Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW
Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/23.4.10:23.4.10 Handelingen van het beleggingsfonds in het kader van het samenwerkingsverband jegens de participanten
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/23.4.10
23.4.10 Handelingen van het beleggingsfonds in het kader van het samenwerkingsverband jegens de participanten
Documentgegevens:
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS366950:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HvJ EG 20 juni 1991, nr. C-60/90 (Polysar), FED 1991/633, r.o. 13.
Gj. van Norden, Het concern in de BTW (diss.), Kluwer, Deventer, 2007, blz. 161.
HvJ EG 26 mei 2005, nr. C-465/03 (Kretztechnik), BNB 2005/313.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Voor zover ik heb kunnen nagaan komt het in de praktijk niet of nauwelijks voor dat een beleggingsfonds handelingen jegens de bewaarder verricht. Deze theoretische mogelijkheid laat ik hier daarom buiten beschouwing. Aangezien het niet gebruikelijk is dat een beleggingsfonds handelingen jegens de beheerder verricht, hoeft ook op deze variant hier niet nader ingegaan te worden.
Het doel van een beleggingsfonds bestaat eruit (uiteindelijk) het rendement van de beleggingen ten goede te doen komen aan de beleggers. Het fonds keert de rendementen uit aan de beleggers. Het komt mij voor dat de rendementen niet de vergoeding vormen voor een belastbare handeling van de beleggers jegens het beleggingsfonds. Het rendement dat beleggers ontvangen vloeit voort uit de loutere eigendom van het aandeel / de participatie in het beleggingsfonds. Het is vaste rechtspraak van het HvJ EG dat de financiële deelneming in andere ondernemingen, als zodanig niet is aan te merken als exploitatie van een zaak om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen, omdat het eventuele dividend, de opbrengst van deze deelneming, voortspruit uit de loutere eigendom van het goed.1 Aldus kan naar mijn mening de inbreng (inleg) in een beleggingsfonds niet als de vergoeding voor een belastbare handeling worden beschouwd. Een dergelijke benaderingswijze levert geen inbreuk op het algemene karakter van de btw op, nu onbelastbaarheid slechts stoelt op de gedachte, dat er geen bezwarende titel aanwezig is (het rendement vloeit niet voort uit daar tegenover staande handelingen, maar uit de loutere eigendom). Anders dan Van Norden meen ik dan ook, dat er geen wezenlijk onderscheid gemaakt moet worden tussen de eigen aandelen (aandelen in zichzelf) die een beleggingsinstelling verkoopt aan de beleggers en de eigen aandelen die een normale vennootschap verkoopt aan de aandeelhouders.2 In beide gevallen wordt beoogd kapitaal aan te trekken. Uit het arrest in de zaak Kretztechnik volgt dat er geen sprake is van het verrichten van diensten.3 Het verschil is slechts dat een beleggingsinstelling het bijeengebrachte kapitaal aanwendt om dit (tegen vergoeding) te beheren voor de beleggers en dat een normale vennootschap het gebruikt voor zijn bedrijfsactiviteiten. In beide gevallen is mijns inziens echter in het bijeenbrengen van het kapitaal geen belastbare handeling te onderkennen. De uitgifte van een aandeel in een beleggingsmaatschappij of van een participatie in een beleggingsfonds is derhalve geen belastbare handeling.
Voor wat betreft de vraag of in- en uitstapgelden de vergoeding vormen voor een belastbare handeling, zij verwezen naar paragraaf 23.3.1.2.