In de dagvaarding zijn producties vermeld t/m EP34. Conform de VRO-beschikking zijn de producties op 1 april 2020 in het geding gebracht (niet bij aparte akte). Op dat moment is kennelijk productie EP35, een tussentijds proceskostenoverzicht t/m 30 maart 2020, toegevoegd.
Rb. Den Haag, 10-11-2021, nr. C/09/590704 / HA ZA 20-340
ECLI:NL:RBDHA:2021:12267
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
10-11-2021
- Zaaknummer
C/09/590704 / HA ZA 20-340
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2021:12267, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 10‑11‑2021; (Bodemzaak, Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 10‑11‑2021
Inhoudsindicatie
octrooirecht; verklaring voor recht van geen inbreuk.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/590704 / HA ZA 20-340
Vonnis van 10 november 2021
in de zaak van
KIREMKO B.V.,
te Montfoort,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R.W. de Vrey te Amsterdam,
tegen
de rechtspersoon naar vreemd recht
TOMRA SORTING LIMITED,
te Dublin, Ierland,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.A.A.C.M. van Oorschot te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Kiremko en Tomra genoemd worden.
Voor Kiremko is de zaak inhoudelijk behandeld door haar advocaat, voornoemd, en door mr. Y. Çelebi, advocaat te Amsterdam, bijgestaan door de octrooigemachtigde ir. P. Dorna. De zaak is voor Tomra inhoudelijk behandeld door haar advocaat, voornoemd, en door mr. B.B. van de Wansem, advocaat te Amsterdam, bijgestaan door de octrooigemachtigde
ir. C. Box.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 9 januari 2020 (rekestnummer C/09/586059 KG/RK 19 – 1803) waarbij Kiremko verlof is verleend Tomra te dagvaarden in de versnelde bodemprocedure in octrooizaken (hierna ook: VRO);
- de dagvaarding van 23 januari 2020 met – op 1 april in het geding gebrachte – producties EP1 t/m EP 351.;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie inclusief hulpverzoeken tevens houdende akte overlegging producties GP1 t/m GP22;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties EP36 t/m EP39;
- de aanvullende productie EP40, ingekomen op 16 september 2020, houdende een aanvullend proceskostenoverzicht;
- het e-mailbericht van de rechtbank van 15 oktober 2020 met instructies voor de pleidooizitting in aangepaste vorm in verband met de corona pandemie;
- het faxbericht zijdens Kiremko van 29 oktober 2020 met toezending van een proceskostenspecificatie (EP41);
- de akte houdende overlegging eerste proceskostenoverzicht zijdens Tomra met productie GP22, ingekomen bij de griffie op 30 oktober 2020;
- het B8 formulier zijdens Kiremko van 9 november 2020 met productie EP42 (een aanvullend kostenoverzicht);
- de aanvulling op productie GP22, houdende de totale proceskostenspecificatie ex art. 1019h Rv2.zijdens Tomra, ingezonden bij e-mail van 10 november 2020;
- de door partijen op 11 november 2020 per e-mail ingediende en uitgewisselde schriftelijke pleitnota’s, voor wat betreft Tomra met gelijktijdige toezending van een 3D-presentatie als annex 1;
- de aanvulling op de schriftelijke pleitnota zijdens Tomra (eerste termijn), houdende een reactie op de pleitnota van Kiremko, ingediend en uitgewisseld op 12 november 2020;
- de tijdens de videozitting op 13 november 2020 ingediende schriftelijke tweede termijn van het pleidooi van Kiremko, met dien verstande dat de randnummers 4, 5 en 28 van dat stuk buiten beschouwing dienen te blijven (en geen onderdeel uitmaken van het procesdossier) omdat deze niet zijn gepleit.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Kiremko ontwikkelt en produceert, onder meer, machines voor gebruik in de aardappelverwerkende industrie. Eén van de typen machines die Kiremko vervaardigt en verhandelt, is de stoomschilmachine met de naam ‘Strata Invicta’ (hierna: de Strata Invicta).
2.2.
Tomra is een producent van, onder meer, sorteer-, schil- en verwerkingsmachines voor producten zoals aardappels. Zij maakt onderdeel uit van de Tomra-groep. Zowel Kiremko als Tomra opereren wereldwijd en hebben in Nederland een belangrijk marktaandeel.
2.3.
Tomra is houdster van het Europese octrooi EP 1 289 385 B1 (hierna: het octrooi of EP 385) voor een ‘Steam Peeling Processing System’. Het octrooi, dat gelding heeft in onder meer Nederland, is op 29 maart 2006 verleend aan Oseney Limited, op de (internationale) aanvrage WO/2001/093704 van 5 juni 2001, met inroeping van de prioriteit van de Ierse octrooiaanvrage IE 000456 van 6 juni 2000. Odenberg Engineering Ltd., waarvan Tomra de rechtsopvolger is, heeft het octrooi van Oseney verkregen op 26 september 2012. Dit is aangetekend in het Nederlandse octrooiregister.
2.4.
EP 385 zoals verleend telt veertien conclusies. In deze zaak draait het uitsluitend om de eerste zes voortbrengselconclusies. Volgconclusies 2 t/m 6 zijn afhankelijk van conclusie 1. Conclusies 1 t/m 6 luiden in de originele Engelse taal:
1. A pressure vessel (1) for steam treatment of product (3) to be peeled in a steam peeling system, the pressure vessel (1) having substantially the shape of a sphere with opposed flattened side surfaces (42, 43), characterised in that the pressure vessel (1) has at least one internal lifting feature (51a, 51b, 51c) for entraining and raising product (3) relative to the axis of rotation (7) of the pressure vessel (1) during rotation of the pressure vessel (1).
2. A pressure vessel according to Claim 1, wherein the or each internal lifting feature (51a, 51b, 51c) comprises a protrusion extending inwards from the region of an interior surface (48) of a wall portion of the pressure vessel (1), substantially in the direction of the axis of rotation (7) of the vessel (1).
3. A pressure vessel according to Claim 2, wherein the or each internal lifting feature (51a, 51b, 51c) is defined by an upstanding portion of a false floor (64) which is spaced from the interior wall surface (48) of the wall portion of the pressure vessel (1) and at least a portion of the false floor (64) is apertured for the passage of condensate through the apertures of the false floor (64) during use of the system, for accumulation of condensate in the region between the false floor (64) and the interior wall surface (48) of the wall portion of the pressure vessel (1).
4. A pressure vessel according to any preceding claim, wherein the pressure vessel (1) has at least one internal region (51, 52, 53) which is closed-off against ingress of steam during product treatment, said region (51, 52, 53) defining a steam saver.
5. A pressure vessel according to Claim 4, wherein at least one of said internal regions (51, 52, 53) which are closed-off against ingress of steam during product treatment is defined by one of said internal lifting features (51a, 51b, 51c) for entraining and raising product (3) relative to the axis of rotation (7) of the pressure vessel (1) during rotation of the pressure vessel (1).
6. A pressure vessel according to any preceding claim, wherein the pressure vessel (1) is substantially symmetrical at least about an axis (9) extending between the opposed flattened side surfaces (42, 43) of the pressure vessel (1) and is rotatable about said axis (7) of substantial symmetry.
Conclusies 7 t/m 14 zien op een ‘steam peeling system’ (een stoomschilsysteem) dat een ‘pressure vessel (1)’ (drukvat) volgens conclusies 1 t/m 6 bevat.
2.5.
De – niet bestreden – Nederlandse vertaling van conclusies 1 t/m 6 luidt:
1. Een drukvat (1) voor een stoombehandeling van te schillen producten (3) in een stoomschilsysteem, waarbij het drukvat (1) in wezen de vorm heeft van een bol met tegenover elkaar gelegen, afgeplatte zijvlakken (42, 43), met het kenmerk, dat het drukvat (1) ten minste één inwendige hefvoorziening (51a, 51b, 51c) heeft voor het meenemen en omhoog voeren van producten (3), ten opzichte van de draaiingsas (7) van het drukvat (1) gedurende de rotatie van het drukvat (1).
2. Een drukvat volgens conclusie 1, waarbij de of elke inwendige hefvoorziening (51a, 51b, 51c) een uitstulping omvat, die zich binnenwaarts uitstrekt vanuit het gebied van een binnenvlak (48) van een wandgedeelte van het drukvat (1), in wezen in de richting van de draaiingsas (7) van het vat (1).
3. Een drukvat volgens conclusie 2, waarbij de of elke inwendige hefvoorziening (51a, 51b, 51c) wordt gevormd door een opstaand gedeelte van een verhoogde vloer (64), die op afstand ligt tot het binnenwandvlak (48) van het wandgedeelte van het drukvat (1), en ten minste een gedeelte van de verhoogde vloer (64) van openingen is voorzien, voor de doorgang van condensaat door de openingen van de verhoogde vloer (64), gedurende het gebruik van het systeem, voor de accumulatie van condensaat in het gebied tussen de verhoogde vloer (74) en het binnenwandvlak (48) van het wandgedeelte van het drukvat (1).
4. Een drukvat volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het drukvat (1) ten minste één inwendig gebied (51, 52, 53) heeft, dat is afgesloten tegen het binnen dringen van stoom gedurende de behandeling van de producten, waarbij het genoemde gebied (51, 52, 53) een stoombesparingsorgaan vormt.
5. Een drukvat volgens conclusie 4, waarbij ten minste één van de genoemde, inwendige gebieden (51, 52, 53), die afgesloten zijn tegen het binnen dringen van stoom gedurende de behandeling van producten, gevormd is door één van de genoemde, inwendige hefvoorzieningen (51a, 51b, 51c) voor het meenemen en het omhoog voeren van producten (3), ten opzichte van de draaiingsas (7) van het drukvat (1), gedurende de rotatie van het drukvat (1).
6. Een drukvat volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het drukvat (1) in wezen symmetrisch is, ten minste om een as (9), die zich uitstrekt tussen de tegenover elkaar gelegen, afgeplatte zijvlakken (42, 43) van het drukvat (1), en roteerbaar is om de genoemde, hoofdzakelijke symmetrieas (7).
2.6.
In de beschrijving van EP 385 is onder meer het volgende opgenomen:
Brief Summary of the lnvention
[0010] It is an object of the invention to overcome the disadvantages of prior art peeling systems, and especially steam peeler pressure vessels, as indicated above. It is a particular objective of the invention to provide an improved steam peeler pressure vessel and also to provide an improved feed arrangement tor steam peeling pressure vessels. It is a further objective of the invention to provide improved arrangements tor steam discharge. It is a still further objective of the invention to provide improved arrangements in a steam peeling system for accelerating pressure relief. Yet another objective of the invention relates to effecting improvements in the manner of exhausting steam to atmosphere in a steam peeling system.
[0011] The invention provides a pressure vessel tor steam treatment of product to be peeled in a steam peeling system, the pressure vessel having substantially the shape of a sphere with opposed flattened side surfaces characterised in that the pressure vessel has at least one internal lifting feature for entraining and raising product relative to the axis of rotation of the pressure vessel during rotation of the pressure vessel.
[0012] The pressure vessel may be defined at least in part by two opposed dish-shaped portions engaged together along rim regions of the portions to define an enclosed interior region. The two opposed dish-shaped portions are suitably welded together rim to rim to define said enclosed interior region.
[0013] The aspect ratio between a maximum diameter of the pressure vessel and a dimension of the pressure vessel between the opposed flattened side surfaces is preferably greater than about 1.2: 1. In a specific embodiment, the aspect ratio is about 2: 1.
[0014] The pressure vessel of the invention is suitably substantially symmetrical, preferably at least about an axis extending between the opposed flattened side surfaces of the pressure vessel. In a particular construction, the pressure vessel is rotatable about said axis of substantial symmetry.
[0015] The or each internal lifting feature preferably comprises a protrusion extending inwards from the region of an interior surface of a wall portion of the pressure vessel, substantially in the direction of the axis of rotation of the vessel, in particular, substantially radially inwards.
(…)
Detailed Description of the Drawings
[0037] Figures 1 to 6 inclusive relate to prior art peeling systems and have already been discussed.
[0038] Referring now to Figures 7, 8 and 9, there is shown a steam peeling system according to the present invention, incorporating a steam peeling pressure vessel 1 in accordance with the invention (…)
(…)
[0049] Referring now to Figures 12, 13 and 14, these show structural and internal details of the pressure vessel 1. A simple shell structure of the general shape of a solid doughnut, namely one without a central aperture, is used. In other words, in this embodiment, the structure 1 resembles a sphere with squashed-in sides, 42, 43, but a wide diversity of other shapes and constructions may be applied. The structure 1 is rotatable about an axis 7 extending between the two somewhat flattened sides. The simplicity of the structure is particularly advantageous for construction as a shell. The pressure vessel 1 may be assembled from two dished portions, for example, ellipsoidal dished ends, welded together along their rims.
[0050] It is important to emphasise that the reference to "a sphere" in describing the shape of the pressure vessel 1 of the invention is for the purposes of such description only and the present inventive unit 1 in no way equates to a wholly spherical pressure vessel as known in the prior art. Thus in referring to the unit 1 of the invention as being in the shape of a solid doughnut, what is in question is a so called jam doughnut, rather than a doughnut with a central aperture passing through it. As noted, the unit 1 may be formed from two dished shells, fixed together such as by welding along their rims. An ellipsoidal cross section may suitably be used lor each shell, but this shape is not an essential aspect of the unit 1 according to the invention. The vessel 1 of the invention is to be distinguished from any fully spherical unit of the prior art by its aspect ratio, namely the ratio of the maximum diameter of the pressure vessel 1 to its width, this latter being defined as its wall to wall dimension substantially along its axis of rotation 7, i.e. between walls 42 and 43. For a
sphere, as in the known pressure vessel, the aspect ratio is 1:1, whereas in the unit 1 of the invention, the aspect ratio is in the range from 1.2:1 upwards, e.g., in a typical construction of the order of about 2:1. Thus the overall shape of the unit 1 is somewhat similar to that of a low aspect tyre as applied in modem high performance motor vehicles.
[0051] As shown in the drawings, bearing mountings 44. 45 are provided on the flat side faces 42, 43 of the pressure vessel 1, and one 44 of these bearing mountings 44, 45 is provided with a single opening or port 46 tor steam discharge, as subsequently described and discussed. (…)
(…)
[0053] The internal shape of the vessel 1 is also adapted to assist in lifting product 3 held within the vessel 1 during rotation, to ensure constant product 3 movement during vessel 1 rotation. Such lifting/mixing action enables more uniform peeling to be achieved, due to more uniform application of steam to the product 3. Lifting features 51a, 51b and 51c within the vessel 1 are shown in the drawing, in the form of inward protrusions from vessel internal surface 48. Lifting features 51 a, 51 b, 51 c of this kind may also be defined or referred to as paddle lifters, and a multiplicity of such features may be used, lor example three in an exemplary embodiment as shown in Figure 12. This feature of the invention is of particular significance and advantage and is further described below.
(…)
[0078] Referring now to Figures 20 and 21, there is illustrated the provision of a lifting arrangement 51 a, 51 b and 51 c as defined in accordance with the present invention within a steam peeling vessel 1 'of known or substantially conventional construction. In this prior art pressure vessel, the unit 1' has a generally cylindrical form and is rotated about a transverse axis 7 perpendicular to the longitudinal axis of the vessel 1 '. The door and loading and discharge point 4' are located at one axial end of this elongate vessel 1 '. As shown in Figures 20 and 21 , the vessel 1' is provided with a series of lifting features, 51 a', 51 b' and 51c' these being defined by indents or protrusions directed inwardly from the region of the inner wall 48' of the pressure vessel and defined, in the particular embodiment shown, by inward indentations or protrusions formed in a perforated condensate floor or liner 64' as described in connection with the vessel of Figures 17, 18 and 19. However, the provision of lifters 51a', 51 b' and 51c' within this pressure vessel 1' of conventional or prior art design is not confined to arrangements in which they are formed by deformations of a condensate floor 64'. In variants of the invention, the inwardly directed lifters 51 a', 51 b' and 51c' may be defined by independent features, appropriately located on suitable regions of the inner wall 48' of the pressure vessel 1 ', such as welded on angled plate portions, as previously described, and the lifters 51 a', 51 b' and 51 c' may then also define steam savers as understood in terms of the present invention.
[0079] The unit 1, 1' of the invention provides exceptionally good product mixing during steam treatment. Within the rotational speed range specified, not only is the degree of mixing good, but the mixing action is such that there is also minimal damage to product 3, for example potatoes or also small carrots. Even in the event of an extended mixing period, not usual in conventional operation, the level of damage is nonetheless minimised. The mixing action is such that products 3 such as potatoes or small carrots roll at all times and there is no throwing of product 3. The mixing action is directed to enabling steam to access each individual product 3, and this is facilitated by the tumbling action according to the system of the invention. The action provided by the present invention is to be distinguished from the stirring type mixing used in other technologies, where the objective is to effectively integrate or sift together a multiplicity of different media. In the present invention, the objective is to give access for steam to the external surface of every product item 3 to an optimum extent.
2.7.
Onder meer de volgende (beschrijvingen van de) tekeningen maken onderdeel uit van het octrooischrift:
Brief Description of the Drawings
[0035] The invention will now be described with reference to the accompanying drawings, of which Figures 1 to 6 illustrate selected significant features of a number of prior art arrangements relating to steam peeling, Figures 7 to 16 illustrate the peeler vessel according to the invention in a first embodiment, along with associated equipment. Figures 17 to 20 illustrate variants of the peeler vessel for a system according to the invention. (…)
[0036] In detail: (…)
Figure 3 shows a third prior art arrangement of rotatable pressure vessel tor steam peeling food products, (…)
Figure 7 is a side view of the novel rotatable steam peeling vessel and associated features provided by the invention,
Figure 8 is an end view from the righthand side of the arrangement of Figure 7,
Figure 9 is a top or plan view of the arrangement according to Figures 7 and 8,
Figure 1 0 is a diagrammatic side view of a steam peeling pressure vessel and associated feed hopper according to the invention, operating in a first stage of a feed or loading operation,
Figure 11 corresponds to Figure 10, showing a feed or loading operation in a second stage,
Figure 12 is a central sectional side view of the steam peeling pressure vessel provided by the present invention, showing internal features of the vessel,
Figure 13 is a sectional view of the vessel of Figure 12, on the plane A-A of Figure 12,
Figure 14 is a top or plan view of the pressure vessel of Figures 12 and 13,
(…)
Figure 20 shows a known construction of steam peeler vessel fitted with condensate separation features and also incorporating product lifting or mixing features in accordance with the invention, in diagrammatic side sectional view,
Figure 21 is a diagrammatic top view of the modified peeler vessel of Figure 20, on the plane C-C of Figure 20, again with omission of selected features not essential to understanding the invention in this variant, (…)
2.8.
Kiremko brengt de stoomschilmachine Strata Invicta op de markt in onder meer Nederland. In een technische tekening van Kiremko gedateerd 13 september 2019, met als benaming ‘PESCEI 1460’, zijn de volgende tekeningen van de Strata Invicta opgenomen:
2.9.
Tussen partijen zijn al verschillende procedures gevoerd over (gestelde inbreuk met) de Strata Invicta, waarbij Tomra niet alleen het octrooi, maar ook een ander octrooi dat het onderwerp is van een afzonderlijke nietigheidsprocedure (EP 1 587 379), in stelling heeft gebracht. Aan Tomra is bij vonnis van 2 november 2018 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland3.toestemming gegeven om – onder nader gestelde voorwaarden – eerder in bewijsbeslag genomen bescheiden en een gemaakte gedetailleerde beschrijving (van het drukvat van de Strata Invicta), in te zien. Tomra heeft daarop in kort geding een verbod gevorderd om inbreuk te maken op EP 385. Dit verbod heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank afgewezen bij vonnis van 15 november 20194., voorshands oordelend dat een serieuze, niet te verwaarlozen kans bestaat dat het octrooi in een bodemprocedure (voor het betreffende nationale deel) nietig zal worden verklaard wegens het ontbreken van nieuwheid ten opzichte van het Engelse octrooi GB 1 454 119 van Kiremko (GB 119), dat tot de stand van de techniek behoort. Het door Tomra tegen het kortgedingvonnis van 15 november 2019 ingestelde hoger beroep is geschorst in afwachting van de uitkomst van deze bodemzaak.
2.10.
GB 119 is gepubliceerd op 27 oktober 1976 voor een ‘Device for steam-heating potatoes or the like’. In GB 119 zijn (uitsluitend) de volgende tekeningen geopenbaard:
3. Het geschil
in conventie
3.1.
Kiremko vordert – na wijziging van eis5.– om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht
A. dat de Strata Invicta van Kiremko niet onder de beschermingsomvang valt van EP 385;
B. dat geen inbreuk gemaakt wordt op EP 385 met het in Nederland vervaardigen, gebruiken, in het verkeer brengen of verder verkopen, verhuren, afleveren of anderszins verhandelen, dan wel met het voor een of ander aanbieden, invoeren of in voorraad hebben van de Strata Invicta;
C. dat niet onrechtmatig gehandeld wordt met het in Nederland vervaardigen, gebruiken, in het verkeer brengen of verder verkopen, verhuren, afleveren of anderszins verhandelen, dan wel met het voor een of ander aanbieden, invoeren of in voorraad hebben van de Strata Invicta, ook niet voor zover men weet of behoort te weten dat dit product bestemd is om in andere landen waar EP 385 van kracht is op de markt gebracht te worden, om aldaar verder te worden verhandeld, of om aldaar gebruikt te worden;.
en voorwaardelijk, voor het geval de rechtbank mocht aannemen dat Kiremko inbreuk maakt, vernietiging van het Nederlandse deel van EP 385;
in alle gevallen met veroordeling van Tomra in de proceskosten op de voet van art. 1019h Rv.
3.2.
Aan haar vorderingen legt Kiremko ten grondslag, voor zover hier van belang, dat het drukvat van de Strata Invicta niet in wezen de vorm heeft van een bol met tegenover elkaar gelegen afgeplatte zijvlakken. Aan haar nietigheidsvordering legt zij ten grondslag dat conclusie 1, 2 en 6 van het octrooi niet nieuw dan wel niet inventief zijn.
3.3.
Tomra voert verweer strekkende tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Kiremko in de volledige kosten op de voet van 1019h Rv vermeerderd met rente en uitvoerbaar bij voorraad. Zij voert onder meer aan dat het octrooi geldig is. Subsidiair heeft zij vijf hulpverzoeken ingediend, stellende dat die hulpverzoeken, voor het geval de rechtbank het octrooi zoals verleend niet geldig mocht achten, EP 385 geldigheid verschaffen. Voorts stelt Tomra dat Kiremko inbreuk maakt op conclusies 1, 2 en 6 van zowel het octrooi als verleend als op de hulpverzoeken.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Stellende dat Kiremko met de Strata Invicta inbreuk maakt op conclusies 1, 2 en 6 van het octrooi, al dan niet in de vorm van de hulpverzoeken, vordert Tomra – samengevat – om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Kiremko te verbieden inbreuk te maken op het Nederlandse deel van EP 385, met nevenvorderingen (informatieplicht, opgave), een en ander op straffe van dwangsommen en met veroordeling van Kiremko in de volledige proceskosten op de voet van art. 1019 Rv. Voor het geval geoordeeld zou worden dat geen sprake is van letterlijke inbreuk op de ingeroepen conclusies van EP 385 zoals verleend of op basis van (één van) de hulpverzoeken, stelt Tomra dat sprake is van inbreuk bij wege van equivalentie.
3.6.
Kiremko voert verweer strekkende tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, van Tomra in de volledige proceskosten in de zin van art. 1019h Rv.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en reconventie
4.1.
De (niet bestreden) exclusieve internationale bevoegdheid van de rechtbank om kennis te nemen van de vorderingen in conventie volgt, uitgaande van de in de dagvaarding onvoorwaardelijk gevorderde vernietiging van het octrooi, uit art. 24 aanhef en onder 4 Brussel I bis-Vo.6.De bevoegdheid in reconventie kan worden gegrond op art. 8 lid 3 Brussel I bis-Vo. De relatieve bevoegdheid volgt uit art. 80 lid 1 sub a en lid 2 sub a ROW.7.
EP 385
4.2.
Conclusie 1 van het octrooi kan, in navolging van partijen, worden onderverdeeld in de volgende kenmerken:
1.1
A pressure vessel (1) for steam treatment of product (3) to be peeled in a steam peeling system,
1.2
the pressure vessel (1) having substantially the shape of a sphere with opposed flattened side surfaces (42, 43),
1.3
characterised in that the pressure vessel (1) has at least one internal lifting feature (51a, 51b, 51c) for entraining and raising product (3), relative to the axis of rotation (7) of the pressure vessel (1) during rotation of the pressure vessel (1).
en volgens de Nederlandse vertaling:
1.1
Een drukvat (1) voor een stoombehandeling van te schillen producten (3) in een stoomschilsysteem,
1.2
waarbij het drukvat (1) in wezen de vorm heeft van een bol met tegenover elkaar gelegen, afgeplatte zijvlakken (42, 43),
1.3
met het kenmerk, dat het drukvat (1) ten minste één inwendige hefvoorziening (51a, 51b, 51c) heeft voor het meenemen en omhoogvoeren van producten (3), ten opzichte van de draaiingsas (7) van het drukvat (1) gedurende de rotatie van het drukvat (1).
Inbreuk?
4.3.
Het betoog van Kiremko dat zij met de Strata Invicta geen inbreuk maakt op het octrooi slaagt. Daartoe is het volgende redengevend.
4.4.
Niet in geschil is dat de Strata Invicta van Kiremko voldoet aan kenmerken 1.1 en 1.3. Ook is duidelijk dat de stoomschiller van Kiremko ‘in wezen de vorm heeft van een bol’, zoals het eerste deel van kenmerk 1.2 vereist. Partijen houdt verdeeld hoe de passage ‘met tegenover elkaar gelegen, afgeplatte zijvlakken’ van kenmerk 1.2 moet worden uitgelegd. Tomra bepleit een ruime uitleg, waarbij elk in wezen bolvormig drukvat met tegenover elkaar liggende afgeplatte zijvlakken, ongeacht hoe gering die afplatting is, onder de beschermingsomvang van het octrooi valt. De Strata Invicta voldoet volgens haar aan dit (deel)kenmerk omdat de plaatsen waar de as-stompen (waarmee onder meer wordt gedoeld op de uiteinden van de as waarom het vat draait) aan het drukvat zijn gelast, moeten worden aangemerkt als afgeplatte zijvlakte zijvlakken in de zin van het octrooi. De gestelde afgeplatte vlakken zijn aangeven met rode lijnen in onderstaande, van Tomra overgenomen, afbeelding. De blauwe pijl is door de rechtbank toegevoegd om de as-stomp aan te duiden.
4.5.
Kiremko betoogt dat de Strata Invicta geen afgeplatte zijvlakken heeft, althans geen afgeplatte zijvlakken als bedoeld in het octrooi. Dit deel van kenmerk 1.2 van conclusie 1 van het octrooi moet volgens haar zo worden uitgelegd dat de afgeplatte zijvlakken een zogenoemde ‘aspect ratio’ (in bovenstaande tekening de verhouding A:B) moeten hebben van minimaal 1,2:1. Ter onderbouwing van die stelling verwijst zij naar [0050] van de beschrijving van EP 385. De aspect ratio in de verschillende varianten van de Strata Invicta blijft volgens Kiremko onder de 1,2:1, want is maximaal 1,1:1. Dit laatste is door Tomra niet betwist. Kiremko stelt dan ook dat het drukvat van de Strata Invicta niet in wezen een bol met afgeplatte zijvlakken is als bedoeld in conclusiekenmerk 1.2, zodat geen sprake is van inbreuk.
4.6.
Het geschil ziet daarmee in de kern op de uitleg van het tweede deel van kenmerk 1.2 van conclusie 1 van EP 385 in verband met de beschermingsomvang van het octrooi. Bij de beoordeling daarvan wordt vooropgesteld dat de uitleg van een conclusie met het oog op de vaststelling van de beschermingsomvang van een in Nederland geldend deel van een Europees octrooi wordt beheerst door art. 69 EOV8.en het daarbij behorende uitlegprotocol (hierna: het Protocol). Art. 69 lid 1 EOV houdt in dat de beschermingsomvang van een octrooi wordt bepaald door de conclusies van het octrooischrift, waarbij de beschrijving en de tekeningen dienen tot uitleg van die conclusies. Ar. 1 van het Protocol luidt:
1. Artikel 69 mag niet worden uitgelegd in de zin als zou de beschermingsomvang van het Europees octrooi worden bepaald door de letterlijke tekst van de conclusies en als zouden de beschrijving en de tekeningen alleen maar mogen dienen om de onduidelijkheden welke in de conclusies zouden kunnen voorkomen op te heffen. Het mag evenmin worden uitgelegd in die zin, als zouden de conclusies alleen als richtlijn dienen en als zou de bescherming zich ook mogen uitstrekken tot datgene wat de octrooihouder, naar het oordeel van de deskundige die de beschrijving en de tekeningen bestudeert, heeft willen beschermen. De uitleg moet daarentegen tussen deze twee uitersten het midden houden, waarbij zowel een redelijke bescherming aan de aanvrager als een redelijke rechtszekerheid aan derden wordt geboden.
4.7.
In overeenstemming met deze uitlegregel van het Protocol heeft de Hoge Raad de in zijn eerdere uitspraken gebezigde formuleringen, ‘hetgeen voor de uitvinding waarvan de bescherming wordt ingeroepen, wezenlijk is’, onderscheidenlijk ‘de achter de woorden van die conclusies liggende uitvindingsgedachte’, bestempeld als gezichtspunt, tegenover de letterlijke tekst van de conclusies (de ‘uitersten’ in de woorden van het Protocol)9.. Daarbij dient het achterhalen van de achter de woorden van de conclusies liggende uitvindingsgedachte ertoe een uitsluitend op de letterlijke betekenis van de bewoordingen gegronde en daarom voor een redelijke bescherming van de octrooihouder wellicht te beperkte of onnodig ruime uitleg te vermijden10.. De beschrijving en de tekeningen vormen in dat kader een belangrijke bron. Van de beschrijving maakt onderdeel uit een weergave van de stand van de techniek die de aanvrager als nuttig beschouwt voor het begrijpen van de uitvinding. Ook niet in de beschrijving genoemde stand van de techniek kan van belang zijn. Bij de uitleg van een octrooi met het oog op de vaststelling van de beschermingsomvang daarvan is immers leidend het perspectief van de gemiddelde vakman met zijn kennis van de stand van de techniek op de aanvraag- of prioriteitsdatum11..
4.8.
Aan (het openbare deel van) het verleningsdossier kan bij de uitleg van een octrooi ook betekenis toekomen. De rechter zal in het voordeel van de octrooihouder slechts gebruik mogen maken van die gegevens als hij oordeelt dat het voor de gemiddelde vakman ook na bestudering van de beschrijving en de tekeningen nog voor redelijke twijfel vatbaar blijft hoe de inhoud van de conclusies moet worden begrepen. Deze restrictie geldt niet in het geval een derde zich ter staving van de door hem verdedigde uitleg op het verleningsdossier beroept.12.
4.9.
De rechtbank zal de vraag of sprake is van inbreuk door Kiremko, eerst beoordelen op grond van de vast te stellen beschermingsomvang van conclusie 1 van het octrooi, zonder daarbij de vraag naar eventuele equivalentie te betrekken13.. Als hierbij geen inbreuk wordt aangenomen, zal de rechtbank toekomen aan de vraag of in de perceptie van de gemiddelde vakman de conclusies, gelezen in het licht van de beschrijving en de tekeningen, ruimte laten voor equivalenten, gelet op enerzijds een billijke bescherming van de octrooihouder en anderzijds een redelijke mate van rechtszekerheid voor derden.14.
4.10.
Het octrooi ziet op een drukvat voor een stroomschilsysteem. Naar Tomra aanvoert, openbaart het octrooi een stoomschilmachine-drukvat met verbeterde, uniformere, stoomverdeling ten opzichte van de stand van de techniek, waardoor de producten gelijkmatig(er) gestoomd en geschild worden en klompvorming wordt voorkomen. Dit technisch effect wordt bereikt, aldus Tomra, door de combinatie van de vorm van de binnenzijde van het stoomvat (kenmerk 1.2; in wezen bolvormig met afgeplatte zijvlakken) met de inwendige hefvoorziening(en) (kenmerk 1.3, hierna ook: ‘lifting features’): de producten blijven door die voorzieningen constant in beweging doordat de producten worden opgetild en meegevoerd in een in wezen bolvormig drukvat.
4.11.
Met Tomra wordt tot uitgangspunt genomen dat de uitvindingsgedachte is gelegen in de combinatie van de kenmerken 1.2 (de (inwendige) vorm van het vat) en 1.3 (de lifting features). Dit is onder meer beschreven in [0053] en [0079] van EP 385.15.
4.12.
Partijen zijn het erover eens dat de relevante gemiddelde vakman (hierna ook: de vakman), wiens perspectief en kennis op de prioriteitsdatum relevant is voor de uitleg, in dit geval een werktuigbouwkundig ingenieur is met specifieke kennis van de ontwikkeling van stoomschilmachines.
4.13.
In conclusie 1, noch in enige andere ingeroepen conclusie van EP 385, wordt ingevuld wat wordt bedoeld met de zinsnede ‘een bol met tegenover elkaar gelegen, afgeplatte zijvlakken (42, 43)’. De vakman die wil begrijpen welke vorm precies onder conclusie 1 valt, zal dan ook te rade gaan bij het gehele octrooischrift. Deze vakman stuit dan in de eerste plaats op de ‘Brief Summary of the Invention, [0010] e.v. In [0011] is opgenomen dat de uitvinding voorziet in (‘provides’) een drukvat dat, kort gezegd, de kenmerken 1.2 en 1.3 heeft. In [0012] leert hij dat het drukvat kan worden gezien als twee aan elkaar gelaste schaal/schotelvormige delen (‘dish-shaped portions’). Daar wordt in [0013] aan toegevoegd dat de doorsnede van het in wezen bolvormige vat zich verhoudt tot de doorsnede van het vat op de plaats van tegenover elkaar liggende afplattingen door middel van een aspect ratio, namelijk ‘a maximum diameter of the pressure vessel and a dimension of the pressure vessel between the opposed flattened side surfaces’. Dit komt overeen met de (lengte-breedte-)verhouding A:B in de hierboven in 4.4 weergegeven figuur. De aspect ratio zegt derhalve iets over de mate van afplatting van de tegenover elkaar gelegen plattere zijvlakken bedoeld in kenmerk 1.2. Bij een perfecte bol zonder afplatting is de aspect ratio 1:1. De vakman leert in [0013] over de dimensies van een drukvat volgens de uitvinding dat de aspect ratio: ‘is preferably greater than about 1.2:1. In a specific embodiment, the aspect ratio is about 2:1.’
4.14.
Onder de kop ‘Detailed description of the drawings’ vindt de vakman in [0049] en [0050] (zie 2.6), bij de gedetailleerde beschrijving van tekeningen 12, 13 en 14, een beschrijving van de vorm van het drukvat. Daar wordt eerst uitgelegd dat die tekeningen (weergegeven in 2.7) de constructieve en inwendige details van een drukvat 1 volgens de uitvinding weergeven. De vorm wordt daar aangeduid als lijkend op ‘a sphere with squashed-in sides, 42, 43’. Beschreven wordt verder dat het vat het beste kan worden omschreven als een massieve donut, dat wil zeggen een donut zonder opening in het midden. Behalve een parallel met een donut, wordt ter vergelijking genoemd dat de vorm van het drukvat enigszins lijkt op de band van een modern hoogwaardig motorvoertuig. De beschreven vorm ziet de vakman geïllustreerd in de tekeningen: van één kant bekeken is de doorsnede volledig rond/bolvormig, zoals te zien is in tekening 12 (‘een liggende donut van bovenaf gezien’), en vanaf andere aanzichten is een enigszins langwerpiger vorm te zien, die inderdaad overeenkomst vertoont met een zijaanzicht van een donut of een band, getoond in tekeningen 13 en 14.
4.15.
In [0050] (1e zin) ziet de vakman voorts benadrukt dat het drukvat 1 geenszins hetzelfde is als een volledig bolvormig vat bekend uit de stand van de techniek. Het moet daarvan onderscheiden worden door de al genoemde aspect ratio. Een volledig bolvormig vat heeft een aspect ratio van 1:1, terwijl de aspect ratio van een drukvat 1 volgens de uitvinding ligt: ‘in the range from 1.2:1 upwards, e.g., in a typical construction of the order of about 2:1’.
4.16.
Naar het oordeel van de rechtbank zal het de vakman door lezing van die passages en bestudering van de tekeningen, duidelijk worden dat de uitvinding beperkt is tot een wezenlijk bolvormig vat met tegenoverliggende zijden die zodanig zijn afgeplat dat de gedefinieerde aspect ratio A:B gelijk is aan of groter is dan 1,2:1. Die uitleg is gelet op de beschrijving redelijk en begrijpelijk en wordt ondersteund door tekeningen 13 en 14 van het octrooischrift waarin een vat met een aspect ratio van ongeveer 2:1 is afgebeeld. Die beperkende lezing, is voorts niet strijdig met de uitvindingsgedachte, die immers ziet op het verbeterde technische effect dat dat het gevolg is van de combinatie van een in wezen bolvormig drukvat met afgeplatte zijvlakken met hefvoorziening(en). Dat de vakman in het octrooi niet leest hoe het element afgeplatte zijvlakken precies bijdraagt aan het technisch effect van de vorm van het vat, zoals Tomra heeft aangevoerd en Kiremko heeft betwist, betekent niet dat aan dit (deel)kenmerk minder gewicht toekomt bij de bepaling van de beschermingsomvang. De vakman begrijpt immers uit [0049], [0050], [0053] en [0079] dat de vorm van het drukvat van belang is en leest in [0050] dat het dit (deel)kenmerk is dat de uitvinding afbakent van een volledig bolvormig drukvat bekend uit de stand van de techniek. Een redelijke mate van rechtszekerheid voor derden staat er dan aan in de weg dat dit (deel)kenmerk vervolgens vrijwel geheel wordt weggeredeneerd. Voor de invulling van de mate van afplatting vindt de vakman ook ondubbelzinnig aanwijzingen in het octrooischrift.
4.17.
Aan het voorgaande doet niet af dat in de inleiding van de beschrijving bij de ‘Brief summary of the invention’ de mogelijkheid van een lagere aspect ratio lijkt te zijn opengehouden, door de formulering ‘is preferably greater than about 1.2:1’(onderstreping toegevoegd, rechtbank). Doordat bij de specifieke gedetailleerde beschrijving van de uitvinding zoals hiervoor besproken zo duidelijk is afgebakend van een bolvormig vat door een aspect ratio van meer dan 1,2:1 en bij voorkeur 2:1 zal de vakman geen doorslaggevend gewicht toekennen aan die passage in een algemener deel van de beschrijving.
4.18.
Daar komt bij dat, anders dan Tomra betoogt, de vakman de beschrijving in [0049] en [0050] niet zo zal lezen dat deze ziet op slechts een uitvoeringsvorm van de uitvinding. Andere in het octrooi beschreven uitvoeringsvormen, zoals bijvoorbeeld beschreven in [0078] e.v. met betrekking tot figuren 20 en 21 (kort gezegd, hefvoorziening in combinatie met een drukvat uit de stand van de techniek), zijn niet onder bescherming gesteld (zie ook voetnoot 15). Uitsluitend een drukvat met de combinatie van kenmerken 1.2 en 1.3 wordt geclaimd in het octrooi zoals verleend. Om dezelfde reden gaat de rechtbank voorbij aan de door Tomra genoemde passage in [0049]: ‘but a wide diversity of other shapes and constructions may be applied.’ Dat dat kan, betekent niet dat alle mogelijke vormen onder de beschermingsomvang vallen. Bij gebreke van enige andere concrete informatie in de beschrijving en de figuren over de vorm die hij onder ‘een bol met tegenover elkaar gelegen, afgeplatte zijvlakken’ uit conclusie 1 moet verstaan, zal de vakman te rade gaan bij [0049] en [0050] en de daarbij behorende figuren en daarmee uitkomen op een vatvorm met een aspect ratio van ten minste gelijk aan of groter dan 1,2:1.
4.19.
Tomra heeft ook niet kunnen aangeven wat een andere, realistische, ondergrens voor de aspect ratio bij de door haar voorgestane uitleg van kenmerk 1.2 is, anders dan dat elke lichte afplatting relevant is. In het bijzonder heeft zij ook niet gemotiveerd betoogt hoe de door haar voorgestane uitleg voor de vakman duidelijk uit het octrooischrift volgt. Voorts geldt dat conclusiekenmerk 1.2 geen beperking betreft die haar oorsprong vindt in de verleningsfase van EP 385. Dit kenmerk stond ook al in de aanvrage, ter afbakening van volledig bolvormige drukvaten bekend uit de stand van de techniek. Een adequate bescherming van de octrooihouder brengt in dit geval dan ook niet mee dat de beperkende werking van die toevoeging buiten beschouwing moet worden gelaten, of dat deze moet worden uitgelegd in de door Tomra voorgestane ruime zin.
4.20.
De conclusie van het voorgaande is dat Kiremko met de Strata Invicta geen (letterlijke) inbreuk maakt op het octrooi omdat, als de uitsparingen voor de asstompen al moeten worden aangemerkt als afplatting, die mate van die afplatting (met een aspect ratio van maximaal 1,1:1) niet valt binnen de beschermingsomvang.
Equivalentie?
4.21.
De vraag is dan of het beroep van Tomra op inbreuk bij wege van equivalentie slaagt, te weten of afplattingen ter hoogte van de positie van de as-stompen in de Strata Invicta in feite zijn aan te merken als een uitvoeringsvorm die equivalent is aan de ‘afgeplatte zijvlakken’ van (conclusiekenmerk 1.2 van) de geclaimde uitvinding. Partijen verschillen van mening over de technische gelijkwaardigheid van de geclaimde afplatting en de gestelde afplatting bij de Strata Invicta. Of sprake is van technische gelijkwaardigheid kan echter in het midden blijven omdat het beroep op equivalentie al niet kan slagen omdat uit hetgeen hiervoor is overwogen in het kader van letterlijke inbreuk, reeds volgt dat een billijke bescherming van de octrooihouder hier niet meebrengt dat bij de vaststelling van de beschermingsomvang van het octrooi rekening moet worden gehouden met equivalenten. Integendeel, het octrooischrift openbaart aan de vakman niet een leer die de toepassing van equivalenten waarbij de afplatting minder is dan 1,2:1 omvat, maar wijst daar juist van weg, ter afbakening van bolvormige drukvaten bekend uit de stand van de techniek op de prioriteitsdatum: ‘For a sphere, as in the known pressure vessel, the aspect ratio is 1:1, whereas in the unit 1 of the invention, the aspect ratio is in the range from 1.2:1 upwards, e.g., in a typical construction of the order of about 2:1.’ (beschrijving [0050]).
4.22.
Anders dan in de feiten die ten grondslag liggen aan de rechtspraak waarop Tomra zich beroept (zie voetnoot 13), zal de vakman in de omstandigheden van dit geval kenmerk 1.2 niet beschouwen als een ongelukkige en nodeloos beperkende formulering in de conclusie. In dit geval zou het dan ook in strijd zijn met de rechtszekerheid voor derden om dat conclusiekenmerk, dat in het kader van het octrooischrift een beperktere betekenis heeft, zo breed uit te leggen dat dat (deel)kenmerk in feite buiten beschouwing wordt gelaten. Ook de verleningsgeschiedenis biedt daartoe geen aanleiding. Het beroep op equivalentie faalt dan ook.
4.23.
Nu de Strata Invicta niet voldoet aan kenmerk 1.2 van conclusie 1, is ook geen sprake van inbreuk op de van conclusie 1 afhankelijke conclusies 2 en 6.
Hulpverzoeken
4.24.
Kenmerk 1.2 in conclusie 1 van alle hulpverzoeken bevat geen wijziging ten opzichte van het octrooi zoals verleend. Dat brengt mee dat, ook wanneer op die conclusies zou moeten worden teruggevallen, geen sprake kan zijn van inbreuk. Bij beoordeling van de geldigheid van het octrooi en van de hulpverzoeken hebben partijen derhalve geen belang.
Slotsom in conventie en reconventie
4.25.
Het voorgaande leidt er in conventie toe dat de verklaring voor recht dat Kiremko met de verhandeling van de Strata Invicta geen inbreuk maakt op het octrooi, wordt toegewezen. Nu Kiremko niet heeft onderbouwd dat en waarom zij belang heeft bij haar daarnaast nog gevorderde verklaring voor recht dat de Strata Invicta niet onder de beschermingsomvang van het octrooi valt, zal deze worden afgewezen. Kiremko vordert ook nog een verklaring voor recht dat zij niet onrechtmatig handelt door - kort gezegd - in Nederland voorbehouden handelingen te verrichten, ook niet voor zover zij weet dat de Strata Invicta bestemd is om in andere landen dan Nederland waar EP 385 gelding heeft, op de markt te worden gebracht. Voor zover die vordering ziet op (het ontbreken van) onrechtmatig handelen in de zin van inbreuk in Nederland, valt dit reeds onder hetgeen zal worden toegewezen, zodat daarbij geen belang bestaat. Voor zover het gaat om niet-inbreuk in de bedoelde andere landen, wordt deze vordering, bij gebreke van enige daarop betrekking hebbende stelling, afgewezen.
4.26.
In reconventie worden alle vorderingen van Tomra, waaraan zij inbreuk ten grondslag legt, afgewezen.
Proceskosten
4.27.
Tomra wordt als overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in conventie en in reconventie. Met partijen kwalificeert de rechtbank deze zaak als ‘normaal’ in de zin van de Indicatietarieven in Octrooizaken, zodat de advocaatkosten van Kiremko, die zij heeft gespecificeerd tot een bedrag van € 75.779,56 (inclusief kantoorkosten en honorarium van haar octrooigemachtigde), worden vastgesteld op € 75.000. De procedures in conventie en reconventie hangen volledig met elkaar samen, zodat dit bedrag voor allebei tezamen geldt. De kosten zullen verder volledig worden toegerekend aan de procedure in conventie (partijen hebben zich over een verdeling niet uitgelaten). De proceskosten in conventie worden vermeerderd met verschotten tot een bedrag van in € 3.833,16 (bestaande uit € 656,- aan griffierecht, € 83,38 kosten dagvaarding, € 2.976,48 aan vertaalkosten en € 117,30 aan koerierskosten). De proceskosten in conventie komen daarmee in totaal op € 78.833,16.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Kiremko met de Strata Invicta geen inbreuk maakt op het Nederlandse deel van EP 1 289 385;
5.2.
veroordeelt Tomra in de proceskosten tot op heden aan de zijde van Kiremko begroot op € 75.000 aan honorarium en € 3.833,16 aan verschotten, derhalve een totaalbedrag van € 78.833,16;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af;
5.6.
veroordeelt Tomra in de proceskosten tot op heden aan de zijde van Kiremko en begroot deze op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Brakel, mr. M.J.J. Visser en mr. M.E. Kokke en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel op 10 november 2021.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 10‑11‑2021
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Tijdens de zitting heeft Kiremko, na daartoe strekkende vraag van de rechtbank, haar voorwaardelijke niet-inbreuk-vordering onvoorwaardelijk gemaakt en haar onvoorwaardelijke nietigheidsvordering voorwaardelijk. Tomra heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, inwerkingtreding: 9-1-2013, PB EU 2012, L 351/1 (de ‘herschikte EEX-Verordening’)
Rijksoctrooiwet 1995
Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Europees Octrooiverdrag),
vgl. HR 7 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3522 (Lely Enterprises / Deleval c.s.) en HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV3680 (AGA Medical / Occlutech)
vgl. HR 13 januari 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1609
HR 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:854 (Resolution/AstraZeneca en Shionogi), HR 5 februari 2016, ECLI:HR:2016:196 (Bayer/Sandoz), HR 4 april 2014, ECLI:HR:2014:816 (Medinol/Abbott)
Vgl. o.m. HR 22 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ1081 (Dijkstra/Saier) en HR 12 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP9663 (Impro/Liko),
Zie gerechtshof Den Haag 27 oktober 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:2052 (Eli Lilly/Fresenius) r.o. 4.3 e.v.
HR 5 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:196, Bayer-Sandoz, r.o. 3.3.7.
Daarbij wordt aangetekend dat in [0079] ook wordt verwezen naar een in [0078] beschreven ‘uitvoeringsvariant’ getoond in tekening 20 en 21, waarin de lifting features in een cilindervormig vat 1’ uit de stand van de techniek zijn geplaatst. Die uitvoeringsvariant is uiteindelijk geen onderdeel uit gaan maken van de conclusies. De uitvinding zoals geclaimd ziet uitsluitend op hefvoorzieningen in een drukvat 1 met in wezen de vorm van een bol (‘sphere’) zoals beschreven in [0049] e.v. en getoond in tekeningen 12, 13 en 14.