Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden
Artikel 17 Functionaris voor het dierenwelzijn
Geldend
Geldend vanaf 08-12-2009
- Bronpublicatie:
24-09-2009, PbEU 2009, L 303 (uitgifte: 18-11-2009, regelingnummer: 1099/2009)
- Inwerkingtreding
08-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-09-2009, PbEU 2009, L 303 (uitgifte: 18-11-2009, regelingnummer: 1099/2009)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
1.
De bedrijfsexploitanten benoemen voor elk slachthuis een functionaris voor het dierenwelzijn om hen bij te staan bij de naleving van de voorschriften van deze verordening.
2.
Deze functionaris staat onder het rechtstreekse gezag van de bedrijfsexploitant en rapporteert rechtstreeks aan hem over zaken die verband houden met het welzijn van dieren. Hij heeft de bevoegdheid om van het slachthuispersoneel te eisen dat de noodzakelijke corrigerende maatregelen worden genomen om de naleving van de voorschriften van deze verordening te waarborgen.
3.
De verantwoordelijkheden van de functionaris voor het dierenwelzijn worden beschreven in de standaardwerkwijzen van het slachthuis en op een effectieve manier onder de aandacht van het betreffende personeel gebracht.
4.
De functionaris voor het dierenwelzijn is in het bezit van een getuigschrift van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 21, welk getuigschrift alle activiteiten dient te bestrijken in de slachthuizen waarvoor hij verantwoordelijk is.
5.
De functionaris voor het dierenwelzijn houdt een register bij van de maatregelen ter verbetering van het dierenwelzijn die in het slachthuis waar hij zijn taken vervult, zijn genomen. Dit register wordt gedurende ten minste één jaar bewaard en op verzoek ter beschikking van de bevoegde autoriteit gesteld.
6.
De leden 1 tot en met 5 zijn niet van toepassing op slachthuizen waar minder dan 1 000 grootvee-eenheden zoogdieren of minder dan 150 000 vogels of konijnen per jaar worden geslacht.
Voor de toepassing van de voorgaande alinea wordt onder ‘grootvee-eenheid’ verstaan: een gestandaardiseerde meeteenheid aan de hand waarvan de verschillende categorieën vee ten behoeve van hun vergelijkbaarheid bij elkaar kunnen worden opgeteld.
Bij de toepassing van de eerste alinea gebruiken de lidstaten de volgende omrekeningsgetallen:
- a)
volwassen runderen in de zin van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (‘integrale-GMO-verordening’) (1) en paardachtigen: 1 grootvee-eenheid;
- b)
andere runderen: 0,50 grootvee-eenheid;
- c)
varkens met een levend gewicht van meer dan 100 kg: 0,20 grootvee-eenheid;
- d)
andere varkens: 0,15 grootvee-eenheid;
- e)
schapen en geiten: 0,10 grootvee-eenheid;
- f)
lammeren, geitjes en biggen met een levend gewicht van minder dan 15 kg: 0,05 grootvee-eenheid.
Voetnoten
PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.