De producties van Artitec c.s. worden in het vonnis aangeduid voorafgegaan door de afkorting EP.
Rb. Den Haag, 19-09-2018, nr. C/09/527834 / HA ZA 17-238
ECLI:NL:RBDHA:2018:11276
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
19-09-2018
- Zaaknummer
C/09/527834 / HA ZA 17-238
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2018:11276, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 19‑09‑2018; (Bodemzaak, Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 19‑09‑2018
Inhoudsindicatie
Modeltreinen,. Auteursrecht en modelrecht. Twee geregistreerde Gemeenschapsmodellen nietig verklaard. Geen auteursrecht op modeltreinen. Uitleg vaststellingsovereenkomst beeindiging samenwerking : G-modellen geen vermogensbestanddelen van de VOF.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/527834 / HA ZA 17-238
Vonnis van 19 september 2018
in de zaak van
1. [eiser 1] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
3. de vennootschap onder firma
[de VOF] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisers in conventie,
en
4. de besloten vennootschap
ARTITEC MAQUETTEBOUW B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M. Breur te Den Haag,
tegen
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
VENUS NETHERLANDS HOLDING LTD,
statutair gevestigd te London (Verenigd Koninkrijk), (tevens) gevestigd te Leerdam ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
en
2. [gedaagde 2] ,
wonende te [woonplaats 3] ,
3. [gedaagde 3],
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagden in conventie,
advocaat mr. J. Eerbeek te Veenendaal.
Eisers in conventie zullen hierna gezamenlijk Artitec c.s. (aangeduid in vrouwelijk enkelvoud) genoemd worden en afzonderlijk de [broers I] (eisers 1 en 2), de VOF en Artitec. Gedaagden in conventie worden gezamenlijk als Venus c.s. aangeduid (in vrouwelijk enkelvoud), en afzonderlijk als Venus, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en de [broers II] (gedaagden 2 en 3).
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 23 december 2015;
- -
het herstelexploot/de hernieuwde oproeping van 12 januari 2016;
- -
de akte houdende overlegging producties namens Artitec c.s. van 20 januari 2016 met producties EP1 t/m 171.;
- -
de akte namens Artitec c.s. van 3 februari 2016 met producties EP18 t/m 20 (inzake de domiciliekeuze van Venus);
- -
de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties GP1 t/m 352.;
- -
de akte van depot van 13 april 2016 van Venus c.s. waarbij zij “inbreukmakende modeltreinen Artitec” heeft gedeponeerd bij de rechtbank Midden-Nederland;
- -
de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie met producties EP-R-1 t/m 113.;
- -
de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie met producties GP36 t/m 47;
- -
de conclusie van dupliek in reconventie met producties EP-D-1 t/m 44.;
- -
de akte uitlating producties namens Venus c.s. van 5 oktober 2016;
- -
het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 8 februari 2017 waarbij de zaak is verwezen naar de rechtbank Den Haag;
- -
het oproepingsexploot van 21 februari 2017 namens Venus c.s.;
- -
de akte van depot van Venus c.s. van 24 maart 2017 waarbij zij modeltreinen heeft gedeponeerd bij de rechtbank Den Haag;
- -
het tussenvonnis van 24 mei 2017 waarbij een comparitie van partijen is bepaald op 6 november 2017;
- -
de akte wijziging van eis namens Artitec c.s., ingekomen op 21 juli 2017;
- -
de akte eiswijziging c.q. vermeerdering van eis namens Artitec c.s., ingekomen bij brief van 17 oktober 2017 met producties EP-A-1 t/m 35.;
- -
een antwoordakte namens Venus c.s., ingekomen op 19 oktober 2017, met producties GP51 en GP52;
- -
de brief namens Artitec c.s. van 20 oktober 2017 met bijlage (te weten een specificatie van de sub g gevorderde kosten);
- -
de brief namens Artitec c.s. van 20 oktober 2017 met een proceskostenopgave;
- -
de akte van uitlating namens Artitec c.s. ingekomen op 20 oktober 2017;
- -
de brief namens Venus c.s. van 23 oktober 2017 met productie GP506.en met een specificatie van proceskosten;
- -
de brief namens Artitec c.s. van 2 november 2017 met een geactualiseerd totaaloverzicht van de proceskosten;
- -
de brief namens Venus c.s. van 3 november 2017 met een aanvullende proceskostenopgave;
- -
het proces-verbaal van de op 6 november 2017 gehouden comparitie van partijen;
- -
de brief van Artitec c.s. ingekomen op 7 november 2017 met een totaaloverzicht van de reeds ingediende proceskosten.
1.2.
Tijdens de zitting is een aantal stukken geheel of gedeeltelijk geweigerd7.; deze stukken maken geen onderdeel uit van het procesdossier. Het gaat om de volgende (delen van) stukken:
- -
randnummers 5 t/m 8 van de akte wijziging van eis namens Artitec c.s., ingekomen op 21 juli 2017;
- -
de akte eiswijziging c.q. vermeerdering van eis van Artitec c.s. ingekomen op 17 oktober 2017, met uitzondering van de producties EP-A-1 t/m 3. Die producties maken wel onderdeel uit van het dossier;
- -
randnummers 1 t/m 11 en 25 t/m 42 van en producties GP51 en 52 behorende bij de antwoordakte van Venus c.s. ingekomen op 19 oktober 2017. Uitsluitend het in randnummers 12 t/m 24 van de antwoordakte gestelde, dat de door de rechtbank verzochte reactie vormt op de bij eisvermeerdering van 21 juli 2017 voorwaardelijk gevorderde nietig verklaring van twee modellen, maakt onderdeel uit van het dossier.
1.3.
Het proces-verbaal van de comparitie is in overleg met partijen buiten hun aanwezigheid opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over het proces-verbaal voor zover het feitelijke onjuistheden betreft, van welke mogelijkheid zij gebruik hebben gemaakt. De brief van Artitec c.s. van 22 november 2017 en de brief van Venus c.s. van 27 november 2017 zijn aan het proces-verbaal gehecht en maken onderdeel uit van het procesdossier.
1.4.
Ten slotte is vonnis nader bepaald op heden.
2. De feiten
2.1.
De [broers I] zijn actief op de markt van schaalmodelbouw, onder andere van modeltreinen. Artitec, waarvan de [broers I] (enig) bestuurder zijn, is eveneens actief op dat gebied.
2.2.
Ook de [broers II] zijn actief op het gebied van schaalmodelbouw. Zij ontwerpen sinds 2008 (3D) tekeningen voor modeltreinen en brengen sinds kort ook eindproducten (modeltreinen) op de markt. [gedaagde 2] is enig bestuurder van Venus, een Britse vennootschap die zowel in het Verenigd Koninkrijk als in Nederland is ingeschreven.
2.3.
Het ontwikkelproces voor een nieuw type modeltreinstel bestaat uit verschillende stappen. De eerste stap is het maken van zogenoemde solidworks tekeningen van alle afzonderlijke onderdelen van het treinstel aan de hand van de tekeningen van het originele treinstel. Solidworks tekeningen zijn ingewikkelde, gedetailleerde, driedimensionale (3D) tekeningen, waarbij de details van het treinstel als het ware worden vertaald naar een miniatuurschaal van, normaal gesproken, 1:87 ten opzichte van de originele treinstellen. Een volgende stap is het maken van solidworks assembly tekeningen; daarbij worden de solidworks tekeningen van de verschillende onderdelen op elkaar afgestemd zodat deze aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Ook worden materiaallijsten opgesteld en artworks tekeningen (ten aanzien van de buitenkant van de trein) gefabriceerd. Aan de hand van de solidworks tekeningen worden mallen (ook wel matrijzen genoemd) vervaardigd voor de verschillende onderdelen van het modeltreinstel. De mallen vormen als het ware het sluitstuk van het ontwikkelproces en zijn van grote waarde. Met behulp van de mal, de artworks tekeningen en de materiaallijst wordt vervolgens een prototype gemaakt van een modeltreinstel. Als dat akkoord wordt bevonden, kan met de productie worden aangevangen. Het maken van de mallen (op basis van aangeleverde tekeningen en specificaties) en de daaropvolgende productie vindt veelal in China plaats. De [broers II] zijn gespecialiseerd in het maken van solidworks tekeningen. Artitec c.s. richt zich vooral op de productie aan de hand van elders ingekochte solidworks tekeningen. Het ontwikkelproces van een nieuw type modeltreinstel tot aan het moment van productie, duurt normaal gesproken ongeveer een jaar.
2.4.
De [broers I] en [broers II] hebben elkaar in 2011 ontmoet en zijn toen gaan samenwerken. Zij zijn daartoe de VOF aangegaan, die als bedrijfsomschrijving heeft ‘het ontwerpen en laten produceren van treinmodellen voor de hobbybranche’. De [broers I] (vennoten 1 en 2) en [broers II] (vennoten 3 en 4) waren de enige vier vennoten van de VOF. De VOF richtte zich op een aantal typen, in art. 4b van de hierna weergegeven VOF-overeenkomst gespecificeerde, modeltreinstellen.
2.5.
Op 21 oktober 2011 hebben de [broers II] en [broers I] afspraken over de (samenwerking in de) VOF neergelegd in een overeenkomst (hierna: het VOF-contract). Deze overeenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen:
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
De bijlagen met betrekking tot de inbreng waarnaar in art. 4a wordt verwezen betreffen uitsluitend financiële gegevens.
2.6.
Tussen de [broers I] (als verhuurder) en de VOF (als huurder) is een huurovereenkomst gesloten voor de huur van bedrijfsruimte in het pand van Artitec in Amsterdam met ingang van 1 oktober 2011.
2.7.
Tussen Venus en de VOF zijn op 29 december 2011 en 12 januari en 6 maart 2012 overeenkomsten van geldlening gesloten, waarbij Venus aan de VOF geld heeft geleend.
2.8.
Voor zover hier van belang is Venus houdster van de volgende Gemeenschapsmodellen voor “(parts of) Toy model train sets”, allen bestaande uit slechts één afbeelding:
002136259-0002 aangevraagd op 15 november 2012 en ingeschreven op 11 januari 2013:
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
Dit model ziet op een (model-treinstel van het type) C12/C6400 personenrijtuig.
002136259-0003, eveneens aangevraagd op 15 november 2012 en ingeschreven op 11 januari 2013:
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
Dit model ziet op een (model-treinstel van het type) GTU kolenwagon.
002171439-0007, 002171439-0008 en 002171439-0009, gebaseerd op een meervoudige aanvrage van 23 januari 2013, ingeschreven op 4 maart 2013:
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
Deze modellen zien op een (model-treinstel van het type) Stalen D bagagewagon.
en
002171439-0011, ook onderdeel van voormelde meervoudige aanvrage van 23 januari 2013, ingeschreven op 11 januari 2013:
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
Dit model ziet op een (model-treinstel van het type) Ovaalramer.
2.9.
Venus is tevens houdster van het Gemeenschapsmodel 002345942-0001 voor “(parts of) Toy model train sets” aangevraagd op 15 november 2013 en ingeschreven op 25 april 2014 voor een (model-treinstel van het type) Ovaalramer, dat zeven perspectieven van het model omvat:
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
Dit model ziet op een (model-treinstel van het type) Ovaalramer.
2.10.
Voornoemde Gemeenschapsmodellen worden hierna tezamen aangeduid als de G-modellen. De twee laatstgenoemde G-modellen, die betrekking hebben op een type modeltreinstel dat wordt aangeduid als de Ovaalramer (nummers 002171439-0011 en 002345942-0001) worden hierna ook de Ovaalramer-G-modellen genoemd; de overige modellen tezamen ook de VOF-G-Modellen. Het draaistel van Ovaalramer-G-model 002345942-0001 dat hierboven is afgebeeld als 0001.4 wordt aangeduid als ‘zwanenhalsdraaistel’.
2.11.
Op 25 januari 2013 hebben de [broers II] en [broers I] een korte, handgeschreven, overeenkomst ondertekend (hierna: de voorovereenkomst) waarin onder meer het volgende is opgenomen:
3. Volledig eigendom van GTU – Stalen D en C12 voor Artitec.
4) AB 7500 wordt overgedragen aan de heren [gedaagden 2 en 3] .
2.12.
Op 11 februari 2013 hebben alle partijen bij deze procedure een vaststellingsovereenkomst ondertekend (hierna: de vaststellingsovereenkomst) in verband met de uittreding van de [broers II] uit de VOF. Vanaf 1 januari 2013 zijn alleen de [broers I] vennoten van de VOF. In de vaststellingsovereenkomst, waarin de [broers II] tezamen aangeduid worden als ‘ [broers II] ’ en de [broers I] als ‘ [broers I] ’, is onder meer het volgende opgenomen:
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
(…)
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
(…)
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
(…)
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
(…)
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
(…)
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
(…)
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
(…)
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
(…)
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
2.13.
De zinsnede ‘de projecten Stalen D, GTU en C12/6400’ in art. 2.2 aanhef en onder i van de vaststellingsovereenkomst moet worden gelezen als ‘de projecten Stalen D Bagagewagon, GTU Kolenwagon, en C12/C6400 Personenrijtuig. Deze projecten, die aan de VOF/de [broers I] zijn toebedeeld, worden hierna tezamen ook aangeduid als de VOF-Projecten.
2.14.
Op 28 augustus 2014 hebben de [broers II] een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Amsterdam tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van de [broers I] en de VOF. Het verlof is, na het horen van beide partijen, niet verleend.
2.15.
Nadat Venus Artitec bij brief van haar toenmalige advocaat van 11 juni 2015 had gesommeerd om auteurs- en modelrechtinbreuk met de Ovaalramer AB en de Ovaalramer C te staken, heeft zij bij dagvaarding van 16 juni 2015 (productie EP10) Artitec en twee aan Artitec gelieerde vennootschappen in kort geding doen dagvaarden om te verschijnen ter terechtzitting van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 16 juli 2015. Dit kort geding heeft zij op 26 juni 2015 ingetrokken.
3. Het geschil
in conventie
3.1.
Artitec c.s. vordert – samengevat en na (verschillende) eiswijzigingen – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad8.:
(vorderingen A. en B. zijn komen te vervallen)
C. Venus en [gedaagde 2] te veroordelen tot beëindiging van de aan [gedaagde 2] verleende licenties op de G-modellen;
D. Venus te veroordelen tot overdracht van de G-modellen – onbezwaard en vrij van licenties – aan de [broers I] ;
E. voor recht te verklaren dat Venus boetes verschuldigd is wegens overtreding van art. 4 en art. 9 van de vaststellingsovereenkomst en dat [gedaagde 2] een boete verschuldigd is vanwege overtreding van art. 9 van de vaststellingsovereenkomst;
F. Venus c.s. (bedoeld zal zijn Venus en [gedaagde 2] , rechtbank) hoofdelijk te veroordelen om aan Artitec c.s. een bedrag van € 90.000 te betalen als voorschot op de verschuldigde boetes, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
G. Venus te veroordelen om aan Artitec c.s. (bedoeld zal zijn Artitec, rechtbank) een bedrag van € 4.8609.te betalen als vergoeding voor de proceskosten in het door Venus geëntameerde kort geding;
H. voor recht te verklaren dat de modeltreinen van Artitec c.s. van het type Ovaalramer AB en Ovaalramer C geen inbreuk maken op aan Venus en/of de [broers II] toekomende auteursrechten;
I. voor recht te verklaren dat Artitec c.s. met het aanbieden en verkopen van het type Ovaalramer AB en Ovaalramer C niet onrechtmatig jegens Venus c.s. handelt;
J. Venus c.s. (bedoeld zal zijn Venus en [gedaagde 2] , rechtbank) te veroordelen tot betaling van een dwangsom bij overtreding van het onder C. en D. gevorderde;
L. indien zou blijken dat Venus niet tijdig gehoor geeft aan een sommatie tot betaling van datgene waartoe zij op grond van dit vonnis in reconventie zal worden veroordeeld, zijnde de proceskosten, [gedaagde 2] in privé te veroordelen tot betaling van die kosten;
M. indien en voor zover de hiervoor gevorderde overdracht van de G-modellen met nrs. 2345942-0001 en 2171439-0011 wordt afgewezen, deze modelrechten nietig te verklaren en de doorhaling hiervan te bevelen in de registers van het EUIPO;
een en ander met veroordeling van Venus c.s. in de volledige proceskosten ex artikel 1019h Rv10.(vordering K).
3.2.
Aan haar vorderingen legt zij het volgende ten grondslag.
1. Venus heeft op eigen naam zonder medeweten van Artitec c.s. gedurende de samenwerking van de [broers I] en [broers II] in de VOF G-modellen aangevraagd die betrekking hebben op modeltreinen die in het kader van de VOF zijn ontwikkeld. De G-modellen zijn vermogensbestanddelen die horen bij aan Artitec c.s. (in art. 2.2 van de vaststellingsovereenkomst) toebedeelde modeltrein-projecten, te weten de Stalen D Bagagewagon, de GTU Kolenwagon en het C12/C6400 Personenrijtuig. Venus had de G-modelrechten aan Artitec c.s. moeten overdragen op grond van art. 4 van de vaststellingsovereenkomst. Artitec c.s. vordert nakoming van die afspraken. Voor zover Venus aan [gedaagde 2] licenties heeft verleend, dienen die te worden beëindigd.
2) Voor de Ovaalramer-G-modellen geldt het voorgaande eveneens. Venus c.s. beroept zich in reconventie met betrekking tot inbreuk op deze G-modellen uitsluitend op (inbreuk op) het zwanenhalsdraaistel, en dat draaistel is identiek aan het draaistel van het C12/C6400 Personenrijtuig, welk project aan Artitec c.s. is toebedeeld. Dit brengt mee dat Venus c.s. de Ovaalramer-G-modellen ook aan Artitec c.s. had moeten overdragen bij uittreding uit de VOF.
3) Aan de voorwaardelijke vordering tot vernietiging van de Ovaalramer-G-modellen legt Artitec c.s. ten grondslag dat deze niet nieuw zijn wegens ‘openbaar voorgebruik’ met de Philotrain (uit 1993) en door Artitec (in februari 2012 op de Nürnberger Spielwarenmesse). De modeltrein Ovaalramer was door Artitec reeds vóór de oprichting van de VOF ontwikkeld.
4) Door de G-modellen niet over te dragen heeft Venus art. 4 van de vaststellingsovereenkomst overtreden en derhalve een boete verbeurd zoals bepaald in art. 18.4 van de vaststellingsovereenkomst. Door houder dan wel licentienemer te blijven van de G-modellen en door de [broers I] te hinderen bij het uitoefenen van hun economische activiteiten (door de poging om beslag te leggen onder de [broers I] en de VOF), zijn Venus en [gedaagde 2] hun verplichting om zich te onthouden van concurrerende activiteiten niet nagekomen (in strijd met het concurrentiebeding van art. 9 van de vaststellingsovereenkomst). Daardoor zijn zij eveneens een boete verschuldigd. Het is redelijk dat zij een voorschot betalen.
5) Artitec heeft advocaatkosten gemaakt voor haar verdediging in het door Venus op 26 juni 2015 ingetrokken kort geding. Venus moet die kosten vergoeden op de voet van art. 1019h Rv (HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1087).
6) Ter comparitie heeft Artitec c.s. toegelicht dat zij aan vordering L bestuurdersaansprakelijkheid ten grondslag legt. Uit producties E-A-1 en E-A-2, de aanvankelijk gedeponeerde, respectievelijk de gecorrigeerde balance sheet van Venus voor 2015, blijkt dat Venus is leeggehaald. De balance sheet voor 2016 is nog niet gepubliceerd.
3.3.
Venus c.s. voert verweer strekkende tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Artitec c.s. in de volledige proceskosten op de voet van art. 1019h Rv.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Venus heeft een vordering in reconventie ingesteld tegen Artitec. Stellende dat Artitec, onder meer met de series GTU Zeildakwagen en Werkwagen met Lading, inbreuk maakt op haar model- en auteursrechten met betrekking tot het onderstel van de GTU Kolenwagen en dat Artitec met de series Stalen D 6-deurs Bagagewagon, Ovaalramers AB en Ovaalramers C inbreuk maakt op haar rechten met betrekking tot het draaistel van het C12/C6400 personenrijtuig, vordert Venus – samengevat en na eisvermindering ter zitting – om Artitec uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen om zich te onthouden van inbreuk op haar auteurs- en modelrechten en om zich te onthouden van ieder onrechtmatig handelen jegens Venus, een en ander met nevenvorderingen (verklaring, recall, afgifte, medededeling), op straffe van dwangsommen en met veroordeling van Artitec in de proceskosten in zin van artikel 1019h Rv.
3.6.
Artitec voert verweer strekkende tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van Venus in de volledige proceskosten op de voet van art. 1019h Rv.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en reconventie
bevoegdheid
4.1.
Gelet op de woon- respectievelijk vestigingsplaats van de [broers II] en van Artitec c.s. (Nederland) is, voor zover aan de vorderingen in conventie en reconventie nietigheid van en (niet-)inbreuk op het Gemeenschapsmodelrecht ten grondslag wordt gelegd, deze rechtbank (internationaal en relatief) bevoegd daarvan kennis te nemen op grond van de artt. 80 lid 1, 81, 82 lid 1, 83 lid 1 en 90 lid 1 GModVo11.en art. 3 Uitvoeringswet EG-verordening betreffende Gemeenschapsmodellen. Voor zover Venus moet worden geacht in Engeland gevestigd te zijn, volgt de bevoegdheid uit art. 8 aanhef en lid 1 Brussel I-bis12.. Voor het overige (de auteursrechtelijke grondslag en de naleving van de vaststellingsovereenkomst) is de bevoegdheid niet bestreden en is deze rechtbank reeds om die reden bevoegd.
en voorts in conventie
overdracht van de G-modellen (vorderingen C en D)
4.2.
Ter beoordeling staat in de eerste plaats of de door Artitec c.s. gevorderde licentie-vrije overdracht van de G-modellen, toewijsbaar is. Daarbij moet worden uitgegaan van de geldigheid van de G-modellen (art. 85 lid 1 GModVo), nu Artitec c.s. voor de VOF-G-modellen geen vordering tot nietigverklaring heeft ingesteld, ook niet in reactie op de reconventionele inbreukvordering. Ten aanzien van de Ovaalramer-G-modellen vordert zij nietigverklaring (vordering M) onder de voorwaarde dat de overdracht van die modellen wordt afgewezen, zodat eerst de overdracht van die modellen moet worden beoordeeld.
4.3.
Aan de gevorderde overdracht van de G-modellen legt Artitec c.s. uitsluitend nakoming van art. 2.2 aanhef en onder i. en art. 4 van de vaststellingsovereenkomst ten grondslag. Partijen houdt verdeeld of de G-modellen moeten worden aangemerkt als vermogensbestanddelen in de zin van de genoemde artikelen. Artitec c.s. bepleit dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord en de G-modellen derhalve overgedragen hadden moeten worden als onderdeel van de VOF-Projecten. Venus c.s. bestrijdt deze lezing. Zij voert aan dat met de toedeling van vermogensbestanddelen uitsluitend is bedoeld om de (passiva en) activa van de VOF – waarvan de aan de treinstellen verbonden auteurs- en modelrechten geen onderdeel uitmaakten – te verdelen. Het ging er in het bijzonder om de mallen te verdelen en om ten aanzien daarvan een tijdelijk exclusief gebruiksrecht toe te kennen (voor een periode van vijf jaar, gelet op art. 9 vaststellingsovereenkomst).
4.4.
Art. 2.2 aanhef en onder i. en art. 4 van de vaststellingsovereenkomst zijn hieronder nogmaals weergegeven:
“Artikel 2 Verdeling
2.2
De overige vermogensbestanddelen verblijven bij de Vof althans worden aan [broers I]
toegedeeld, zijnde:
i. de projecten Stalen D, GTU en C121C6400;
ii. alle overige activa en passiva van de Vof waaronder begrepen doch niet beperkt tot: inventaris, computerapparatuur, huurverplichtingen.
Artikel 4 Levering
4.1
Voor zover zulks niet reeds op l januari 2013 is geschied, worden de toegedeelde
vermogensbestanddelen direct na ondertekening geleverd door middel van de in de wet
geregelde leveringsformaliteiten.
4.2
Indien en voor zover voor de levering van bepaalde vermogensbestanddelen bepaalde
formaliteiten zijn vereist, dan verbinden Partijen zich jegens elkaar tot het uitvoeren en
verrichten van alle formaliteiten die noodzakelijk zijn.”
4.5.
Het debat tussen partijen ziet dus in de kern op de vraag hoe de term ‘vermogensbestanddeel’ in de vaststellingsovereenkomst uitgelegd moet worden. Volgens vaste jurisprudentie geldt dat die vraag niet kan worden beantwoord op grond van een zuiver taalkundige uitleg van de in een schriftelijke overeenkomst gebruikte bewoordingen. Het komt tevens aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (het Haviltex-criterium13.), terwijl ook de aard en strekking van de overeenkomst in aanmerking genomen moeten worden14.. Dit betekent niet dat zo maar voorbij gegaan kan worden aan de gebruikte bewoordingen. In praktische zin zullen deze bewoordingen en de taalkundige betekenis daarvan steeds van belang zijn, waarbij geldt dat daaraan, afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval, meer of minder gewicht dient te worden toegekend. Omstandigheden die ertoe kunnen leiden dat aan de taalkundige uitleg in beginsel veel betekenis moet worden toegekend zijn bijvoorbeeld het feit dat sprake is van een overeenkomst die is aangegaan tussen twee gelijkwaardige professionele partijen en die betrekking heeft op een zuiver commerciële transactie. Hetzelfde geldt voor het feit dat de partijen voor, bij en na het aangaan van de vaststellingsovereenkomst zijn bijgestaan door deskundige raadslieden15.. Maar ook indien bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen, kunnen de overige omstandigheden van het geval meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht16..
4.6.
Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank als volgt.
4.7.
Onder de vermogensbestanddelen van een (rechts)persoon worden in de regel verstaan de elementen/samenstellende delen, te weten alle zaken en vermogensrechten, die behoren tot het vermogen van die (rechts)persoon. Een vennootschap onder firma heeft weliswaar geen rechtspersoonlijkheid, maar kent wel een afgescheiden (gemeenschappelijk) vermogen, dat toebehoort aan de vennoten gezamenlijk. Venus c.s. heeft onbetwist aangevoerd dat dat de rechten op de G-modellen niet in de VOF zijn ingebracht, en derhalve geen onderdeel uitmaken van de VOF-gemeenschap.
De letterlijke tekst van art. 2 van de vaststellingsovereenkomst – die niet alleen door de vennoten maar ook door Artitec en Venus is getekend – duidt op de door Venus c.s. bepleite uitleg dat uitsluitend is bedoeld om de vermogensbestanddelen van de VOF ( de ‘vennootschappelijke’ gemeenschap) te verdelen in verband met de uittreding van de [broers II] uit de VOF per 31 december 2012. Dit volgt onder andere uit de woorden ‘verdeling’, ‘toegedeeld’, ‘overige activa en passiva van de Vof’ en ‘verblijven bij de Vof’. Deze uitleg strookt ook met de aard van de samenwerking, zoals neergelegd in het VOF-contract. Zoals partijen ter comparitie hebben toegelicht, vormen de mallen het meest waardevolle resultaat van een project. Met de mallen, waarin alle kennis uit de ontwikkelfase bijeen is gebracht, is het mogelijk om een modeltreinstel te produceren. Het VOF-contract voorzag dan ook in een regeling voor verdeling bij beëindiging van de VOF (in art. 15, zie 2.5) waarin uitsluitend de verdeling van de mallen geregeld is. Dit duidt er op dat de bedoeling van partijen was om in het bijzonder de mallen te verdelen.
4.8.
De tekst van de vaststellingsovereenkomst biedt geen aanknopingspunt voor de door Artitec c.s. voorgestane uitleg. De stelling van Artitec c.s. komt in feite erop neer dat het de bedoeling van partijen was om ‘de volledige eigendom’ én ‘alle vermogensbestanddelen’ die betrekking hebben op de VOF-Projecten over te dragen, en dat partijen dit ook over en weer hebben begrepen. Artitec c.s. voert ter onderbouwing aan dat (uit het de twee voorlaatste punten van de considerans blijkt dat) de vaststellingsovereenkomst moet worden gelezen in samenhang met de voorovereenkomst. In de voorovereenkomst is afgesproken dat ‘volledig eigendom’ van de VOF-Projecten voor Artitec c.s. is (zie 2.11). Daartoe behoren, aldus Artitec c.s., ook eventuele rechten van intellectuele eigendom (hierna ook: IE) van derden die betrekking hebben op de VOF-Projecten. Dit betoog wordt niet gevolgd. De voorovereenkomst bevat geen details over wat met ‘volledig eigendom’ wordt bedoeld. Ook wanneer Artitec c.s. wordt gevolgd in haar stelling dat bedoeld is om de ‘volledig eigendom’ van de VOF-Projecten over te dragen, geldt dat model- en auteursrechten daar normaal gesproken niet onder vallen. Dit zijn immers geen eigendomsrechten, maar zelfstandige vermogensrechten die los staan van de eigendom van een zaak. In de overeenkomst zijn geen bepalingen over de inbreng of verdeling van IE-rechten opgenomen, ook niet over IE-rechten die geen onderdeel uitmaken van het afgescheiden vermogen van de VOF. Partijen hebben ter comparitie verklaard dat over (de verdeling van) IE- rechten niet is gesproken, noch tijdens de totstandkoming van de VOF, noch bij de afwikkeling van de uittreding van de [broers II] , zulks met uitzondering van het merk Artitec dat uitdrukkelijk buiten de VOF is gehouden. Ook uit de tekst van de voorovereenkomst kan derhalve niet worden afgeleid dat onder ‘vermogensbestanddelen’ ook moeten worden begrepen vermogensbestanddelen die geen deel uitmaakten van het vermogen van de VOF maar wel betrekking hebben op de VOF-Projecten, zoals de VOF-G-modellen.
4.9.
Naar het oordeel van de rechtbank moet in dit geval aan de letterlijke betekenis van de bewoordingen van artt. 2.2 en 4 van de vaststellingsovereenkomst veel gewicht worden toegekend. Het gaat hier immers om een zuiver commerciële transactie tussen professionele partijen, die, bijgestaan door gespecialiseerde advocaten, hebben onderhandeld over hun rechtsverhouding. Dat de vaststellingsovereenkomst is geredigeerd door de advocaat van Venus c.s. maakt dit, anders dan Artitec c.s. lijkt te betogen, niet anders, althans, Artitec c.s. heeft niet toegelicht waarom dit het geval zou zijn.
4.10.
Het feit dat Venus – naar Artitec c.s. onbetwist heeft gesteld – de G-modellen zonder medeweten van Artitec c.s. gedeeltelijke ten tijde van de (afwikkeling van de) samenwerking in de VOF heeft aangevraagd, kan, wat daar ook van zij, Artitec c.s. niet baten. Dit maakt niet dat die rechten onderdeel zijn gaan uitmaken van het afgescheiden vermogen van de VOF en in het bijzonder van de over te dragen VOF-Projecten. Artitec c.s. heeft aan die stelling – anders dan een vordering tot overdracht – geen rechtens relevante gevolgen verbonden (bijvoorbeeld een beroep op vernietiging van de vaststellingsovereenkomst wegens dwaling of bedrog). Artitec c.s. heeft in dit verband nog betoogd dat de verdeelde mallen (voor onder meer de zwanenhals) in het kader van de samenwerking tot stand zijn gekomen en aan haar zijn toebedeeld, zodat zij, naar de rechtbank het betoog begrijpt, ten aanzien van de G-modellen (mede-)rechthebbende is, maar ook dit heeft zij niet geconcretiseerd, zoals in een vordering tot opeising dan wel vernietiging (wegens depot te kwader trouw) van de VOF-G-modellen.
4.11.
De slotsom van het voorgaande is dat de term ‘vermogensbestanddelen’ in artt. 2.2 en 4 van de vaststellingsovereenkomst zo moet worden uitgelegd dat deze uitsluitend ziet op vermogensbestanddelen van de VOF. Nu vaststaat dat de VOF-G-modellen geen onderdeel uitmaakten van het te verdelen vermogen van de VOF, was Venus c.s. niet gehouden om die modellen over te dragen ter uitvoering van de vaststellingsovereenkomst. De overeenkomst biedt dan ook geen grondslag voor de gevorderde overdracht van die modellen.
4.12.
Dit geldt te meer voor de vordering tot overdracht van de Ovaalramer-G-Modellen. (Het ontwerpen van) Ovaalramer-modeltreinstellen was geen project dat onderdeel uitmaakte van de samenwerking in het kader van de VOF. Artitec c.s. heeft zelf aangevoerd dat zij al vóór de aanvang van samenwerking met de [broers II] bezig was met de ontwikkeling van Ovaalramers en dat dit project geen onderwerp was van de samenwerking. Het betoog van Artitec c.s. dat de zwanenhalsdraaistellen die onderdeel vormen van de Ovaalramer-G-modellen, hetzelfde zijn als die van de C12/C6400 die onbetwist onderdeel uitmaakt van de aan Artitec c.s. toebedeelde VOF-Projecten kan haar, wat daar ook van zij, niet baten gelet op het hiervoor gegeven oordeel dat er ook voor overdracht van de VOF-G-Modellen geen grondslag bestaat.
4.13.
Gelet op het partijdebat overweegt de rechtbank ten overvloede nog het volgende. Anders dan Venus c.s. ingang wil doen vinden, moeten de afspraken aldus worden begrepen dat de eigendom van de mallen en andere vermogensrechten van de VOF die zien op de VOF-Projecten, onvoorwaardelijk zijn toebedeeld aan Artitec c.s. De – door Artitec c.s. gemotiveerd betwiste – stelling van Venus c.s. dat ‘toedelen’ aldus moet worden gelezen dat dit slechts ziet op een vijfjarig gebruiksrecht, vindt geen steun in de vaststellingsovereenkomst en Venus c.s. heeft die stelling niet op andere wijze onderbouwd. Die uitleg van de afspraken is bovendien niet te rijmen met de tekst van het non-concurrentiebeding (art. 9 van de vaststellingsovereenkomst, zie 2.12, die geen betekenis zou hebben bij die lezing), en met de voorovereenkomst (‘volledig eigendom’). Naar het oordeel van de rechtbank was de bedoeling van partijen om aan de partij aan wie een project was toebedeeld, een recht toe te kennen om het betreffende project gedurende vijf jaar vanaf 1 januari 2013 exclusief op de markt te brengen in Europa, althans zonder concurrentie van de andere partij, en daarna niet exclusief. Met die partijafspraken valt niet te rijmen dat Venus de (exclusieve) (productie)rechten van Artitec c.s. met betrekking tot de VOF-Projecten zou kunnen frustreren door G-modellen die betrekking hebben op het uiterlijk van de eindproducten te registreren en deze tegen Artitec c.s. in te roepen.
4.14.
De vordering tot overdracht van de G-modellen (vordering D) zal dan ook worden afgewezen. Ook voor de vordering tot beëindiging van de licenties (vordering C) bestaat geen grondslag. In het midden kan blijven of Venus al dan niet rechtsgeldig licenties aan [gedaagde 2] heeft verleend.
boete verbeurd? (vorderingen E en F)
4.15.
Het oordeel over de overdracht van de G-Modellen brengt mee dat Venus art. 4 van de vaststellingsovereenkomst niet heeft overtreden zodat uit dien hoofde geen boete verbeurd is.
4.16.
Van overtreding van het concurrentiebeding (art. 9 vaststellingsovereenkomst) door Venus en/of [gedaagde 2] is naar het oordeel van de rechtbank evenmin sprake. Het enkel geregistreerd houden van de G-Modellen is niet als zodanig aan te merken. Ook valt niet in te zien dat het indienen van een verzoekschrift tot het leggen van beslag (dat is afgewezen), een overtreding vormt van het concurrentiebeding. Niet is gebleken dat dit ertoe heeft geleid dat Venus en/of [broers II] betrokken zijn geraakt bij activiteiten die concurreren met de VOF-Projecten. Artitec c.s. heeft dit ook niet gesteld.
4.17.
Vordering E zal dan ook worden afgewezen. Nu geen boetes zijn verbeurd, strandt ook vordering F tot betaling van een voorschot op de boete.
nietigheid van de Ovaalramer-G-modellen? (voorwaardelijke vordering M)
4.18.
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
Aangezien de overdracht van de Ovaalramer-G-modellen is afgewezen, is de voorwaarde waaronder de vordering tot nietig verklaring van deze modellen is ingesteld, vervuld. Ter onderbouwing van haar stelling dat deze modellen niet nieuw zijn en geen eigen karakter hebben, heeft Artitec c.s. onder meer foto’s overgelegd van Ovaalramer-modeltreinen die in 1993 door het bedrijf Philotrain op de markt zijn gebracht (productie EP-15):
4.19.
Ter beoordeling staat of de modellen zoals gedeponeerd nieuw zijn en een eigen karakter hebben ten opzichte van de Philotrain zoals openbaar gemaakt (artt. 5 en 6 GModVo). Alhoewel Artitec c.s. niet heeft toegelicht wat de relevante kenmerken van de Philotrain-openbaarmaking zijn (behalve de ovale ramen) die maken dat de gedeponeerde modellen ten opzichte daarvan niet nieuw zijn en een eigen karakter ontberen, is de betwisting door Venus c.s. uitsluitend gericht op de draaistellen. Naar zij betoogt, is het relevante verschilkenmerk tussen de Ovaalramer-G-modellen en de trein van Philotrain gelegen in het karakteristieke zwanenhalsdraaistel. In het gedeponeerde Ovaalramer-G-model 002171439-0011 is het zwanenhalsdraaistel, dat zich aan de onderkant van de het treinstel bevindt (hieronder nogmaals weergegeven) echter niet of nauwelijks te zien. Dat zelfde geldt voor de Philotrain modeltrein. Bij het ontbreken van een verdere betwisting oordeelt de rechtbank dan ook dat het uiterlijk van de door Philotrain reeds in 1993 aangeboden Ovaalramer identiek is aan het door Venus gedeponeerde model, althans daarvan slechts in onbelangrijke details verschilt, en bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt. Ovaalramer-G-model 002171439-0011 wordt dan ook nietig
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
verklaard.
4.20.
[Deze afbeelding wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd]
Ovaalramer-G-model 2345942-0001 bestaat uit meerdere perspectieven van een ovaalramer treinstel, waarvan één ‘perspectief’ het zwanenhalsdraaistel in detail toont:
Gesteld noch gebleken is dat de Philotrain of de vooraankondigingen uit 2012 van door Artitec op de markt te brengen Ovaalramers, waarop Artitec c.s. zich ook nog beroept, de nieuwheid van dit draaistel wegnemen. Echter, de vraag is vervolgens of dit ook nieuwheid verschaft aan het model als geheel. Het zwanenhalsdraaistel is immers niet ingeschreven als afzonderlijk model, maar slechts als onderdeel 0001.4 van een modeltreinstel van he type ovaalramer. Bij normaal gebruik van het modeltreinstel zijn de details van het draaistel niet zichtbaar, althans partijen hebben in dit verband onvoldoende gesteld. Zo al ervan moet worden uitgegaan dat het nieuwe zwanenhalsdraaistel maakt dat het gehele model als nieuw moet worden aangemerkt, is gesteld noch gebleken dat (de bij normaal gebruik zichtbare details van) het draaistel ertoe leidt dat het gehele model van het ovaalramer treinstel bij de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk wekt. Dit geldt te meer nu Venus in reconventie aanvoert dat de ovaalramer treinstellen van Artitec, die identiek zijn aan de publicatie waarop Artitec zich bij wijze van voorgebruik beroept, inbreuk maken op de Ovaalramer-G-modellen. De publicatie over de ovaalramers van Artitec is van 2012, terwijl het modeldepot in november 2013 is aangevraagd. Dit brengt mee dat ook dit samengestelde model niet in stand kan blijven. De vordering tot nietigverklaring van Ovaalramer-G-model 2345942-0001 wordt dan ook toegewezen.
verklaring voor recht geen inbreuk op auteursrechten met betrekking tot Ovaalramers (vordering H)
4.21.
Artitec c.s. vordert een verklaring voor recht dat zij met (de verhandeling van) haar modeltreinen van het type Ovaalramer AB en Ovaalramer C ‘geen inbreuk maakt op aan Venus en/of de [broers II] toekomende auteursrechten’. De rechtbank begrijpt deze vordering, mede gelet op de toelichting ter zitting, aldus dat wordt gevorderd vast te stellen dat Venus geen auteursrecht toekomt op de ovaalramer modeltreinen van Artitec. Deze vordering zal worden toegewezen. Daartoe is het volgende redengevend.
4.22.
Venus c.s. voert aan dat haar auteursrecht toekomt op de solidworks tekeningen voor het zwanenhalsdraaistel van het C12/C6400 personenrijtuig dat gelijk is aan het draaistel van de ovaalramers. De mal voor dit draaistel is, aldus Venus c.s., weliswaar ontwikkeld ten tijde van de samenwerking in de VOF, maar de [broers II] hadden voor die tijd reeds de solidworks tekeningen voltooid zodat zij exclusief rechthebbenden zijn (welke rechten zij hebben overgedragen aan Venus). De (auteurs)rechten op de solidworks tekeningen zijn niet in de VOF ingebracht. De redenering van Venus c.s. is vervolgens dat Artitec c.s., door ovaalramers met zwanenhalsdraaistel op de markt te brengen, inbreuk maakt op de auteursrechten van Venus op de solidworks tekeningen van het zwanenhalsdraaistel van het C12/C6400 personenrijtuig. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de mallen en de daarmee vervaardigde (eind)producten echter niet aan te merken als openbaarmakingen of vereenvoudigingen van de solidworks tekeningen. Voor de mallen geldt dat deze het resultaat zijn van een zelfstandige fase in het ontwikkelproces van een modeltrein, die weliswaar gedeeltelijk gebaseerd is op de solidworks tekeningen, maar in het kader waarvan opnieuw keuzes moeten worden gemaakt en aanpassingen nodig zijn. Artitec c.s. heeft gemotiveerd gesteld dat de mallen van het zwanenhalsdraaistel gedurende de samenwerking in de VOF gezamenlijk ontwikkeld zijn voor het C12/C6400 personenrijtuig, zodat, zo de mallen al een werk zijn in de zin van de Auteurswet, dit niet (uitsluitend) aan Venus c.s. toekomt. Dit blijkt uit de door Artitec ter toelichting overgelegde, uitvoerige, e-mail correspondentie die tijdens het maken van de mallen (gedurende de samenwerking) is gevoerd met de Chinese Firma Rolland (de producent van de modellen) over verschillende details en keuzes. Artitec c.s. heeft voorts toegelicht dat zij bij het gebruik van de mal voor het zwanenhalsdraaistel voor de ovaalramer-modeltreinen, geen gebruik heeft gemaakt van solidworks tekeningen, maar uitsluitend van de aan haar toebedeelde mal. Venus c.s. heeft daar onvoldoende tegenover gesteld. Dit brengt mee dat de auteursrechthebbenden van de solidworks tekeningen, niet kunnen worden aangemerkt als auteursrechthebbenden van de mallen. De ontwikkeling van de overige delen van de ovaalramers vormde geen onderdeel van de samenwerking.
4.23.
Ten aanzien van de met de mallen verkregen samengestelde eindproducten, de modeltreinen, heeft Artitec c.s. er terecht op gewezen dat dit geen auteursrechtelijk beschermde werken zijn omdat deze een zo getrouw mogelijke verkleinde kopie vormen van originele treinstellen, die wat betreft uiterlijke kenmerken zoveel mogelijk overeen komen met het origineel. Nu Venus geen deugdelijke onderbouwing heeft gegeven van auteursrechten op de (mallen en de) eindproducten, moet ervan worden uitgegaan dat aan haar geen auteursrecht toekomt op de ovaalramers. De verklaring voor recht zal dan ook, in de hiervoor besproken aangepaste vorm, worden toegewezen.
verklaring voor recht geen onrechtmatig handelen met ovaalramers (vordering I)
4.24.
De gevorderde verklaring voor recht dat Artitec c.s. door het aanbieden en verkopen van modeltreinen van het type Ovaalramer AB en Ovaalramer C niet onrechtmatig jegens Venus c.s. handelt, wordt afgewezen. Deze – zeer ruim geformuleerde – vordering heeft zij niet toegelicht.
proceskosten ingetrokken kort geding (vordering G)
4.25.
Ten aanzien van de door Artitec c.s. gevorderde vergoeding van de door haar gemaakte proceskosten inzake het door Venus ingetrokken kort geding (een bedrag van € 4.860), wordt als volgt overwogen. Het kort geding zag op de handhaving van IE-rechten, zodat redelijke en evenredige proceskosten als bedoeld in art. 1019h Rv voor vergoeding in aanmerking komen. De vordering tot vergoeding van die kosten is aanhangig gemaakt bij inleidende dagvaarding in dit geschil, dat wil zeggen op 23 december 2015, en derhalve ruim voor de door de Hoge Raad bij wijze van overgangsmaatregel bepaalde uiterlijke datum voor het instellen daarvan17.. Venus is mitsdien in beginsel gehouden om door Artitec c.s. tevergeefs gemaakte proceskosten te vergoeden voor zover de voorbereidende werkzaamheden (ook voor nog niet verrichte proceshandelingen) betrekking hebben op geschilpunten die onder het bereik van 1019h Rv vallen. Het indicatietarief kan voor de begroting van de advocaatkosten als uitgangspunt gelden18..
4.26.
Venus heeft de (redelijkheid en evenredigheid van de) hoogte van de door Artitec c.s. gevorderde proceskosten bij conclusie van antwoord gemotiveerd betwist. Zij heeft erop gewezen dat het kort geding tien dagen na het uitbrengen van de dagvaarding en twintig dagen vóór de datum van de mondelinge behandeling is ingetrokken en dat niet valt in te zien dat Artitec c.s. op dat moment reeds dusdanig hoge kosten zou hebben gemaakt; dit is door Artitec c.s., naar zij aanvoert, ook niet onderbouwd door middel van een concept processtuk (zoals een pleitnota) of aan de hand van een gespecificeerde urenstaat.
Dit verweer treft doel voor wat betreft de hooge van de kosten. Artitec c.s. heeft immers, ook na die betwisting, de hoogte van de door haar ten behoeve van het ingetrokken kort geding gemaakte proceskosten onvoldoende gespecificeerd, terwijl dit op haar weg had gelegen. De bij dagvaarding overgelegde kopie factuur is onvoldoende omdat deze geen specificatie van de kosten bevat. Bij brief van 12 oktober 2017 heeft de rechtbank Artitec c.s. in de gelegenheid gesteld om een “nadere specificatie (met urenuitdraai) van de sub G. gevorderde kosten” over te leggen. De door haar in reactie daarop op 20 oktober 2017 toegezonden ‘urenuitdraai’ betreft geen uitdraai van de uren, maar een Excel-bestand waaruit niet, althans onvoldoende, valt af te leiden op welke zaak de uren betrekking hebben, terwijl uit de door Artitec c.s. in deze zaak overgelegde specificaties blijkt dat (de advocaten van) Artitec c.s. wel beschikken over gedetailleerde urenuitdraaien, gespecificeerd per advocaat, per dag en per zaak. Een deel van de ‘specificatie’ ziet bovendien op uren die zijn gemaakt enkele dagen na de intrekking van het kort geding. Echter, Artitec c.s. heeft wel aannemelijk gemaakt dat zij enige kosten heeft gemaakt die zijn toe te rekenen aan de voorbereiding van het kort geding. Dit is door Venus ook niet betwist. Gelet op de indicatietarieven en de ervaringsregel dat het zwaartepunt van de te maken advocaatkosten dicht bij de datum van de mondelinge behandeling ligt, zal de rechtbank die kosten ambtshalve begroten op € 2.500. Venus wordt, als enige eisende partij in het kort geding, veroordeeld om die kosten aan Artitec c.s. te betalen.
bestuurdersaansprakelijkheid (vordering L)
4.27.
Ter comparitie heeft Artitec c.s. toegelicht dat vordering L bedoeld is om [gedaagde 2] als bestuurder van Venus jegens Artitec c.s. aansprakelijk te houden voor eventuele niet-nakoming van de betaling van de proceskosten waartoe Venus mogelijk veroordeeld zal worden. Als deze aanvulling niet reeds als tardief moet worden aangemerkt, geldt het volgende. Wanneer er – zoals partijen kennelijk doen – vanuit wordt gegaan dat Nederlands recht van toepassing is op de beoordeling van bestuurdersaansprakelijkheid van een bestuurder in een Engelse Ltd., geldt op grond van de arresten van de Hoge Raad van 14 september 201419.als uitgangspunt dat, indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, in beginsel alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Aldus gelden voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder naast de vennootschap hogere eisen dan in het algemeen het geval is. Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval. Uit de jurisprudentie valt voorts op te maken dat het op een grove wijze veronachtzamen van te respecteren belangen van derden met voorzienbare schade voor deze derden tot gevolg, doorgaans aansprakelijkheid schept.
4.28.
In dit geval kan niet worden vastgesteld dat aan het hiervoor weergegeven toetsingskader is voldaan, reeds omdat het gesteld onrechtmatig handelen – bestaande uit het niet nakomen van een mogelijk ten laste van Venus uit de spreken proceskostenveroordeling – zich nog niet heeft voorgedaan. De – door Venus c.s. weersproken - verwachting van een toekomstig onrechtmatig handelen door Venus is ontoereikend om tot een oordeel over bestuurdersaansprakelijkheid te kunnen komen, in het bijzonder om te kunnen concluderen dat [gedaagde 2] ten aanzien daarvan een ernstig verwijt treft. Vooralsnog bestaat onvoldoende grond om aan te nemen dat Venus niet aan de verbintenissen uit dit vonnis zal voldoen. De toelichting van Artitec c.s. ter comparitie dat het ernstige verwijt (mede) gelegen is in gestelde valsheid in geschrifte in 2010 met betrekking tot een licentieovereenkomst, maakt dit niet anders. Artitec c.s. heeft niet toegelicht waarom dit jegens haar onrechtmatig is en hoe zij hierdoor schade heeft geleden. Ook haar stelling dat alle schuldeisers betaald zouden zijn behalve Artitec, heeft zij niet concreet gemaakt, zodat daaraan voorbij wordt gegaan. Vordering L wordt dan ook afgewezen.
slotsom in conventie
4.29.
Het voorgaande leidt in conventie tot de slotsom dat vorderingen C t/m F, I, J en L zullen worden afgewezen en dat vorderingen G, H en M (gedeeltelijk) worden toegewezen.
proceskosten
4.30.
In conventie zal Artitec c.s. als overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Venus c.s. vordert vergoeding van volledige proceskosten op de voet van art. 1019h Rv ter hoogte van € 25.100 (exclusief BTW en griffierecht). Partijen hebben geen onderverdeling gemaakt tussen de conventie en de reconventie. De rechtbank acht een verdeling van 60% / 40% redelijk, zodat € 15.060,- (60% x € 25.100) van de opgevoerde salariskosten van Venus c.s. zal worden toegerekend aan de procedure in conventie. Slechts twee van de vorderingen in conventie (H en M) kunnen worden aangemerkt als een vooruit geschoven inbreuk-verweer met betrekking tot de handhaving van IE-rechten, zodat 1019h Rv daarop van toepassing is. Dit brengt de rechtbank ertoe het IE-aandeel op 20% te stellen, zodat € 3.012 (20% van € 15.060) voor volledige vergoeding in aanmerking komt. Deze kosten zijn redelijk en evenredig. Op de vergoeding van de proceskosten van het niet-IE-deel is het liquidatietarief van toepassing. Die kosten worden begroot op € 3.007,20 (80% x 3,5 punt á € 1.074 (tarief IV)). De kosten van Venus c.s. tot op heden komen daarmee in totaal, op:
- -
salaris IE-deel € 3.012
- -
salaris niet-IE deel € 3.007,20
- -
griffierecht € 1.929 +
totaal € 7.948,20
en voorts in reconventie
inbreuk op G-modellen?
4.31.
Het gevorderde inbreukverbod op de G-modellen met betrekking tot het onderstel van de GTU Kolenwagon en het (zwanenhals)draaistel van de C12/C6400 en de Ovaalramer, wordt afgewezen. Daartoe is het volgende redengevend.
4.32.
De inbreuk is gegrond op de stelling dat Artitec inbreuk maakt op de G-modellen doordat zij de aan haar toebedeelde mallen voor het onderstel van de GTU Kolenwagon en voor het zwanenhalsdraaistel van de C12/C6400 gebruikt voor andere modeltreinen dan de VOF-Projecten. Wat betreft het onderstel van de GTU Kolenwagon kan Venus, naar het oordeel van de rechtbank, geen bescherming ontlenen aan de VOF-G-modellen, nu het onderstel daarop niet, althans onvoldoende, zichtbaar is. De inbreukvordering met betrekking tot de series GTU Zeildakwagen en GTU Werkwagen met Lading wordt dan ook afgewezen.
4.33.
Voor zover het gevorderde verbod ziet op gestelde inbreuk op de Ovaalramer-G-modellen met (de draaistellen van) de series Stalen D 6-deurs Bagagewagen, Ovaalramers AB en Ovaalramers C, stuit de vordering af op het oordeel in conventie dat die modellen nietig zijn.
inbreuk op auteursrechten?
4.34.
Het verbod om inbreuk te maken op de auteursrechten van Venus wordt eveneens afgewezen. Zoals in conventie besproken heeft Venus de gestelde auteursrechtinbreuk slechts onderbouwd aan de hand van de beweerdelijk exclusief door de [broers II] ontwikkelde solidworks tekeningen en andere werkzaamheden in de voorfase. De mallen vormen naar het oordeel van de rechtbank geen openbaarmakingen of vereenvoudigingen van die tekeningen (zie 4.22) en zijn mogelijk aan te merken als zelfstandige werken. De mallen voor het onderstel en het draaistel zijn tijdens de samenwerking in de VOF ontwikkeld. Ook wanneer met Venus wordt aangenomen dat het auteursrecht op de solidworks tekeningen uitsluitend aan haar toekomt, heeft zij, mede gelet op de betwisting door Artitec, onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat Artitec door het gebruik van de mallen voor (onderdelen van) andere modeltreinstellen, inbreuk maakt op het auteursrecht van Venus op de solidworks tekeningen. In het bijzonder heeft Venus het betoog van Artitec onvoldoende weersproken dat voor de toepassing van de overgedragen mallen voor andere modeltreinstellen, geen aanpassingen nodig zijn en dat de solidworks tekeningen (die Artitec overigens nog wel op haar computer heeft staan) daarvoor niet gebruikt worden.
4.35.
Zo de stellingen van Venus aldus moeten worden begrepen dat zij zich tevens beroept op auteursrecht op de mallen en/of op de eindproducten (het onderstel en het zwanenhalsdraaistel) heeft zij dit niet, althans onvoldoende, toegelicht.
verbod op onrechtmatig handelen?
4.36.
De rechtbank zal ook het in algemene bewoordingen gestelde verbod tot het staken van onrechtmatig handelen, afwijzen. Venus heeft deze vordering niet, althans onvoldoende, toegelicht. Daar komt bij dat Venus niet heeft gesteld, en ook niet is gebleken, dat zij een product op de markt heeft dat is nagebootst.
slotsom in reconventie
4.37.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank alle vorderingen in reconventie zal afwijzen.
proceskosten
4.38.
Venus wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Artitec c.s. heeft, op de voet van art. 1019h Rv, vergoeding gevorderd van haar volledige kosten vanaf oktober 2014 tot een bedrag van € 31.895,94. De rechtbank acht met Venus niet redelijk dat kosten die in 2014 en in de eerste helft van 2015 zijn gemaakt (onder meer in het kader een verzoekschriftprocedure en het kort geding), in deze zaak, waarin de dagvaarding is uitgebracht op 23 december 2015, worden opgevoerd. De facturen van 27 oktober 2014 tot en met 16 september 2015 (een bedrag van in totaal € 3.499,-) worden dan ook buiten beschouwing gelaten. Ook worden de in de factuur van 11 september 2015 genoemde deurwaarderskosten (€ 300) en het griffierecht (factuur van 26 februari 2016, € 1.929) in mindering gebracht. De advocaatkosten van Artitec c.s. komen daarmee op in totaal € 26.167,94. Daarvan moet € 10.467,18 (40%, zie r.o. 4.30) worden toegerekend aan de procedure in reconventie en derhalve uitsluitend aan Artitec. In reconventie zijn door Artitec geen overige kosten opgevoerd. De procedure in reconventie ziet volledig op de handhaving van IE-rechten, zodat voornoemd bedrag, dat onder het toepasselijke indicatietarief (voor een ‘normale zaak’) ligt en de rechtbank ook overigens niet onredelijk voorkomt, volledig voor vergoeding in aanmerking komt.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1.
vernietigt de Gemeenschapsmodellen met nummers 2171439-0011 en 002345942-0001 (Ovaalramers) en beveelt Venus om deze modellen door te halen in de registers van het EUIPO;
5.2.
verklaart voor recht dat Venus geen auteursrecht heeft op de modeltreinen van het type Ovaalramer A/B en C van Artitec;
5.3.
veroordeelt Venus tot betaling van € 2.500,- aan Artitec c.s.;
5.4.
veroordeelt Artitec c.s. in de proceskosten tot op heden aan de zijde van Venus c.s. begroot op € 7.948,20;
5.5.
verklaart de uitgesproken veroordelingen (onder 5.3 en 5.4) uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af;
5.8.
veroordeelt Venus in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Artitec begroot op € 10.467,18;
5.9.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Kokke en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2018.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 19‑09‑2018
Aan de producties van Venus c.s. zal worden gerefereerd voorafgegaan door de afkorting GP.
Artitec c.s. is bij de nummering van de bij de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie, overgelegde producties opnieuw bij nummer 1 begonnen. Deze producties zullen, om deze van andere producties te onderscheiden, worden aangeduid voorafgegaan door EP-R.
Artitec c.s. is bij de nummering van de bij de conclusie van dupliek in reconventie overgelegde producties opnieuw bij nummer 1 begonnen. Deze producties worden aangeduid voorafgegaan door EP-D.
Artitec c.s. is bij de nummering van de bij de akte eiswijziging c.q. vermeerdering van eis overgelegde producties opnieuw bij nummer 1 begonnen. Deze producties worden aangeduid voorafgegaan door EP-A.
Venus c.s. heeft geen producties met nummer 48 en 49 ingediend.
Proces-verbaal blad 2 en 3.
De nummering (A t/m M) die Artitec c.s. heeft gebruikt bij de laatst toegestane eiswijziging, ingediend op 21 juli 2017, is gevolgd omdat partijen in de laatste stukken daarnaar verwijzen.
Het in de eiswijziging van 21 juli 2017 genoemde bedrag verminderd met BTW, zie proces-verbaal van de comparitie punt 32.
Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering.
Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen, inwerkingtreding: 6-3-2002, zoals laatstelijk gewijzigd bij PB EU 2006 L 386.
Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, inwerkingtreding: 9-1-2013, PB EU 2012, L 351/1.
HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635; ECLI:NL:HR:1981:AG4158.
Vgl. HR 18 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE7002 (Pieterse/Nationale Nederlanden).
HR 19 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3178 (Meyer Europe/PontMeyer) en HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4909 (Derksen/Homburg).
Vgl. o.m.HR 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101 (Lundiform/Mexx) en HR 7 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:260 (Afvalzorg/Slotereind).
HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1087, r.o. 3.8.4.
HR 3 juni 2016, t.a.p., r.o. 3.6.
HR 14 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2627 (RCI Financial Services), r.o. 4.2 en 4.3; HR 14 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2628 (Tulip Air), r.o. 3.5.2.