Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/3.2.2
3.2.2 Stap twee: ‘Relevante en voldoende redenen’ voor voorlopige hechtenis?
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
EHRM 24 juli 2003, Appl. Nrs. 46133/99 en 48183/99 (Smirnova t. Rusland ), par. 58-59. Zie ook: EHRM 27 juni 1968, Appl. Nr. 1936/63 (Neumeister t. Oostenrijk), par. 4; EHRM 21 december 2000, Appl. Nr. 33492/96 (Jabłoński t. Polen), par. 83; EHRM 3 oktober 2006, Appl. Nr. 543/03 (McKay t. Verenigd Koninkrijk), par. 41; EHRM 6 november 2012, Appl. Nr. 36653/09 (Trifković t. Kroatië), par. 115; EHRM 24 april 2014, Appl. Nrs. 46398/09, 50570/09 en 50576/09 (Miladinov t. Macedonië), par. 47.
EHRM 24 juli 2003, Appl. Nrs. 46133/99 en 48183/99 (Smirnova t. Rusland ), par. 58-59. Zie ook: EHRM 6 april 2000, Appl. Nr. 26772/95 (Labita t. Italië), par. 153; EHRM 24 juni 2016, Appl. Nr. 72508/13 (Merabishvili t. Georgië), par. 83.
EHRM 24 juli 2003, Appl. Nrs. 46133/99 en 48183/99 (Smirnova t. Rusland ), par. 58-59.
Vgl. o.m.: EHRM 13 november 2012, Appl. Nr. 34421/09 (J.M. t. Denemarken), par. 54.
EHRM 12 december 1991, Appl. Nr. 12718/87 (Clooth t. België), par. 43; EHRM 26 januari 1993, Appl. Nr. 14379/88 (W. t. Zwitserland), par. 35; EHRM 17 februari 2005, Appl. Nr. 56271/00 (Sardinas Albo t. Italië), par. 93.
Ibid. Zie ook: EHRM 11 maart 2014, Appl. Nr. 62631/11 (Gál t. Hongarije), par. 44.
Vgl. EHRM 12 december 1991, Appl. Nr. 12718/87 (Clooth t. België), par. 45.
Het EHRM hanteert in zijn rechtspraak het uitgangspunt dat een verdachte in beginsel zijn proces in vrijheid mag afwachten.1 Van dit uitgangspunt kan slechts worden afgeweken als er ‘relevante en voldoende redenen’ zijn om voorlopige hechtenis toe te passen of voort te zetten.2 Zoals in het vorige hoofdstuk is beschreven, heeft het EHRM in het standaardarrest Smirnova t. Rusland ‘vier algemeen aanvaardbare redenen’ vastgesteld die toepassing van voorlopige hechtenis kunnen rechtvaardigen, te weten het gevaar dat de verdachte, bij invrijheidstelling, (1) vlucht, (2) de waarheidsvinding belemmert, (3) recidiveert of (4) dat zijn vrijlating maatschappelijke onrust veroorzaakt.3 Als tweede stap in het besluitvormingsproces zal de rechter, nadat hij heeft vastgesteld dat sprake is van een redelijke verdenking van een (ernstig) strafbaar feit, moeten nagaan of een dergelijke grond voor voorlopige hechtenis aanwezig is. Hierbij moet de rechter voor ogen houden dat de eisen die het EHRM stelt aan deze aanvaardbaar geachte gronden – zoals deze uitvoerig zijn beschreven in paragraaf 2.4.3.2 – onverkort gelden voor de voorlopige hechtenis van minderjarigen.4
Mogelijk gelden voor minderjarigen zelfs strengere eisen, bijvoorbeeld bij gronden voor voorlopige hechtenis waarbij tijdsverloop een relevante factor is. Zo erkent het EHRM het gevaar dat een verdachte het onderzoek frustreert in de beginfase van het onderzoek als een aanvaardbare reden om voorlopige hechtenis toe te passen, maar benadrukt het ook dat deze reden de toepassing van voorlopige hechtenis niet eindeloos kan rechtvaardigen.5 Zodra het meeste bewijsmateriaal is verzameld en de getuigen zijn gehoord, kan het gevaar voor belemmering van de waarheidsvinding geen gerechtvaardigde grond meer zijn om een verdachte in voorlopige hechtenis te houden.6 Hiervan kan ook sprake zijn als het onderzoek nog niet is afgerond, omdat er door toedoen van de autoriteiten ernstige vertragingen zijn opgetreden.7 Ook al heeft het EHRM zich hier niet specifiek over uitgesproken, is het zeer wel verdedigbaar dat het moment dat het gevaar voor belemmering van de waarheidsvinding de voorlopige hechtenis niet langer rechtvaardigt sneller wordt bereikt als de verdachte een minderjarige betreft. Uit het internationale kinderrechtenkader volgt immers uitdrukkelijk dat de autoriteiten zo voortvarend mogelijk te werk moeten gaan bij de berechting van minderjarigen die in voorlopige hechtenis verblijven (vgl. par. 2.3.3 en 2.3.4).