Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 999/2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën
Bijlage I Specifieke definities
Geldend
Geldend vanaf 02-07-2020
- Bronpublicatie:
11-06-2020, PbEU 2020, L 184 (uitgifte: 12-06-2020, regelingnummer: 2020/772)
- Inwerkingtreding
02-07-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-06-2020, PbEU 2020, L 184 (uitgifte: 12-06-2020, regelingnummer: 2020/772)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
1
Voor de toepassing van deze verordening gelden de onderstaande definities van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad (1), Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie (2), Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (3), Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad (4), Richtlijn 2006/88/EG van de Raad (5) en Verordening (EU) 2016/1012 van het Europees Parlement en de Raad (6):
- a)
de definitie van ‘landbouwhuisdieren’ in artikel 3, punt 6, van Verordening (EG) nr. 1069/2009;
- b)
de volgende definities in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 142/2011:
- i)
‘pelsdieren’ in punt 1;
- ii)
‘bloedproducten’ in punt 4;
- iii)
‘verwerkte dierlijke eiwitten’ in punt 5;
- iv)
‘vismeel’ in punt 7;
- v)
‘collageen’ in punt 11;
- vi)
‘gelatine’ in punt 12;
- vii)
‘gehydrolyseerde eiwitten’ in punt 14;
- viii)
‘blikvoeder voor gezelschapsdieren’ in punt 16;
- ix)
‘voeder voor gezelschapsdieren’ in punt 19;
- x)
‘verwerkt voeder voor gezelschapsdieren’ in punt 20;
- c)
de definitie van ‘diervoeders’ in artikel 3, punt 4, van Verordening (EG) nr. 178/2002;
- d)
- i)
‘voedermiddelen’ in artikel 3, lid 2, onder g);
- ii)
‘mengvoeders’ in artikel 3, lid 2, onder h);
- iii)
‘volledige diervoeders’ in artikel 3, lid 2, onder i).
- iv)
‘etiket’ in artikel 3, lid 2, onder t).
- e)
- i)
‘aquacultuurdier’ in artikel 3, lid 1, onder b);
- ii)
‘waterdier’ in artikel 3, lid 1, onder e);
- f)
de definitie van ‘met uitsterven bedreigd ras’ in artikel 2, punt 24, van Verordening (EU) 2016/1012.
2
Voorts gelden voor de toepassing van deze verordening de volgende definities:
- a)
‘inheems geval van BSE’: een geval van boviene spongiforme encefalopathie waarvan niet duidelijk is vastgesteld dat het rechtstreeks toe te schrijven is aan besmetting die voorafging aan de invoer van het levende dier;
- b)
‘cohort’: een groep dieren die alle runderen omvat die:
- i)
in de twaalf maanden voor of na de geboorte van een ziek rund geboren zijn in het beslag waarin het zieke rund geboren is, of
- ii)
op een bepaald moment in de eerste twaalf maanden van hun leven samen met een ziek rund in de eerste twaalf maanden van zijn leven opgefokt zijn;
- c)
‘indexgeval’: het eerste dier op een bedrijf of in een epidemiologisch gedefinieerde groep, waarbij een TSE-besmetting bevestigd is;
- d)
‘TSE bij kleine herkauwers’: een geval van overdraagbare spongiforme encefalopathie dat bij een schaap of een geit wordt vastgesteld na een bevestigend onderzoek naar abnormaal PrP-eiwit;
- e)
‘geval van scrapie’: een bevestigd geval van een overdraagbare spongiforme encefalopathie bij een schaap of een geit waarbij een diagnose van BSE is uitgesloten overeenkomstig de criteria van het technisch handboek van het referentielaboratorium van de Europese Unie over de karakterisering van TSE-stammen bij kleine herkauwers (7);
- f)
‘geval van klassieke scrapie’: een bevestigd geval van scrapie dat als klassiek wordt geclassificeerd overeenkomstig de criteria van het technisch handboek van het referentielaboratorium van de Europese Unie over de karakterisering van TSE-stammen bij kleine herkauwers;
- g)
‘geval van atypische scrapie’: een bevestigd geval van scrapie dat van klassieke scrapie kan worden onderscheiden overeenkomstig de criteria van het technisch handboek van het referentielaboratorium van de Europese Unie over de karakterisering van TSE-stammen bij kleine herkauwers;
- h)
‘prioneiwitgenotype’: bij schapen, een combinatie van twee allelen als beschreven in punt 1 van bijlage I bij Beschikking 2002/1003/EG van de Commissie (8);
- i)
‘BSE-geval’: een geval van BSE dat in een nationaal referentielaboratorium is bevestigd volgens de methoden en protocollen in bijlage X, hoofdstuk C, punt 3.1, onder a) en b);
- j)
‘geval van klassieke BSE’: een geval van BSE dat als zodanig wordt geclassificeerd overeenkomstig de criteria van de methode van het referentielaboratorium van de Europese Unie voor de classificatie van TSE-isolaten van runderen (9);
- k)
‘geval van atypische BSE’: een geval van BSE dat niet als een geval van klassieke BSE kan worden geclassificeerd volgens de criteria van de methode van het referentielaboratorium van de Europese Unie voor de classificatie van TSE-isolaten van runderen;
- l)
‘schapen en geiten ouder dan 18 maanden’: schapen en geiten
- i)
waarvan de leeftijd wordt bevestigd door de in artikel 3, lid 1, onder b), c) en d), van Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad (10) bedoelde registers of verplaatsingsdocumenten, of
- ii)
waarbij meer dan twee van de blijvende snijtanden door het tandvlees zijn gebroken;
- m)
‘gekweekte insecten’: landbouwhuisdieren, zoals beschreven in artikel 3, lid 6, onder a), van Verordening (EG) nr. 1069/2009, van die insectensoorten die zijn toegestaan voor de productie van verwerkte dierlijke eiwitten, overeenkomstig bijlage X, hoofdstuk II, afdeling 1, deel A, punt 2, bij Verordening (EU) nr. 142/2011;
- n)
‘zelf mengende veehouders’: veehouders die mengvoeders mengen voor het exclusieve gebruik in hun eigen bedrijf;
- o)
‘als landbouwdier gehouden en in gevangenschap levende hertachtigen’: dieren van de familie Cervidae die door de mens worden gehouden in een gesloten gebied;
- p)
‘wilde hertachtigen’: dieren van de familie Cervidae die niet door de mens worden gehouden;
- q)
‘semigedomesticeerde hertachtigen’: dieren van de familie Cervidae die door de mens worden gehouden, maar niet in een gesloten gebied.
Voetnoten
Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1.)
Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (PB L 54 van 26.2.2011, blz. 1.)
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.)
Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 79/373/EEG van de Raad, Richtlijn 80/511/EEG van de Commissie, Richtlijnen 82/471/EEG, 83/228/EEG, 93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG van de Raad en Beschikking 2004/217/EG van de Commissie (PB L 229 van 1.9.2009, blz. 1.)
Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (PB L 328 van 24.11.2006, blz. 14.)
Verordening (EU) 2016/1012 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de zoötechnische en genealogische voorwaarden voor het fokken van, de handel in en de binnenkomst in de Unie van raszuivere fokdieren, hybride fokvarkens en levende producten daarvan en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 652/2014, de Richtlijnen 89/608/EEG en 90/425/EEG van de Raad en tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van dierfokkerij (‘Fokkerijverordening’) (PB L 171 van 29.6.2016, blz. 66).
PB L 349 van 24.12.2002, blz. 105.
PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8.