Het Hof spreekt van “onder 4 eerste cumulatief/alternatief”.
HR, 11-02-2014, nr. 12/05353
ECLI:NL:HR:2014:299
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-02-2014
- Zaaknummer
12/05353
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:299, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑02‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2505, Gevolgd
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2012:BY1164, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:PHR:2013:2505, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 03‑12‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:299, Gevolgd
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑06‑2013
- Vindplaatsen
NJ 2014/136 met annotatie van
SR-Updates.nl 2014-0077
Uitspraak 11‑02‑2014
Inhoudsindicatie
Grondslagverlating. Art. 312.1 Sr. De opvatting dat in geval diefstal is voorafgegaan door of vergezeld van geweld a.b.i. art. 312.1 Sr geen sprake kan zijn van het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, is gelet op de strekking van deze bepaling om diefstal onder verzwarende omstandigheden strafbaar te stellen onjuist.
Partij(en)
11 februari 2014
Strafkamer
nr. 12/05353
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 oktober 2012, nummer 22/000594-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof wat betreft het onder 4 tenlastegelegde de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten voor zover is bewezenverklaard dat de diefstal is voorafgegaan en vergezeld van geweld met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
2.2.1.
Aan de verdachte is - voor zover in cassatie van belang - onder 4 tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 10 september 2010 te Noordwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de Schoolstraat, althans op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans een of meer, (geld)koffer(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- slaan/stompen in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van [slachtoffer] en/of
- sprayen van een bijtende/prikkelende substantie in het gezicht van [slachtoffer] en/of
- rukken/trekken aan een/de arm(en) van [slachtoffer] en/of aan die koffer(s), die door [slachtoffer] vastgehouden werd(en)."
2.2.2.
Het Hof heeft daarvan bewezenverklaard dat:
"hij op 10 september 2010 te Noordwijk tezamen en in vereniging met anderen, op de Schoolstraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (geld)koffer toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit het
- slaan in/tegen het gezicht en tegen het hoofd en tegen het lichaam van [slachtoffer] en
- sprayen van een bijtende/prikkelende substantie in het gezicht van [slachtoffer] en
- rukken/trekken aan een arm van [slachtoffer] en/of aan die koffer, die door [slachtoffer] vastgehouden werd."
2.2.3.
De tenlastelegging onder 4 is toegesneden op art 312, eerste lid, Sr. Deze bepaling luidt:
"Met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren."
2.3.
Het middel berust op de opvatting dat in geval diefstal is voorafgegaan door of vergezeld van geweld als bedoeld in art. 312, eerste lid Sr geen sprake kan zijn van het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren. Die opvatting is gelet op de strekking van deze bepaling om diefstal onder verzwarende omstandigheden strafbaar te stellen echter onjuist.
2.4.
Het middel faalt.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 februari 2014.
Conclusie 03‑12‑2013
Inhoudsindicatie
Grondslagverlating. Art. 312.1 Sr. De opvatting dat in geval diefstal is voorafgegaan door of vergezeld van geweld a.b.i. art. 312.1 Sr geen sprake kan zijn van het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, is gelet op de strekking van deze bepaling om diefstal onder verzwarende omstandigheden strafbaar te stellen onjuist.
Nr. 12/05353 Zitting: 3 december 2013 | Mr. Knigge Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het Gerechtshof te ’s-Gravenhage heeft bij arrest van 25 oktober 2012 verdachte wegens 1. “openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen”, 2. primair “medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden” en 4. eerste cumulatief/alternatief “diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Hof de gevangenneming van de verdachte bevolen. Ten slotte heeft het Hof de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij tot € 390,00 toegewezen en de verdachte een schadevergoedingsmaatregel terzake opgelegd, een en ander als omschreven in het bestreden arrest.
2. Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.
3. Namens verdachte heeft mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, twee middelen van cassatie voorgesteld.
4. Het eerste middel
4.1.
Het middel klaagt dat het Hof, door onder 4 bewezen te verklaren dat de verdachte medepleger is van een diefstal die is voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, het wettelijk kader van art. 312 Sr heeft miskend en de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten, althans heeft het Hof daarmee blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.
4.2.
Aan de verdachte is onder 4 (parketnummer 09-607963-10) primair1.tenlastegelegd dat:
“hij op of omstreeks 10 september 2010 te Noordwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de Schoolstraat, althans op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, althans een of meer, (geld)koffer(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- slaan/stompen in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van [slachtoffer] en/of
- sprayen van een bijtende/prikkelende substantie in het gezicht van [slachtoffer] en/of
- rukken/trekken aan een/de arm(en) van [slachtoffer] en/of aan die koffer(s), die door [slachtoffer] vastgehouden werd(en);”
4.3.
Daarvan heeft het Hof bewezenverklaard dat:
“hij op 10 september 2010 te Noordwijk tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, op de Schoolstraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (geld)koffer toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit het
- slaan in/tegen het gezicht en tegen het hoofd en tegen het lichaam van [slachtoffer] en
- sprayen van een bijtende/prikkelende substantie in het gezicht van [slachtoffer] en
- rukken/trekken aan een arm van [slachtoffer] en/of aan die koffer, die door [slachtoffer] vastgehouden werd.”
4.4.
De tenlastelegging en bewezenverklaring zijn toegesneden op art. 312 lid 1 Sr. Dat artikellid luidt:
“Met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.”
4.5.
Het middel berust in de eerste plaats op de opvatting dat geweld dat is voorafgegaan aan de diefstal slechts kan worden gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden. Voorts berust het middel op de opvatting dat geweld dat is gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad van de diefstal aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, slechts kan zien op geweld dat op de diefstal is gevolgd. Ter onderbouwing van die opvattingen wordt aangevoerd dat in de rechtspraak “voortdurend, enkele uitzonderingen daargelaten” het bestanddeel “voorafgegaan van geweld” wordt gekoppeld aan het oogmerk om de diefstal voor te bereiden, dat het bestanddeel “vergezeld van geweld” wordt gekoppeld aan het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en dat het bestanddeel “gevolgd van geweld” wordt gekoppeld aan het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf (en aan zijn mededaders) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
4.6.
Ik merk op dat het mij niet bevreemdt als het (inderdaad) zo zou zijn dat in de rechtspraak de hiervoor bedoelde “koppelingen” het meeste voorkomen. Het ligt immers voor de hand dat bijvoorbeeld geweld dat voorafgaat aan een diefstal wordt gepleegd met het oogmerk om iemand te kúnnen bestelen en derhalve die diefstal voor te bereiden. Dat neemt niet weg dat aan de enkele omstandigheid dat bepaalde koppelingen vaak voorkomen niet de conclusie kan worden verbonden dat andere koppelingen niet rechtens zouden zijn. De werkelijkheid, waarmee het recht rekening heeft te houden, is nu eenmaal dat de dader met het geweld dat hij pleegt meer oogmerken tegelijk kan hebben. Zo is het bij bijvoorbeeld een overval op een bank ‘handig’ om eerst de bewakers uit te schakelen (bijvoorbeeld door ze vast te binden). Dat is niet alleen een voorbereiding op de diefstal, het maakt die diefstal ook gemakkelijk en het maakt bovendien dat de daders er ongestoord met de buit vandoor kunnen gaan.2.Dat alles zal bij een beetje dader ook precies de bedoeling zijn. Bij dit alles komt dat de ratio legis bepaald niet dwingt tot de gewrongen onderscheidingen die het middel voorstaat. Het in art. 312 Sr bedoelde geweld (of de bedreiging daarmee) wordt niet op zichzelf bestraft, maar omdat het de aard van de diefstal ernstiger maakt. Het artikel is dus als één geheel gedacht, als een diefstal onder verzwarende omstandigheden.3.Voor het rechtsgevolg maakt het derhalve niet uit of het geweld is gepleegd voorafgaande, tijdens of na de diefstal en met welk van de in art. 312 Sr bedoelde oogmerken dat geweld is gepleegd.
4.7.
Steun voor deze benadering is te vinden in HR 1 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:819. In die zaak was de verdachte veroordeeld voor gekwalificeerde doodslag (art. 288 Sr). De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting onjuist is dat van het oogmerk om aan zichzelf of andere deelnemers het bezit van het wederrechtelijk “verkregene” te verzekeren, pas sprake kan zijn nadat het strafbare feit waarmee de doodslag samenhangt, is voltooid. Van een koppeling zoals in het middel wordt voorgestaan, wilde de Hoge Raad dus niet weten. Dit ondanks het taalkundige argument dat van het “verkregene” pas sprake kan zijn na de voltooiing van het misdrijf. Juist de wetsgeschiedenis – waaraan de steller van het middel een argument meent te kunnen ontlenen – wees in andere richting.4.Gelet op de overeenkomstige structuur van de artikelen 288 en 312 Sr is het oordeel van de Hoge Raad mijns inziens ook van toepassing op art. 312 Sr.
4.8.
Door bewezen te verklaren dat de verdachte medepleger is van een diefstal die is voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, heeft het Hof de grondslag van de tenlastelegging dan ook niet verlaten en evenmin blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.
4.9.
Het middel faalt.
5. Het tweede middel
5.1.
Het middel klaagt dat het onder 4 bewezenverklaarde onvoldoende met redenen is omkleed, nu uit de bewijsmiddelen niet kan blijken dat de diefstal is voorafgegaan van geweld en/of uit de bewijsmiddelen niet kan blijken dat het geweld is gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
5.2.
Het onder 4 bewezenverklaarde berust onder meer op de volgende bewijsmiddelen:
2. Een proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 10 september 2010 van Politie Hollands Midden met nr. PL1612 2010139314-1 (blz. 28 tot en met 30 van dossiernummer PL1611/2010 139314). Dit proces-verbaal houdt onder meer in:
als de op 10 september 2010 afgelegde verklaring – zakelijk weergegeven - van [slachtoffer]:
Op 10 september 2010 werd op de [a-straat 1] te Noordwijk een overval gepleegd. Ik ben eigenaar van "[A]" een bedrijf voor sport en feesten. Ik heb de weekopbrengst in een koffer gedaan. Ik had de administratie van die week in een andere koffer gedaan. Op 10 september 2010 omstreeks 03.30 uur kwam ik aan op de [a-straat] te Noordwijk. Ik liep naar mijn woning. Ik had de twee koffers bij mij. In mijn rechterhand de koffer met administratie en in mijn linkerhand de koffer met de weekopbrengst. Toen ik bij mijn woning aankwam, zag ik twee mannen op mij af komen rennen. De twee mannen kwamen vanaf een slopje ter hoogte van [a-straat 2]. Ze kwamen op mij afrennen en vlogen mij om mijn nek. Ik kreeg gelijk pepperspray in mijn gezicht gespoten. Ik hield mijn koffers stevig vast. De twee mannen begonnen mij te slaan. Ik heb de rechter koffer losgelaten. Ik voelde klappen op mijn romp en mijn gezicht. Ik heb door het slaan de andere koffer ook los moeten laten.
Ik zag dat de twee mannen richting de De Ruijterstraat renden. Ik zag op de kruising De Ruijterstraat met de Julianastraat een geparkeerd staan (het hof begrijpt: "een auto geparkeerd staan"). Ik zag dat een van de verdachten mijn koffer in die auto gooide. Ik heb samen met nog twee mannen een verdachte vastgepakt. Ik heb zijn bivakmuts van zijn hoofd getrokken. Ik heb die jongen eerder gezien, ik kende hem van gezicht. Ze hebben mij opgewacht en moesten hebben geweten dat ik met de weekopbrengst naar huis zou komen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
3. Een proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 10 september 2010 van Politie Hollands Midden met nr. PL1614 2010139314-19 (blz. 33 tot en met 36 van dossiernummer PL1611/2010 139314). Dit proces-verbaal houdt onder meer in:
als de op 10 september 2010 afgelegde verklaring – zakelijk weergegeven - van [slachtoffer]:
Op 9 september 2010 was ik aan het werk in party – en sportcentrum "[A]". Deze dag hebben wij de hoogste omzet ooit gedraaid. Iedereen wist dat de omzet hoog was, het was erg druk deze dag. Ik heb het geld in een koffer gedaan. Er zat ongeveer tussen de € 28.000,- en € 30.000,- in de koffer. Op 10 september 2010 ben ik naar mijn woning gelegen aan de [a-straat 1] te Noordwijk gereden. Ik liep met de twee koffers in mijn hand naar mijn woning. Opeens zag ik dat er twee personen op mij af kwamen rennen. Ik zag dat beide personen een bivakmuts op hadden. Ik zag en voelde dat beide personen op mij sprongen. Ik zag en voelde dat ze op mij in begonnen te beuken. Ik voelde meteen een vloeibare straal in mijn ogen die heel erg prikte. Ik wist dat dit pepperspray was. De straal pepperspray was zoveel dat ook mijn hele borst daarvan nat was. Ik liet de administratiekoffer los en ik hield de geldkoffer goed vast. Er zat zoveel geld in de koffer dat ik niet van plan was deze los te laten. Ik voelde dat ik aan de rechterkant van mijn hoofd ter hoogte van mijn slaap gestompt werd. Ik voelde dat ik aan de rechterzijde van mijn maag gestompt werd. Ik voelde dat er met kracht werd geslagen. Ik werd nog om mijn keel gepakt en heb nog meerdere klappen gehad. Ik voelde dat er aan mijn arm, waar ik de koffer met geld in vast had, getrokken en geslagen werd. Ik liet de koffer los en ik zag dat een van de mannen met de koffer wegrende richting de De Ruijterstraat. Ik noem deze persoon vanaf nu man 1. Ik lag op dat moment op de grond en ik had de andere man nog vast. Ik zag dat de andere man vervolgens los kwam en ook wegrende richting de De Ruijterstraat. Ik noem deze persoon vanaf nu man 2. Ik ben er meteen achteraan gerend. Ik zag dat man 1 een stuk voor man 2 rende. Ik zag dat beide mannen links afsloegen de De Ruijterstraat in. In de De Ruijterstraat zag ik dat man 1 op ongeveer een halve straatlengte afstand van mij af rende. Ik zag dat man 2 ongeveer 20 à 30 meter achter man 1 rende. Ik zag dat man 1 de koffer in zijn hand had.
Ik zag dat [betrokkene] in de De Ruijterstraat man 2 tegenhield en vervolgens ben ik er ook bij gekomen. Ik had geen zicht meer op man 1, ik had nog wel gezien dat man 1 rechtsaf de Julianastraat in gerend was.
Ik zag een auto geparkeerd staan. Ik zag dat het linker portier open stond. Ik zag dat mijn koffer op de achterbank stond.”
5.3.
Uit deze bewijsmiddelen blijkt dat de verdachten op het slachtoffer kwamen afrennen, hem om zijn nek vlogen, pepperspray in zijn gezicht spoten, hem begonnen te slaan en te stompen, hem om zijn keel pakten en aan zijn arm - waarmee hij de koffer met geld vasthield - trokken en sloegen waarna hij de koffer met geld losliet. Het Hof kon dan ook oordelen dat een deel van het geweld aan de diefstal voorafging. Overigens ontgaat mij het belang bij deze klacht, nu ook met weglating van het bewezenverklaarde “welke diefstal werd voorafgegaan van geweld” de strafverzwaringsgrond uit art. 312 Sr aanwezig blijft, nu het Hof immers tevens heeft bewezenverklaard dat de diefstal werd vergezeld van geweld.
5.4.
Gelet op de hiervoor onder 5.2 weergegeven bewijsmiddelen is ’s Hofs oordeel dat het bewezenverklaarde geweld werd gepleegd met onder meer het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren niet onbegrijpelijk. Ook hier geldt overigens dat het belang van de klacht mij ontgaat, nu het Hof immers eveneens “het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken” heeft bewezenverklaard.
5.5.
Het middel faalt.
6. De middelen falen. Het tweede middel kan worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering.
7. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
8. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 03‑12‑2013
Machielse in Noyon Langemeijer Remmelink, aant. 2 bij art. 312 (bijgewerkt tot 1 augustus 2007).
Zie daarover de conclusie die aan het arrest voorafging (ECLI:NL:PHR:2013:842), waarnaar ik kortheidshalve verwijs.
Beroepschrift 14‑06‑2013
Aan de HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Zaak : [rekwirant] / OM
Raadsman : mr. M.L.M. van der Voet
Zaaknummer : S 12/05353
SCHRIFTUUR: houdende twee middelen van cassatie in de zaak van
[rekwirant], geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats]
gedetineerd in PI Heerhugowaard/Alkmaar, locatie Amerswiel.
Rekwirant van cassatie van een hem betreffend arrest van het Gerechtshof te 's‑Gravenhage, uitgesproken op 25 oktober 2012 onder rolnummer 22-000.594-12.
Middel I
Het recht is geschonden en/of vormen zijn verzuimd waarvan niet-naleving nietigheid meebrengt.
In het bijzonder zijn de artikelen 312 Sr en 348, 350, 358, 359 en 415 Sv geschonden, nu het hof ten aanzien van feit 4. heeft bewezenverklaard dat rekwirant medepleger is van een diefstal die is voorafgegaan en vergezeld van geweld gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren. Het hof heeft daarbij miskend dat een diefstal die is voorafgegaan door geweld slechts kan worden gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of het hof heeft miskend dat geweld dat is gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad van de diefstal aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, slechts kan zien op een diefstal die is gevolgd door dat geweld. Nu het hof bij de bewezenverklaring aldus het wettelijk kader van art. 312 Sr heeft miskend, dat —naar mag worden verondersteld— de steller van de tenlastelegging voor ogen stond, heeft het hof de grondslag van de tenlastelegging verlaten;
althans het hof door zijn kennelijke oordeel dat een diefstal die is voorafgegaan en vergezeld van geweld kan worden gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.
Toelichting
1.
Onder 4. is als eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegd:
‘dat hij op of omstreeks 10 september 2010 te Noordwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de Schoolstraat, althans op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans een of meer, (geld)koffer(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- —
slaan/stompen in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- —
sprayen van een bijtende/prikkelende substantie in het gezicht van die [slachtoffer] en/of
- —
rukken/trekken aan een/de arm(en) van die [slachtoffer] en/of aan die koffer(s), die door die [slachtoffer] vastgehouden werd(en);’
2.
Het hof heeft met betrekking tot dit feit bewezenverklaard:
‘dat hij op 10 september 2010 te Noordwijk tezamen en in vereniging met anderen, op de Schoolstraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldkoffer toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit het
- —
slaan in/tegen het gezicht en tegen het hoofd en tegen het lichaam van die [slachtoffer] en
- —
sprayen van een bijtende/prikkelende substantie in het gezicht van die [slachtoffer] en
- —
rukken/trekken aan een arm van die [slachtoffer] en/of aan die koffer, die door die [slachtoffer] vastgehouden werd;’
3.
Aldus heeft het hof vrijgesproken van o.m. de bestanddelen:
- —
diefstal gevolgd van geweld
- —
oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en bewezenverklaard de bestanddelen:
- —
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld
- —
oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
- —
oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
4.
Bovengenoemde bestanddelen zijn overgenomen uit de wettekst van artikel 312 lid 1 Sr dat als volgt luidt:
‘Met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren’
5.
In de rechtspraak1. zien we voortdurend dat het bestanddeel ‘voorafgegaan van geweld’ wordt gekoppeld aan het oogmerk om de diefstal voor te bereiden; dat het bestanddeel ‘vergezeld van geweld’ wordt gekoppeld aan het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken; en dat het bestanddeel ‘gevolgd van geweld’ wordt gekoppeld aan het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf (en aan zijn mededaders) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren. Hieraan kan de conclusie worden verbonden dat in de rechtspraak artikel 312 lid 1 zodanig wordt uitgelegd dat waar wordt tenlastegelegd dat de diefstal wordt voorafgegaan van geweld dat dient te gebeuren met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden; waar wordt tenlastegelegd dat een diefstal wordt vergezeld van geweld dat dient te gebeuren met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken; en waar wordt tenlastegelegd dat de diefstal wordt gevolgd door geweld dat dient te gebeuren met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf (en aan zijn mededaders) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
6.
Voor die conclusie is voeding te vinden in het oorspronkelijke wetsontwerp ‘Ontwerp strafregt 1879’, dat heeft geleid tot de invoering van het Wetboek van Strafrecht in 1886, waar artikel 339 Sr2. —voor zover hier van belang— als volgt luidt:
‘Met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden wordt gestraft diefstal, voorafgegaan of vergezeld door geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om dien diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken.’
De Memorie van Toelichting geeft bij dit artikel de volgende tekst:
‘Volgens de duidelijke woorden van het artikel moet de diefstal zijn voorafgegaan of vergezeld door het geweld of de bedreiging. Ten onregte wordt hier in sommige wetgevingen ook gewag gemaakt van geweld, gepleegd met het doel om het gestolene in veiligheid te brengen. Alleen dan toch kan het geweld als eene verzwarende omstandigheid van den diefstal worden aangemerkt, wanneer het de strekking heeft om den diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken. Later gepleegd geweld levert een afzonderlijk misdrijf op en kan aanleiding geven dat de straf des daders, volgens de in het eerste boek omschreven regelen nopens den samenloop, wordt verhoogd.’
Tijdens de parlementaire behandeling is aan de oorspronkelijke tekst toegevoegd het bestanddeel: ‘of gevolgd van geweld ’ alsmede: ‘of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren’.
7.
Aldus lijkt de wetgever de onder 5. genoemde koppelingen voor ogen te hebben gehad, in ieder geval waar het ‘diefstal, gevolgd van geweld’ betreft.
8.
Jurisprudentie van Uw Raad heb ik op dit punt in slechts zeer beperkte mate aangetroffen. Ten aanzien van artikel 288 Sr dat een vergelijkbare structuur kent als artikel 312 Sr heeft Uw Raad in een stokoud arrest geoordeeld dat het oogmerk als bedoeld in artikel 288 Sr uiteen kan lopen.3. Voor zover dat arrest doorwerkt naar artikel 312 Sr lijkt dat toch in ieder geval niet te stroken met hetgeen hiervoor onder 6. en 7. ten aanzien van ‘diefstal gevolgd van geweld’ is opgemerkt.
In zoverre kan in dit verband hoogstens worden aangenomen dat een diefstal die is voorafgegaan door geweld kan zijn gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken. Het kennelijke oordeel dat een diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld kan zijn gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, berust alsdan op een onjuiste rechtsopvatting.
9.
Aannemende dat de tenlastelegging is opgesteld volgens het wettelijk kader zoals dat ten aanzien van het geweld als bedoeld in artikel 312 Sr hiervoor onder 5. is weergegeven heeft het hof door te oordelen dat de diefstal voorafgegaan van geweld is gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, de grondslag van de tenlastelegging verlaten.
Voorts heeft het hof door te oordelen dat de diefstal die is vergezeld van geweld is gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, om de hiervoor weergegeven redenen eveneens de grondslag van de tenlastelegging verlaten.
Middel II
Het recht is geschonden en/of vormen zijn verzuimd waarvan niet-naleving nietigheid meebrengt.
In het bijzonder zijn de artikelen 350 Sv, 358 Sv, 359 Sv en 415 Sv geschonden, nu het hof ten aanzien van het onder 4. tenlastegelegde heeft bewezenverklaard dat rekwirant medepleger is van een diefstal die is voorafgegaan en vergezeld van geweld gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl uit de bewijsmiddelen niet kan blijken dat de diefstal is voorafgegaan van geweld en/of uit de bewijsmiddelen niet kan blijken dat het geweld is gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
De bewezenverklaring is dientengevolge onvoldoende met redenen omkleed.
Toelichting
1.
Onder 4. is als eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegd:
‘dat hij op of omstreeks 10 september 2010 te Noordwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de Schoolstraat, althans op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans een of meer, (geld)koffer(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- —
slaan/stompen in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- —
sprayen van een bijtende/prikkelende substantie in het gezicht van die [slachtoffer] en/of
- —
rukken/trekken aan een/de arm(en) van die [slachtoffer] en/of aan die koffer(s), die door die [slachtoffer] vastgehouden werd(en);’
2.
Het hof heeft met betrekking tot dit feit bewezenverklaard:
‘dat hij op 10 september 2010 te Noordwijk tezamen en in vereniging met anderen, op de Schoolstraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldkoffer toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit het
- —
slaan in/tegen het gezicht en tegen het hoofd en tegen het lichaam van die [slachtoffer] en
- —
sprayen van een bijtende/prikkelende substantie in het gezicht van die [slachtoffer] en
- —
rukken/trekken aan een arm van die [slachtoffer] en/of aan die koffer, die door die [slachtoffer] vastgehouden werd;’
3.
Uit de bijlage bij het arrest, inhoudende de bewijsmiddelen in deze zaak, blijkt ten aanzien van het bewijs van het geweld met betrekking tot dit feit —verkort en zakelijk weergegeven—:
BM 2.
- —
dat twee mannen op aangever kwamen afrennen en om zijn nek vlogen
- —
aangever gelijk pepperspray in zijn gezicht kreeg gespoten
- —
de twee mannen hem begonnen te slaan en hij door het slaan de koffer heeft moet loslaten
BM 3.
- —
aangever zag dat er twee mannen op hem af kwamen rennen
- —
aangever zag en voelde dat beide personen op hem sprongen
- —
aangever zag en voelde dat ze op hem in begonnen te beuken
- —
aangever meteen een vloeibare straal in zijn ogen voelde die heel erg prikte
- —
aangever voelde dat hij aan de rechterkant van zijn hoofd gestompt werd
- —
aangever voelde dat hij aan de rechterzijde van zijn maag gestompt werd
- —
aangever voelde dat er met kracht werd geslagen
- —
aangever om zijn keel werd gepakt en nog meerdere klappen heeft gehad
- —
aangever voelde dat er aan zijn arm, waar hij de koffer met geld in vast had, getrokken en geslagen werd.
- —
aangever de koffer losliet en zag dat een van de mannen met de koffer wegrende
4.
Gelet op deze bewijsmiddelen blijkt het geweld in zodanig kort tijdbestek te zijn aangewend en zodanig verweven te zijn met de wegnemingshandeling dat sprake is van eenheid van tijd en plaats van dit geweld. De bewezen geweldshandelingen laten zich dan ook slechts verstaan als geweld dat de diefstal vergezelde met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
In zoverre blijkt niet van geweldshandelingen die aan de diefstal vooraf zijn gegaan. Evenmin blijkt van bewijs voor het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
5.
Mitsdien is de bewezenverklaring van dit feit ontoereikend gemotiveerd.
Rekwirant verzoekt Uw Edelhoogachtbaar College het door hem bestreden arrest van het Gerechtshof te 's‑Gravenhage d.d. 25 oktober 2012 te vernietigen en betreffende de verdere afhandeling te beslissen.
Hij heeft belang bij vernietiging aangezien een nieuwe behandeling kan leiden tot een herwaardering van het bewijs ten aanzien van (het geweld met betrekking tot) het vierde tenlastegelegde feit althans tot een verlaging van de strafmaat aangezien de vrijspraak van geweld dat is voorafgegaan aan de diefstal en/of vrijspraak van het oogmerk om na de diefstal geweld te plegen tot een herwaardering van de strafmaat kan leiden.:
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. M.L.M. van der Voet, kantoorhoudende te (1071 VG) Amsterdam aan de Roelof Hartstraat nr. 31, die bij dezen verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gemachtigd door rekwirant van cassatie.
Amsterdam, 14 juni 2013
M.L.M. van der Voet
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 14‑06‑2013
zie rechtspraak.nl waar de zoekopdracht: instantie: HR; tekst: ‘oogmerk diefstal geweld’ in uitspraak/conclusie 378 hits opleverde, waarbij in nagenoeg alle relevante uitspraken de hier genoemde koppelingen worden gevolgd. Uitzonderingen zijn b.v. LJNAE7661 en LJNBX5558.
HR 7 november 1921 NJ 1922, p. 209