Hof 's-Gravenhage, 25-10-2012, nr. 22-000594-12
ECLI:NL:GHSGR:2012:BY1164
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
25-10-2012
- Zaaknummer
22-000594-12
- LJN
BY1164
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2012:BY1164, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 25‑10‑2012; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:299, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 25‑10‑2012
Inhoudsindicatie
-overval op straat in vereniging gepleegd; -wederrechtelijke vrijheidsberoving; -openlijke geweldpleging. Straf: een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden, met aftrek van voorarrest.
Partij(en)
rolnummer 22-000594-12
parketnummers 09-535299-09, 09-607963-10 en 09-753214-09
datum uitspraak 25 oktober 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 januari 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 12 oktober 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
In eerste aanleg zijn de zaken onder parketnummer
09-535299-09, parketnummer 09-753214-09 en parketnummer 09-607963-10 gevoegd behandeld. Het hof zal - omwille van de leesbaarheid van het arrest - gebruik maken van een doorlopende nummering van de gevoegd behandelde zaken.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
- 1.
(parketnummer 09-535299-09)
hij op of omstreeks 28 mei 2009 te Voorhout, gemeente Teylingen, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Rijnsburgerweg te Voorhout, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een auto en de daarin gezeten personen, welk geweld bestond uit het slaan met metalen staven en/of stokken en/of de handen tegen die auto en/of het slaan en/of stompen van [aangever A] tegen het hoofd, waarbij hij, verdachte, opzettelijk ruiten van die auto heeft vernield;
- 2.
(parketnummer 09-753214-09)
hij op of omstreeks 24 februari 2009 te Noordwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangever B] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet
- -
die [aangever B] bij de (boven)arm beetgepakt en (achter) in een auto gezet en/of geduwd en/of
- -
die [aangever B] meegenomen in die auto en/of die auto (op een afgelegen plaats) geparkeerd en/of
- -
die [aangever B] belet de auto te verlaten door die auto (deels) af te sluiten, althans (deels) afgesloten te laten en/of door tussen hem en het niet afgesloten deel van de auto plaats te nemen en/of door hem stevig stevig bij de (linker)arm vast te pakken;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte I] en/of [medeverdachte II]], in ieder geval een of meer personen, op of omstreeks 24 februari 2009 te Noordwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[aangever B] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet
- -
die [aangever B] bij de (boven)arm beetgepakt en (achter) in een auto gezet en/of geduwd en/of
- -
die [aangever B] meegenomen in die auto en/of die auto (op een afgelegen plaats) geparkeerd en/of
- -
die [aangever B] belet de auto te verlaten door die auto (deels) af te sluiten, althans (deels) afgesloten te laten en/of door tussen hem en het niet afgesloten deel van de auto plaats te nemen en/of door hem stevig stevig bij de (linker)arm vast te pakken, waarbij hij toen daar opzettelijk tot die wederrechtelijke vrijheidsberoving een plaats (auto) heeft verschaft en/of bij het plegen van welk misdrijf hij toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door die auto te besturen;
- 3.
(parketnummer 09-753214-09)
hij op of omstreeks 24 februari 2009 te Noordwijk, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon (te weten [aangever B]), meermalen, althans eenmaal, (met de vuist) (hard/met kracht) op/tegen het hoofd en/of het gezicht heeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte I] en/of [medeverdachte II], in ieder geval een of meer personen, op of omstreeks 24 februari 2009 te Noordwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon (te weten [aangever B]), meermalen, althans eenmaal, (met de vuist) (hard/met kracht) op/tegen het hoofd en/of het gezicht heeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door zijn auto ter beschikking te stellen en/of met zijn auto rond te rijden, terwijl die [aangever B] daarin zat;
- 4.
(parketnummer 09-607963-10)
hij op of omstreeks 10 september 2010 te Noordwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de Schoolstraat, althans op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans een of meer, (geld)koffer(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- -
slaan/stompen in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [aangever C] en/of
- -
sprayen van een bijtende/prikkelende substantie in het gezicht van die [aangever C] en/of
- -
rukken/trekken aan een/de arm(en) van die [aangever C] en/of aan die koffer(s), die door die [aangever C] vastgehouden werd(en);
en/of
hij op of omstreeks 10 september 2010 te Noordwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever C] heeft gedwongen tot de afgifte van twee, althans een of meer, (geld)koffer(s), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- -
slaan/stompen in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [aangever C] en/of - sprayen van een bijtende/prikkelende substantie in het gezicht van die [aangever C] en/of
- -
rukken/trekken aan een/de arm(en) van die [aangever C] en/of aan die koffer(s), die door die [aangever C] vastgehouden werd(en);
- 5.
(parketnummer 09-607963-10)
hij op of omstreeks 23 augustus 2010 te Oegstgeest met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan [adres], heeft weggenomen goederen en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebracht door de deur en/of het raam van de woning van die [aangever D] te forceren.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 primair en subsidiair en 5 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2 primair en 4 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden, met aftrek van voorarrest. Omtrent de vordering van de benadeelde partij [aangever C] is beslist als nader in het vonnis omschreven. Voorts is aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte kan blijkens het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet zijn gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 3 primair en subsidiair en 5 ten laste gelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder
- 4.
tweede cumulatief/alternatief is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 4 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
hij op 28 mei 2009 te Voorhout, gemeente Teylingen, met anderen op de openbare weg, de Rijnsburgerweg te Voorhout, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een auto en de daarin gezeten personen, welk geweld bestond uit het slaan met metalen staven en de handen tegen die auto en het slaan en/of stompen van [aangever A] tegen het hoofd;
2
hij op 24 februari 2009 te Noordwijk tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [aangever B] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd gehouden, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet
- -
die [aangever B] belet de auto te verlaten door die auto afgesloten te laten;
4.
hij op 10 september 2010 te Noordwijk tezamen en in vereniging met anderen op de Schoolstraat met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldkoffer toebehorende aan [aangever C], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [aangever C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit het
- -
slaan in/tegen het gezicht en tegen het hoofd en tegen het lichaam van die [aangever C] en
- -
sprayen van een bijtende/prikkelende substantie in het gezicht van die [aangever C] en
- -
rukken/trekken aan een arm van die [aangever C] en/of aan die koffer, die door die [aangever C] vastgehouden werd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken, nu op grond van de zich in het dossier bevindende stukken niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten.
Voorts heeft de raadsman overeenkomstig de overgelegde en aan het proces-verbaal van de terechtzitting gehechte pleitnotities bepleit dat de verdachte eveneens van het onder 4 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
In de kern weergeven heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte III] om redenen als nader in de pleitnotities omschreven onvoldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs te kunnen worden gebezigd, terwijl er evenmin voldoende steunbewijs voorhanden is.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde stelt het hof op grond van de zich in het dossier bevindende stukken, alsmede het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, het volgende vast.
Op 24 februari 2009 zijn de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte II] en [medeverdachte I] in de auto van de verdachte naar de woning van [aangever B] in Noordwijk gereden om met hem te praten.
Eenmaal bij de woning aangekomen, zijn [medeverdachte I] en [medeverdachte II] uit de auto gestapt. Vervolgens hebben zij aangebeld bij de woning van [aangever B] en hem gevraagd mee te lopen naar de auto voor een gesprek. [medeverdachte II] heeft [aangever B] bij de arm gepakt en hem in de auto gezet. Aan zijn linkerkant is [medeverdachte II] gaan zitten; [medeverdachte I] is op de bijrijdersstoel gaan zitten. De verdachte, die met draaiende motor stond te wachten, is daarop naar een afgelegen plek gereden. Op aanwijzing van [medeverdachte II] heeft de verdachte de auto geparkeerd. Vervolgens hebben [medeverdachte II] en [medeverdachte I] [aangever B] in diens gezicht en op diens hoofd geslagen. De verdachte is op de bestuurderstoel blijven zitten en heeft op enig moment geroepen dat de medeverdachten rustig aan moesten doen en normaal moesten doen. Daar hebben zij echter niet op gereageerd. Gedurende de mishandeling heeft [aangever B] meerdere keren geprobeerd uit de auto te stappen. Dat ging echter niet, omdat het portier was vergrendeld. Na ongeveer vijftien tot twintig minuten is de verdachte uit de auto gestapt en heeft hij het portier voor [aangever B] geopend, zodat laatstgenoemde de auto kon verlaten.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij op de hoogte was van de omstandigheid dat de medeverdachten [medeverdachte I] en [medeverdachte II] met [aangever B] wilden praten. Hij heeft echter ontkend te hebben geweten dat de medeverdachten [medeverdachte I] en [medeverdachte II] van plan waren om jegens [aangever B] geweld te gebruiken.
De verklaring van de verdachte vindt op dat onderdeel steun in de tegenover de politie afgelegde verklaring van
[aangever B]. Hij heeft tegenover de politie verklaard:
"[de verdachte] had er ook niet echt iets mee te maken. Hij bestuurde de auto wel, maar ik kreeg door zijn reactie het idee dat hij niet wist dat die jongens mij ook zouden mishandelen".
Gelet op de ontkennende verklaring van de verdachte, in samenhang bezien met de hierboven weergegeven verklaring van [aangever B], kan naar het oordeel van het hof niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat er ten aanzien van het van de vrijheid beroven van [aangever B] tussen de verdachte en de medeverdachten sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, zodat de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de verdachte kan op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden wel worden vastgesteld dat hij als bestuurder van de afgesloten auto aanwezig is geweest bij de mishandeling van [aangever B] en het onvrijwillig verblijf van aangever in die auto en pas na ongeveer vijftien tot twintig minuten heeft ingegrepen door het portier te openen, zodat [aangever B] de auto kon verlaten.
Evenals de rechtbank acht het hof dan ook wettig en overtuigend bewezen dat er tussen de verdachte en de medeverdachten sprake was van een - voor medeplegen als bedoeld in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht vereiste - nauwe en bewuste samenwerking die was gericht op het van zijn vrijheid beroofd houden van [aangever B].
Ten aanzien van het betoog van de raadsman dat de verdachte van het onder 4 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt vast dat de medeverdachte [medeverdachte III] ten overstaan van de rechtbank ter terechtzittingen van 15 maart 2011 en 12 januari 2012 uitvoerig en gedetailleerd heeft verklaard, waarbij hij ook zichzelf - in strafrechtelijke zin - heeft belast. Bovendien vinden zijn verklaringen op belangrijke onderdelen steun in de verklaringen van aangever, de [medeverdachte IV] en de [getuige a] en [getuige b].
Het hof is dan ook - evenals de rechtbank - van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte III] voldoende betrouwbaar zijn en mitsdien voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
Voor zover die verklaringen discrepanties bevatten, zijn die naar het oordeel van het hof niet van dien aard dat zij afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van de voor het bewijs gebezigde verklaringen.
Het hof acht op grond van de verklaringen van [medeverdachte III], de verklaringen van aangever [aangever C], de verklaring van [medeverdachte IV] en de verklaringen van de [getuige b] wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met de [medeverdachte IV] en [medeverdachte III] schuldig heeft gemaakt aan de onderhavige overval.
De verdachte heeft van meet af aan elke betrokkenheid bij de overval ontkend. Volgens eigen zeggen heeft hij die bewuste nacht in de woning van [getuige c] doorgebracht.
Ten aanzien van het door de verdachte opgegeven alibi voor de nacht van de overval overweegt het hof als volgt.
De verdachte is op 14 september 2010 op grond van verdenking van betrokkenheid bij de onderhavige overval in verzekering gesteld. In de daarop volgende verhoren heeft de verdachte ontkend bij de overval te zijn betrokken. Desgevraagd heeft de verdachte verklaard zich niet te kunnen herinneren waar hij die bewuste nacht dan wel was geweest.
Op 22 september 2010 is de verdachte in het kader van de vordering gevangenhouding in raadkamer gehoord. In raadkamer is toen door de raadsman van de verdachte de schorsing van de voorlopige hechtenis verzocht vanwege de hartkwaal van de echtgenote van de verdachte en de hulp die zij hierdoor nodig had bij de opvoeding van hun kind. De verdachte heeft ook op dat moment met geen woord over een alibi gerept, maar uitsluitend verklaard "er niets mee te maken te hebben".
Eerst ruim anderhalve maand later, op 3 november 2010, heeft de verdachte tegenover de politie verklaard die bewuste nacht bij [getuige c] te zijn geweest.
Naar aanleiding van die verklaring heeft de politie op 16 november 2010 [getuige c] als getuige gehoord (pagina's 382 e.v. proces-verbaal).
Op vragen van de politie wanneer [getuige c] de verdachte voor het laatst heeft gesproken antwoord hij:
"Dat weet ik niet meer". En op de vraag of dat voor zijn aanhouding was antwoordt hij: "Weet ik echt niet meer". Op de vraag waarover ging het gesprek is het antwoord: "Weet ik niet meer". Na doorvragen van de politie heeft [getuige c] uiteindelijk verklaard dat de verdachte op de laatste avond van de kermis en de nacht daarop volgend bij hem was geweest. Ook op vragen wanneer dat was en waarover [getuige c] het toen met de verdachte heeft gehad is het antwoord "Weet ik niet meer".
Het hof stelt voorts aan de hand van de inhoud van de verklaring van [getuige c] en de verklaring van de verdachte vast dat die verklaringen niet eensluidend zijn. Zo heeft de verdachte verklaard dat de zoon van [getuige c] al lag te slapen toen hij in de woning kwam, terwijl [getuige c] heeft verklaard dat zijn zoon die avond nog bij de verdachte en [getuige c] heeft gezeten en pas daarna naar bed is gegaan.
De omstandigheid dat de verdachte eerst ruim anderhalve maand na zijn aanhouding met een alibi is gekomen, in samenhang bezien met de omstandigheid dat de verklaringen van de verdachte en [getuige c] niet eensluidend zijn, brengt het hof ertoe die verklaringen als niet geloofwaardig terzijde te schuiven.
Het hof acht het door de verdachte opgegeven alibi voor de nacht van de overval dan ook niet aannemelijk geworden.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen;
2 primair:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden;
4 eerste cumulatief/alternatief:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof bij arrest de gevangenneming van de verdachte zal bevelen wanneer het hof tot een bewezenverklaring komt van de ten laste gelegde feiten.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een overval op straat waarbij het gebruik van geweld niet is geschuwd. Dit is een ernstig feit waarbij de verdachte en zijn mededaders zich uitsluitend hebben laten leiden door hun zucht naar geldelijk gewin. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lang de psychische gevolgen ondervinden van wat hun is aangedaan.
Voorts heeft de verdachte samen met zijn mededaders op de bewezen verklaarde het slachtoffer [aangever B] van zijn vrijheid beroofd gehouden. Door zijn handelwijze heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de bewegingsvrijheid van het slachtoffer. Bovendien wordt een feit als het onderhavige door slachtoffers als bedreigend en beangstigend ervaren.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Hierbij is geweld gebruikt tegen een personenauto waardoor de inzittenden zich ernstig bedreigd voelden. Ook dit is een feit dat in het algemeen leidt tot onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Het hof acht het voorts geboden de - ook afzonderlijk te minuteren - gevangenneming van de verdachte te gelasten. Het hof acht dat bevel gegrond op basis van het feit dat de verdachte in hoger beroep tot een vrijheidsbenemende straf wordt veroordeeld ter zake van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld en waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. Voorts blijkt uit de justitiële documentatie dat de verdachte in het verleden veroordeeld is wegens een soortgelijk feit en verblijft de verdachte thans - blijkens zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep - in voorlopige hechtenis wegens een geweldsdelict. Naar het oordeel van het hof blijkt dan ook van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid, welke de onverwijlde vrijheidsbeneming vordert: er moet immers ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld of waardoor de veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [aangever C] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 4 ten laste gelegde, tot een bedrag van in totaal € 7.965,00, bestaande uit een bedrag van € 390,00 aan immateriële schade en een bedrag van € 7.575,00 aan materiële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
Nu de advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep, leidt het hof daaruit af dat hij zich op het standpunt stelt dat ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij overeenkomstig het vonnis dient te worden beslist.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij overeenkomstig het vonnis dient te worden beslist.
Het hof is van oordeel dat genoegzaam aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 4 bewezen verklaarde.
De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van
€ 390,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 september 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor wat betreft het overige - materiële deel - levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De gedeeltelijke toewijzing van de vordering brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 390,00 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 4 bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever C].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 4 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 primair en 4 eerste cumulatief/alternatief bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de gevangenneming van de verdachte welk bevel afzonderlijk is geminuteerd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever C] ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 390,00 (driehonderdnegentig euro) en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 september 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever C], een bedrag te betalen van € 390,00 (driehonderdnegentig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 (zeven) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de geleden schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 september 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout, mr. M.J.J. van den Honert en mr. M.A.C.L.M. Bonn, in bijzijn van de griffier mr. G. Schmidt-Fries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 oktober 2012.
Mr. M.A.C.L.M. Bonn is buiten staat dit arrest te ondertekenen.