Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 tot vaststelling van eenvormige praktische regelingen voor de uitvoering van officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 wat officiële controles betreft
Artikel 13 Afwijking van het tijdstip van de post-mortemkeuring
Geldend
Geldend vanaf 06-06-2019
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2022, L 297).
- Bronpublicatie:
15-03-2019, PbEU 2019, L 131 (uitgifte: 17-05-2019, regelingnummer: 2019/627)
- Inwerkingtreding
06-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-03-2019, PbEU 2019, L 131 (uitgifte: 17-05-2019, regelingnummer: 2019/627)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
Dierenrecht / Veterinair recht
1.
In afwijking van artikel 12, lid 1, mogen de bevoegde autoriteiten toestaan dat, indien zowel de officiële dierenarts als de officiële assistent afwezig zijn tijdens de slachting en uitslachting in de wildbewerkingsinrichting of het slachthuis, de post-mortemkeuring wordt vertraagd met een periode van 24 uur vanaf de slachting of de aankomst in de wildbewerkingsinrichting, mits:
- a)
de betrokken dieren in een slachthuis met geringe capaciteit worden geslacht of verwerkt in een wildbewerkingsinrichting met geringe capaciteit waar:
- i)
minder dan 1 000 grootvee-eenheden per jaar worden geslacht of verwerkt, of
- ii)
minder dan 150 000 stuks pluimvee, lagomorfen en klein vrij wild per jaar worden geslacht of verwerkt;
- b)
in een inrichting voldoende voorzieningen aanwezig zijn om het verse vlees en het slachtafval op te slaan zodat zij kunnen worden onderzocht;
- c)
de post-mortemkeuring door de officiële dierenarts wordt uitgevoerd;
2.
De bevoegde autoriteiten mogen de onder a), i) en ii), vastgestelde grenswaarden verhogen, indien zij ervoor zorgen dat de afwijking wordt toegepast in de kleinste slachthuizen en wildbewerkingsinrichtingen die aan de definitie van een slachthuis met geringe capaciteit of wildbewerkingsinrichting met geringe capaciteit voldoen, en mits de gezamenlijke jaarproductie van deze inrichtingen niet meer bedraagt dan 5 % van de totale in de lidstaat geproduceerde hoeveelheid vers vlees:
- a)
van de desbetreffende diersoort;
- b)
of van alle hoefdieren samen;
- c.
van al het pluimvee samen, of
- d)
van alle vogels en lagomorfen samen.
In dat geval melden de bevoegde autoriteiten deze afwijking en het ondersteunend bewijs overeenkomstig de in Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad (1) vastgestelde procedure;
3.
Voor de toepassing van lid 1, punt a), i), worden de in artikel 17, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1099/2009 vastgelegde omrekeningsgetallen gebruikt. In het geval van schapen, geiten en kleine (< 100 kg levend gewicht) Cervidae wordt echter een omrekeningsgetal van 0,05 grootvee-eenheden gebruikt, en in het geval van ander grof wild wordt een omrekeningsgetal van 0,2 grootvee-eenheden gebruikt.
Voetnoten
Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).