Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 999/2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 20-04-2009
- Bronpublicatie:
11-03-2009, PbEU 2009, L 87 (uitgifte: 01-01-2009, regelingnummer: 220/2009)
- Inwerkingtreding
20-04-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-03-2009, PbEU 2009, L 87 (uitgifte: 01-01-2009, regelingnummer: 220/2009)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 152, lid 4, onder b),
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Al verscheidene jaren worden bij mens en dier, doch gescheiden van elkaar, diverse vormen van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) geconstateerd. Boviene spongiforme encefalopathie (BSE) is in 1986 voor het eerst bij runderen en in de daaropvolgende jaren ook bij andere diersoorten geconstateerd. In 1996 is er een nieuwe variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob (nv-CJD) beschreven. De bewijzen dat het BSE-agens gelijkenis vertoont met het agens dat verantwoordelijk is voor de nieuwe variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob stapelen zich op.
- (2)
De Gemeenschap heeft sedert 1990 een aantal maatregelen vastgesteld om mens en dier tegen BSE te beschermen. Die maatregelen zijn gebaseerd op de vrijwaringsbepalingen in de richtlijnen van de Raad betreffende veterinaire bestrijdingsmaatregelen. Gezien de omvang van het risico dat bepaalde TSE's voor de gezondheid van mens en dier meebrengen, is het passend specifieke voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing vast te stellen.
- (3)
De onderhavige verordening heeft rechtstreeks met de volksgezondheid te maken en is relevant voor de werking van de interne markt. Zij hebben zowel betrekking op de in bijlage II bij het Verdrag genoemde als op niet daarin genoemde producten. Het is derhalve passend artikel 152, lid 4, onder b), van het Verdrag als rechtsgrondslag te nemen.
- (4)
De Commissie heeft over diverse aspecten van de TSE's wetenschappelijk advies ingewonnen, met name van de Wetenschappelijke Stuurgroep en het Wetenschappelijk Comité inzake veterinaire maatregelen met betrekking tot de volksgezondheid. Die adviezen behelzen ook maatregelen om het potentiële risico voor mens en dier in verband met blootstelling aan geïnfecteerde producten van dierlijke oorsprong te verminderen.
- (5)
De voorschriften dienen van toepassing te zijn op de productie en het in de handel brengen van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong. Zij dienen evenwel niet op cosmetische producten, geneesmiddelen, medische hulpmiddelen, alsmede op uitgangsmateriaal of tussenproducten voor die producten en hulpmiddelen van toepassing te zijn, waarvoor specifieke voorschriften gelden, met name aangaande het niet gebruiken van gespecificeerd risicomateriaal. Zij dienen evenmin van toepassing te zijn op producten van dierlijke oorsprong die voor de gezondheid van mens of dier geen risico opleveren aangezien zij voor andere doeleinden dan voedingsmiddelen, diervoeders of meststoffen bestemd zijn. Gewaarborgd moet worden dat van het toepassingsgebied van deze verordening uitgesloten producten van dierlijke oorsprong gescheiden blijven van die welke wel daaronder vallen, tenzij zij aan ten minste dezelfde gezondheidsnormen beantwoorden als laatstbedoelde producten.
- (6)
Er moet worden voorzien in door de Commissie vast te stellen vrijwaringsmaatregelen in gevallen waarin de bevoegde autoriteit van een lidstaat of een derde land niet adequaat op een risico in verband met een TSE heeft ingespeeld.
- (7)
Er dient een procedure te worden vastgesteld om voor een lidstaat, een derde land of een gebied daarvan (hierna: ‘landen of gebieden’) de epizoötiologische status ten aanzien van BSE te bepalen en aan de hand van de beschikbare informatie het risico (‘incident risk’) te beoordelen van het uitbreken en zich verspreiden van BSE en de blootstelling van de mens aan BSE. De lidstaten en derde landen die verkiezen om geen aanvraag tot bepaling van hun status in te dienen, moeten door de Commissie op basis van alle gegevens waarover zij beschikt, in een categorie worden ingedeeld.
- (8)
De lidstaten dienen scholingsprogramma's in te stellen voor al wie bij de preventie en de bestrijding van de TSE's betrokken is, alsmede voor dierenartsen, veehouders en al wie bij het vervoer, het in de handel brengen en het slachten van landbouwhuisdieren betrokken is.
- (8 bis)
Het gebruik van bepaalde verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van niet-herkauwers in de voeding van niet-herkauwers dient te worden toegestaan, met inachtneming van het anti-kannibalisme-beginsel overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (4) en overeenkomstig de controle-aspecten met name in verband met de differentiatie van verwerkte dierlijke eiwitten die voor bepaalde soorten specifiek zijn zoals bepaald in de Mededeling betreffende het TSE-stappenplan die op 15 juli 2005 door de Commissie is goedgekeurd.
- (9)
De lidstaten dienen jaarlijks een programma voor toezicht op BSE en scrapie uit te voeren en de Commissie en de andere lidstaten van de resultaten van dat programma en van de eventuele gevallen van andere TSE's in kennis te stellen.
- (10)
Bepaalde weefsels van herkauwers dienen op basis van de pathogenese van TSE's en van de epizoötiologische status van het land of het gebied van oorsprong of verblijf van het betrokken dier als gespecificeerd risicomateriaal te worden aangemerkt. Gespecificeerd risicomateriaal moet op zodanige wijze verwijderd en vernietigd worden dat elk gevaar voor de gezondheid van mens of dier wordt vermeden. Het mag met name niet in de handel worden gebracht voor gebruik in voedingsmiddelen, diervoeders of meststoffen. Er dient evenwel voor te worden gezorgd dat een gelijkwaardig niveau van bescherming van de gezondheid kan worden verkregen door op individuele dieren een test op TSE's uit te voeren, zodra die test volledig gevalideerd is. Slachttechnieken waarbij het gevaar bestaat dat hersenmateriaal ander weefsel besmet, mogen niet worden toegestaan in andere landen of gebieden dan die waar het BSE-risico het geringst is.
- (11)
Er dienen maatregelen te worden getroffen om overdracht van TSE's op mens of dier te voorkomen door een verbod in te stellen op de vervoedering van bepaalde soorten dierlijke eiwitten aan bepaalde soorten dieren en op het gebruik in voedingsmiddelen van bepaalde soorten materiaal die afgeleid zijn van herkauwers. Die verbodsbepalingen moeten in verhouding staan tot de risico's.
- (11 bis)
In zijn resolutie van 28 oktober 2004 (5) sprak het Europees Parlement zijn bezorgdheid uit over het vervoederen van dierlijke eiwitten aan herkauwers, omdat zij geen bestanddeel van de natuurlijke voeding van volwassen runderen zijn. Na de BSE-crisis en de crisis met de mond-en-klauwzeerziekte is men er steeds meer doordrongen van geraakt dat de gezondheid van mensen en dieren het beste kan worden gewaarborgd door dieren te houden en te voeden op een wijze die is afgestemd op de specifieke kenmerken van elke soort. Overeenkomstig het voorzorgsbeginsel en gelet op de natuurlijke voeding en leefomstandigheden van herkauwers is het derhalve noodzakelijk om het verbod op het vervoederen van dierlijke eiwitten aan herkauwers in vormen die normaal geen bestanddeel uitmaken van hun natuurlijke voeding, te handhaven.
- (11 ter)
Separatorvlees wordt verkregen door het vlees op een zodanige wijze van de beenderen te verwijderen dat de spierweefselstructuur verloren gaat of verandert. Het kan delen van de beenderen of het periosteum (beenvlies) bevatten. Derhalve is separatorvlees niet vergelijkbaar met gewoon vlees. Daarom moet het gebruik ervan voor menselijke consumptie worden heroverwogen.
- (12)
Steeds wanneer bij een dier een TSE wordt vermoed dient dit te worden gemeld aan de bevoegde autoriteit, die onverwijld de nodige maatregelen dient te treffen en met name het verdachte dier, in afwachting van het resultaat van het onderzoek, aan verplaatsingsbeperkingen dient te onderwerpen of het onder officieel toezicht te laten doden. Wanneer de bevoegde autoriteit de mogelijkheid van een TSE niet kan uitsluiten dient zij de geëigende onderzoeken te verrichten en, totdat er een diagnose is gesteld, het kadaver onder officieel toezicht te houden.
- (13)
Wanneer de aanwezigheid van een TSE officieel is bevestigd moet de bevoegde autoriteit de nodige maatregelen nemen, met name de destructie van het kadaver, onderzoeken welke dieren een risico opleveren, en het onderwerpen aan verplaatsingsbeperkingen van de aldus aangewezen dieren en producten van dierlijke oorsprong. De eigenaars dienen onverwijld te worden vergoed voor de dieren en producten van dierlijke oorsprong die op grond van deze verordening zijn vernietigd.
- (14)
De lidstaten dienen noodplannen op te stellen met de nationale maatregelen die bij een BSE-uitbraak moeten worden genomen. Die plannen dienen door de Commissie te worden goedgekeurd. Dit voorschrift moet tot andere TSE's dan BSE worden uitgebreid.
- (15)
Er dienen voorschriften te worden vastgesteld voor het in de handel brengen van bepaalde levende dieren en producten van dierlijke oorsprong. De bestaande communautaire regelgeving inzake identificatie en registratie van runderen voorziet in een systeem aan de hand waarvan dieren overeenkomstig de internationale normen tot bij het moederdier en het beslag van oorsprong kunnen worden getraceerd. Er dienen gelijkwaardige garanties te worden geboden voor uit derde landen ingevoerde runderen. Wanneer de onder deze voorschriften begrepen dieren en producten van dierlijke oorsprong in het intracommunautaire handelsverkeer worden gebracht of uit derde landen worden ingevoerd, dienen zij vergezeld te gaan van de krachtens de communautaire wetgeving vereiste certificaten, waarin in voorkomend geval de bij deze verordening vastgestelde aanvullingen zijn opgenomen.
- (16)
Het in de handel brengen van bepaalde producten van dierlijke oorsprong, afkomstig van runderen in hoogrisicogebieden, dient te worden verboden. Dit verbod behoeft evenwel niet te gelden voor bepaalde producten van dierlijke oorsprong die onder gecontroleerde omstandigheden zijn vervaardigd uit dieren ten aanzien waarvan kan worden aangetoond dat zij wat betreft TSE's geen hoog infectierisico vormen.
- (17)
Om de inachtneming van de voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van TSE's te garanderen, moeten er monsters voor laboratoriumonderzoek worden genomen op basis van een vooraf vastgesteld protocol waarmee een volledig epizoötiologisch beeld van de TSE-situatie gegeven kan worden. Om de nodige uniformiteit inzake testprocedures en -resultaten te garanderen, dienen er nationale en communautaire referentielaboratoria te worden aangewezen, alsmede betrouwbare wetenschappelijke methoden, waaronder snelle specifieke TSE-tests. Er dient zoveel mogelijk gebruik gemaakt te worden van snelle tests.
- (18)
In de lidstaten dienen communautaire inspecties te worden verricht om voor een eenvormige toepassing van de voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van TSE's te zorgen; die inspecties moeten auditprocedures omvatten. Om erop toe te zien dat de door derde landen bij invoer in de Gemeenschap van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong in de Gemeenschap geboden garanties gelijkwaardig zijn aan de in de Gemeenschap geëiste garanties, dienen er communautaire inspecties en controles ter plaatse te worden verricht om na te gaan of de exporterende derde landen aan de invoervoorschriften voldoen.
- (19)
De in verband met TSE's vastgestelde maatregelen voor het handelsverkeer dienen, waar mogelijk, op bestaande internationale normen, richtsnoeren en aanbevelingen te berusten. Er kunnen echter wetenschappelijk verantwoorde maatregelen worden vastgesteld die in een hoger niveau van gezondheidsbescherming resulteren, indien met de op de relevante internationale normen, richtsnoeren en aanbevelingen berustende maatregelen geen adequaat niveau van gezondheidsbescherming kan worden bereikt.
- (20)
Deze verordening moet opnieuw worden bezien als er nieuwe wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn.
- (21)
Er dienen in het kader van deze verordening overgangsmaatregelen te worden vastgesteld voor het gebruik van gespecificeerd risicomateriaal.
- (22)
De voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijke maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (6).
- (23)
Daartoe dient te worden voorzien in procedures waarbij in het Permanent Veterinair Comité, het Permanent Comité voor veevoeders en het Permanent Comité voor levensmiddelen een nauwe, doeltreffende samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten tot stand komt.
- (24)
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 45 van 19.2.1999, blz. 2 en PB C 120 E van 24.4.2001, blz. 89.
PB C 258 van 10.9.1999, blz. 19.
Advies van het Europees Parlement van 17 mei 2000 (PB C 59 van 23.2.2001, blz. 93), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 12 februari 2001 (PB C 88 van 19.3.2001, blz. 1), en besluit van het Europees Parlement van 3 mei 2001.
PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 208/2006 van de Commissie (PB L 36 van 8.2.2006, blz. 25).
PB C 174 E van 14.7.2005, blz. 178.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.