomstig van een overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico ingedeeld land of gebied waar zich geen inheemse gevallen van BSE hebben voorgedaan,
of
- b)
het dierlijke bijproduct of afgeleide product is afkomstig van een overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico ingedeeld land of gebied waar zich een inheems geval van BSE heeft voorgedaan, en het dierlijke bijproduct of afgeleide product is afgeleid van dieren die zijn geboren na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren (Terrestrial Animal Health Code) van de OIE, daadwerkelijk wordt toegepast in dat land of gebied.
In afwijking van het voorgaande lid is de verklaring van de punten a) en b) niet vereist voor de invoer van verwerkt voeder voor gezelschapsdieren dat overeenkomstig de wetgeving van de Unie is verpakt en geëtiketteerd.
3
Naast de vereisten van de punten 1 en 2 van deze afdeling is voor de invoer van de in afdeling A genoemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten die melk of melkproducten van schapen of geiten bevatten en bedoeld zijn voor vervoedering, een diergezondheidscertificaat vereist waarin het volgende wordt verklaard:
- a)
de schapen en geiten waarvan die dierlijke bijproducten of afgeleide producten zijn afgeleid, zijn sinds de geboorte ononderbroken gehouden in een land dat aan de volgende voorwaarden voldoet:
- i)
er geldt een aangifteplicht voor klassieke scrapie;
- ii)
er is een systeem van bewustmaking, bewaking en toezicht;
- iii)
er gelden officiële beperkingen voor bedrijven met schapen of geiten in het geval van een verdenking op een TSE of een bevestiging van klassieke scrapie;
- iv)
schapen en geiten met klassieke scrapie worden gedood en volledig vernietigd;
- v)
in het hele land is het vervoederen van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren (Terrestrial Animal Health Code) van de OIE, aan schapen en geiten al ten minste gedurende de voorafgaande zeven jaar verboden en dat verbod wordt ook daadwerkelijk toegepast;
- b)
de melk en melkproducten van schapen en geiten zijn afkomstig van bedrijven waarvoor geen officiële beperkingen gelden in verband met een verdenking op een TSE;
- c)
de melk en melkproducten van schapen en geiten zijn afkomstig van bedrijven waar gedurende ten minste de voorafgaande zeven jaar geen geval van klassieke scrapie is gediagnosticeerd, of waar, indien een geval van klassieke scrapie bevestigd is:
- i)
alle schapen en geiten op het bedrijf zijn gedood en vernietigd of geslacht, met uitzondering van fokrammen met genotype ARR/ARR, fokooien die drager zijn van ten minste één ARR-allel en niet van een VRQ-allel en alle andere schapen die drager zijn van ten minste één ARR-allel en geiten die drager zijn van ten minste één van de K222-, D146- of S146-allelen,
of
- ii)
alle dieren waarbij klassieke scrapie is bevestigd, zijn gedood en vernietigd en op het bedrijf is gedurende ten minste twee jaar na de datum van bevestiging van het laatste geval van klassieke scrapie verscherpt toezicht op de aanwezigheid van TSE’s uitgeoefend, waarbij alle volgende dieren die ouder zijn dan 18 maanden, met uitzondering van schapen met genotype ARR/ARR en geiten die drager zijn van ten minste één van de K222-, D146- of S146-allelen, met negatief resultaat op de aanwezigheid van een TSE zijn getest overeenkomstig de in hoofdstuk C, punt 3.2, van bijlage X vastgestelde laboratoriumtechnieken:
- –
dieren die voor menselijke consumptie zijn geslacht, en
- –
dieren die op het bedrijf zijn gestorven of gedood, maar niet in het kader van een dierziekte-uitroeiingscampagne zijn gedood.
Hoofdstuk E. Invoer van schapen en geiten
Voor de invoer van schapen en geiten in de Unie is een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat zij sinds de geboorte ononderbroken zijn gehouden in een land dat aan de volgende voorwaarden voldoet:
- 1.
er geldt een aangifteplicht voor klassieke scrapie;
- 2.
er is een systeem van bewustmaking, bewaking en toezicht;
- 3.
schapen en geiten met klassieke scrapie worden gedood en volledig vernietigd;
- 4.
in het hele land is het vervoederen van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren (Terrestrial Animal Health Code) van de OIE, aan schapen en geiten al ten minste gedurende de voorafgaande zeven jaar verboden en dat verbod wordt ook daadwerkelijk toegepast.
Naast de in de punten 1 tot en met 4 genoemde voorwaarden wordt in het diergezondheidscertificaat het volgende verklaard:
- 5.
voor fokschapen en fokgeiten die in de Unie worden ingevoerd en bestemd zijn voor andere lidstaten dan de lidstaten waar een verwaarloosbaar risico op klassieke scrapie is en die een goedgekeurd nationaal scrapiebestrijdingsprogramma hebben zoals vermeld in hoofdstuk A, afdeling A, punt 3.2 van bijlage VIII, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
- a)
de ingevoerde schapen en geiten komen van een of meer bedrijven die aan de voorwaarden van hoofdstuk A, afdeling A, punt 1.3 van bijlage VIII, voldoen, of
- b)
het zijn schapen met het prioneiwitgenotype ARR/ARR of geiten die drager zijn van ten minste één van de K222-, D146- of S146-allelen, en zij komen van een of meer bedrijven waarvoor de afgelopen twee jaar geen officiële verplaatsingsbeperkingen in verband met BSE of klassieke scrapie hebben gegolden, of
- c)
voor schapen en geiten uit Groot-Brittannië die tot en met 31 december 2024 in Noord-Ierland worden ingevoerd, zijn de ingevoerde schapen en geiten afkomstig van een of meer bedrijven:
- i)
waarvoor de afgelopen drie jaar geen officiële verplaatsingsbeperkingen in verband met BSE of klassieke scrapie hebben gegolden, en
- ii)
die vóór 1 januari 2022 een aanvraag voor de officiële regeling voor de erkenning van bedrijven met een gecontroleerd risico op klassieke scrapie hebben ingediend overeenkomstig de voorwaarden van hoofdstuk A, afdeling A, punt 1.3 van bijlage VIII en die ten tijde van de invoer in Noord-Ierland aan de voorwaarden van de punten a) tot en met i) daarvan voldoen.
- 6.
voor fokschapen en fokgeiten voor alle toepassingen behalve onmiddellijke slacht, die in de Unie worden ingevoerd en bestemd zijn voor een lidstaat met een verwaarloosbaar risico op klassieke scrapie of een goedgekeurd nationaal scrapiebestrijdingsprogramma zoals vermeld in bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, punt 3.2, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
- a)
zij komen van een of meer bedrijven die aan de voorwaarden van bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, punt 1.2, voldoen, of
- b)
het zijn schapen met het prioneiwitgenotype ARR/ARR of geiten die drager zijn van ten minste één van de K222-, D146- of S146-allelen, en zij komen van een bedrijf waarvoor de afgelopen twee jaar geen officiële verplaatsingsbeperking in verband met BSE of klassieke scrapie heeft gegolden.
Hoofdstuk F. Invoer van producten van dierlijke oorsprong van gekweekte en wilde hertachtigen
1
Wanneer vers vlees, gehakt vlees, vleesbereidingen en vleesproducten zoals respectievelijk omschreven in bijlage I, punten 1.10, 1.13, 1.15 en 7.1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004, afgeleid van gekweekte hertachtigen, uit Canada of de Verenigde Staten in de Unie worden ingevoerd, gaan de gezondheidscertificaten vergezeld van de onderstaande, door de bevoegde autoriteit van het land van productie ondertekende verklaring:
Dit product bevat uitsluitend of is uitsluitend afgeleid van vlees, met uitzondering van slachtafval en ruggenmerg, van gekweekte hertachtigen die bij histopathologisch of immunohistochemisch onderzoek of met behulp van een andere door de bevoegde autoriteit erkende diagnostische methode negatief zijn bevonden op Chronic Wasting Disease en is niet afkomstig van dieren van een beslag waarin gevallen van Chronic Wasting Disease zijn vastgesteld of die ziekte officieel vermoed wordt.
2
Wanneer vers vlees, gehakt vlees, vleesbereidingen en vleesproducten zoals respectievelijk omschreven in bijlage I, punten 1.10, 1.13, 1.15 en 7.1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004, afgeleid van wilde hertachtigen, uit Canada of de Verenigde Staten in de Unie worden ingevoerd, gaan de gezondheidscertificaten vergezeld van de onderstaande, door de bevoegde autoriteit van het land van productie ondertekende verklaring:
Dit product bevat of is uitsluitend afkomstig van vlees, met uitzondering van slachtafval en ruggenmerg, van wilde hertachtigen die bij histopathologisch of immunohistochemisch onderzoek of met behulp van een andere door de bevoegde autoriteit erkende diagnostische methode negatief zijn bevonden op Chronic Wasting Disease en is niet afkomstig van dieren uit een gebied waar in de afgelopen drie jaar gevallen van Chronic Wasting Disease zijn vastgesteld of die ziekte officieel vermoed wordt.
3
De invoer in de Unie van lokstoffen voor de jacht op basis van urine van hertachtigen is verboden.
Hoofdstuk H. Invoer van sperma en embryo's van schapen en geiten
Voor de invoer van sperma en embryo's van schapen en geiten in de Unie is een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat de donordieren:
- 1.
sinds de geboorte ononderbroken zijn gehouden in een land dat aan de volgende voorwaarden voldoet:
- a)
er geldt een aangifteplicht voor klassieke scrapie;
- b)
er is een systeem van bewustmaking, bewaking en toezicht;
- c)
schapen en geiten met klassieke scrapie worden gedood en volledig vernietigd;
- d)
in het hele land is het vervoederen van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren (Terrestrial Animal Health Code) van de OIE, aan schapen en geiten al ten minste gedurende de voorafgaande zeven jaar verboden en dat verbod wordt ook daadwerkelijk toegepast, en
- 2.
gedurende een periode van drie jaar voorafgaande aan de datum waarop het uitgevoerde sperma of de uitgevoerde embryo's zijn gewonnen, ononderbroken zijn gehouden op een of meer bedrijven die gedurende die periode aan alle vereisten van bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, punt 1.3, onder a) tot en met f), hebben voldaan, tenzij het bedrijf een spermacentrum is, mits het spermacentrum voldoet aan de voorwaarden van punt 1.3, onder c), iv), van die afdeling, of
- a)
als het gaat om sperma van schapen, dat sperma is gewonnen van rammen met prioneiwitgenotype ARR/ARR en als het gaat om sperma van geiten, dat sperma is gewonnen van bokken die drager zijn van ten minste één van de K222-, D146- of S146-allelen, of
- b)
als het gaat om embryo’s van schapen, die embryo’s drager zijn van ten minste één ARR-allel en als het gaat om embryo’s van geiten, die embryo’s drager zijn van ten minste één van de K222-, D146- of S146-allelen.
Voetnoten
Beschikking 2007/453/EG van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naar gelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84).