Einde inhoudsopgave
RvdW 2008, 571
HR, 30-05-2008, nr. C04/194HR
HR 30-05-2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2870
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
30 mei 2008
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, C.A. Streefkerk, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C04/194HR
- Conclusie
A-G Wuisman
- LJN
BD2870
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BD2870, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑05‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BD2870, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 30‑05‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑05‑2004
Essentie
Beschikking superheffing 1984; verenigbaarheid art. 11 met art. 3 EEG-Verordening nr. 857/84?
Vervolg op HR 14 oktober 2005, NJ 2006, 132 waarbij HR prejudiciële vragen stelde aan het HvJ EG, dat vervolgens bij arrest van 9 februari 2006 in de zaak C-384/05 voor recht heeft verklaard — kort gezegd — dat art. 11 van de Beschikking superheffing 1984 niet onverenigbaar is met artikel 3, sub 1, tweede alinea, EEG-verordening nr. 857/84. Uit deze verklaring voor recht volgt dat de cassatieklachten ongegrond zijn dan wel feitelijke grondslag missen.
Partij(en)
[Eiser], te [woonplaats], eiser tot cassatie, adv. mr. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.