Hof Arnhem-Leeuwarden, 31-05-2022, nr. 20/00937
ECLI:NL:GHARL:2022:4331
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
31-05-2022
- Zaaknummer
20/00937
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2022:4331, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 31‑05‑2022; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2020:3339, Bekrachtiging/bevestiging
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:1586
ECLI:NL:GHARL:2021:8829, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 21‑09‑2021; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2020:3339
- Vindplaatsen
NLF 2022/1167
NLF 2021/1904
Uitspraak 31‑05‑2022
Inhoudsindicatie
OB. Activiteiten met betrekking tot het organiseren en faciliteren van muzikale activiteiten vormen één ondeelbare economische prestatie waarop het algemene tarief van toepassing is.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
nummer 20/00937
uitspraakdatum: 31 mei 2022
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 september 2020, nummer LEE 19/3679, in het geding tussen de Inspecteur en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur).
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
Belanghebbende heeft over de maand september 2019 een aangifte omzetbelasting ingediend.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte.
1.3.
De Inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.5.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende bijgestaan door zijn gemachtigde mr. drs. G.W. Beuker, alsmede [naam1] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam2] en [naam3] . Deze zaak is gezamenlijk behandeld met de zaak van belanghebbende, die bij het Hof bekend is onder nummer 19/01393. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. Vaststaande feiten
2.1.
Belanghebbende is werkzaam als dirigent van zangkoren in binnen- en buitenland. Daarnaast treedt belanghebbende solistisch op als zanger bij koorconcerten en kerkdiensten en organiseert hij koorreizen. Belanghebbende heeft één werknemer, een dirigente, in loondienst.
2.2.
Belanghebbende bedenkt en organiseert tevens specifieke concerten voor zogenoemde Grootkoren op aansprekende locaties en in samenwerking met bekende solisten en/of orkesten. Bij een Grootkoor wordt op projectbasis gewerkt. Voor ieder Grootkoorproject zoekt belanghebbende zangers voor deelname aan het Grootkoor. Hij huurt de repetitieruimtes, de ruimtes waar de concerten plaatsvinden en hij regelt de samenwerking met de solisten en/of orkesten. Ook maakt hij reclame voor zijn repetities/concerten via posters, billboards, persberichten in lokale kranten en radio-interviews. Voor het verlenen van toegang tot de optredens van het Grootkoor worden door belanghebbende entreegelden van de bezoekers ontvangen of het optreden wordt "uitgekocht" waarmee de entreegelden door de locatie-exploitant worden geheven. De Grootkoordeelnemers betalen € 60 aan belanghebbende voor deelname aan één project. Tijdens de eerste repetitie ontvangen de Grootkoordeelnemers een koorboek en een CD met de muziek. Bij de vijf repetities van drie uur per repetitie, de generale repetitie van het Grootkoor en de uitvoering van het concert treden belanghebbende en/of zijn werknemer op als dirigent van het Grootkoor. Belanghebbende organiseert zijn Grootkoorprojecten op 9 à 10 locaties in het land. Per locatie zijn er jaarlijks 2 à 3 Grootkoorprojecten. Iedere locatie heeft in principe zijn eigen concert. Belanghebbende geeft jaarlijks een Grootkoor magazine uit met informatie over de koorprojecten, koorreizen en andere activiteiten.
2.3.
In reviews van Grootkoordeelnemers op belanghebbendes website ( [website] ) stond onder meer het volgende:
‘Een beter medicijn bestaat niet
“Het Grootkoor heeft mijn leven veranderd. Ik heb lieve vrienden gekregen in het Grootkoor en zing op plekken in de wereld waar ik vroeger alleen maar van kon dromen. Muziek is emotie en in het Grootkoor kan ik die emotie met anderen delen. Zingen, een beter medicijn bestaat er niet!”
[naam4] (leeftijd)
(foto)
Zingen geeft mij energie
“Zingen doe ik heel graag en het liefst samen. Het is voor mij ontspanning, gezonde inspanning en geeft mij energie. Tijdens het samen zingen, het toewerken naar een concert en het reizen ontstaan warme contacten. Je deelt samen mooie momenten. Dat alles maakt het Grootkoor voor mij waardevol.”
[naam5] (leeftijd)
(foto)
Alles even vergeten
“Elke keer als ik in het koor zing geniet ik, al vele jaren lang. Niet enkel door samen te zingen, ook van de sfeer tijdens een repetitie. Ik kan me helemaal overgeven en alles even vergeten. Heerlijk. Ik hoop het nog lang te blijven doen.”
[naam6] (leeftijd)
(foto)
Ik word dus blij van zingen…
“Ik ben zo’n blije kerel die na een concert of koorrepetitie, ook in de pauze, nog loopt te zingen. Dit geeft leuke reacties en vaak een glimlach. Ik word dus blij van zingen in het Grootkoor! Zelfs bij het skiën op de piste, zing ik nog kerstliederen. Dat gaat net als het afdalen vanzelf.”
[naam7] (leeftijd)
(foto)
Zingen in de mooiste kerken ter wereld
“Zingen in het Grootkoor vind ik een bijzondere belevenis. Ik ga er altijd graag heen en ga met een nog beter gevoel weer naar huis. Door de prettige sfeer, waarin serieus bezig zijn, kwaliteit en humor samenkomen.
Ook is het fijn om thuis de muziek te beluisteren en te oefenen, waardoor we na een paar keer al een prachtig concert kunnen geven met bijzondere solisten.
Daarnaast zijn er de fantastische koorreizen. Zingen in de mooiste kerken van de wereld, luisteren naar ontroerende solo’s van de dirigenten en daaraan mogen bijdragen! Ik ben heel dankbaar dat ik dit allemaal mag meemaken.”
[naam8] (leeftijd)
(foto)’
2.4.
Belanghebbende heeft in 2020 onder 37 willekeurige deelnemers aan een Grootkoor een enquête laten houden voor marketingdoeleinden. Op de vraag ‘Welke onderdelen van het zingen bij een Grootkoor geven u het meeste plezier (Selecteer één of meerdere antwoorden)’ werd 37 keer aangegeven ‘zingen onder leiding van een professionele dirigent’, 26 keer ‘zingen voor publiek’, 23 keer ‘gezellig samenzijn’, 8 keer ‘de ruimte/locatie’ en 6 keer ‘anders’.
2.5.
Belanghebbende heeft de door hem gewerkte uren op jaarbasis toegerekend aan de diverse activiteiten met betrekking tot het Grootkoor. Aan de muzikale activiteiten zijn 323 uren toegerekend, waarvan 243 aan het leiden van de koorrepetities, generale repetities en concerten en 80 uur aan het uitzoeken, uitwerken en instuderen van de muziek. Aan reistijd kunnen (maximaal) 900 uren worden toegerekend. Aan andere activiteiten, te weten het huren van locaties, het maken van publiciteit en het verrichten en ontvangen van betalingen, zijn 14,5 uren toegerekend.
2.6.
Belanghebbende is ondernemer voor de omzetbelasting. Ter zake van zijn aangifte omzetbelasting over de maand september heeft hij € 4.893 op aangifte betaald.
3. Geschil
3.1.
Het geschil tussen partijen betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende uit de vergoeding van € 60 die hij ontvangt per Grootkoordeelnemer omzetbelasting naar een tarief van 9% verschuldigd is (hetgeen belanghebbende bepleit), of naar een tarief van 21% (hetgeen de Inspecteur bepleit).
4. Beoordeling van het geschil
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil is dat een dirigent is aan te merken als een uitvoerend kunstenaar, en dat het tegen vergoeding optreden van een dirigent tijdens de repetities voorafgaand aan, en tijdens, een concert dient te worden aangemerkt als ‘het optreden door uitvoerende kunstenaars’ als bedoeld in artikel 9, lid 2, letter a, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB) en post b.17 van Tabel I behorend bij de Wet OB, en dus in aanmerking komt voor het omzetbelastingtarief van 9%.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of op de prestatie van belanghebbende, waarvoor hij € 60 per deelnemer ontvangt, het verlaagde tarief als bedoeld in post b.17 van Tabel I van toepassing is.
4.3.
Belanghebbende duidt de door hem verrichte prestaties als ‘het optreden door een uitvoerend kunstenaar’, waarbij naar zijn mening het werven en bijeenbrengen van de koorleden, het samenstellen van het programma, de planning en organisatie van de repetities en het concert in deze prestatie opgaan.
4.4.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de dienst van belanghebbende jegens de deelnemers bestaat uit ‘het organiseren en faciliteren van Grootkoorprojecten’. Dat belanghebbende (of zijn werknemer of iemand anders) als dirigent het Grootkoor tijdens de uitvoering en de repetities leidt, is maar een element van het totaalpakket dat de deelnemers krijgen in ruil voor de betaalde € 60. Dit totaalpakket bestaat volgens de Inspecteur uit een koorboek met bladmuziek, een aantal intensieve zangtrainingen, deelname aan het optreden van het Grootkoor en de begeleiding van belanghebbende en andere muzikanten. Soms is ook busvervoer naar de locatie inbegrepen. De rol van belanghebbende strekt zich zowel uit tot die van organisator als die van dirigent. De dirigeerwerkzaamheden van belanghebbende gaan volgens de Inspecteur op in het totaalpakket ‘organiseren en faciliteren van Grootkoorprojecten’, welke dienst belast is tegen het reguliere omzetbelastingtarief van 21%.
4.5.
Uit de feiten onder 2.2 tot en met 2.5 volgt dat de organisatie en realisatie van een Grootkoorproject bestaat uit meerdere elementen. Het Hof volgt daarbij partijen in hun (primaire) stelling dat de prestatie van belanghebbende jegens de deelnemers aan een Grootkoorproject dient te worden aangemerkt als één ondeelbare economische prestatie, en overweegt dat het in theorie denkbaar is dat elementen van de prestatie (dat zijn in ieder geval de organisatie-activiteiten en de dirigeeractiviteiten) afzonderlijk worden verricht. Het is immers mogelijk dat potentiële zangers op eigen initiatief een groep vormen en dat zij vervolgens een dirigent inhuren, terwijl de zangers zelf de organisatorische activiteiten op zich nemen. Ook is het mogelijk dat de organisatorische activiteiten door iemand die geen dirigent is worden verricht, en dat de aldus bijeengebrachte groep van potentiële zangers zelf een dirigent aanwijst. Een gemiddelde deelnemer aan een Grootkoorproject, zoals dat is vormgegeven door belanghebbende, zal echter juist een combinatie van deze twee elementen wensen. Daarbij hebben beide elementen een afzonderlijk belang, en zijn zij beide onmisbaar voor het verrichten van de prestatie als geheel; het heeft voor een individuele afnemer immers geen zin om zelf een dirigent in te huren zonder dat er een Grootkoor met repetities en optredens is gevormd en vice versa. Naar het oordeel van het Hof zijn de elementen daarom niet alleen onlosmakelijk met elkaar verbonden (en onderschrijft het Hof het standpunt van partijen dat zij tezamen één prestatie vormen), maar moeten zij naar het oordeel van het Hof ook op hetzelfde niveau worden geplaatst. (zie Hof van Justitie 19 juli 2012, Deutsche Bank, C-44/11, ECLI:EU:C:2012:484 en Hof van Justitie 26 mei 2016, Bookit, C-607/14, ECLI:EU:C:2016:355). Nu de dirigeerwerkzaamheden (het optreden door uitvoerende kunstenaars) een gelijkwaardig element vormt van de (grotere) totale dienst, is (op alle elementen van) deze dienst het reguliere omzetbelastingtarief van 21% van toepassing (zie Hof van Justitie 10 november 2016, Baštová, C-432/15, ECLI:EU:C:2016:855 en vgl. Hof van Justitie 18 januari 2018, Stadion Amsterdam, C-463/16, ECLI:EU:C:2018:22).
4.6.
Belanghebbende heeft in beroep, naast zijn primaire beroepsgrond, welke hij ook in hoger beroep heeft aangevoerd, nog een aantal subsidiaire beroepsgronden aangevoerd, die door de Rechtbank zijn afgewezen. De grieven van belanghebbende in hoger beroep richten zich niet tegen het oordeel van de Rechtbank op deze punten. Desondanks heeft belanghebbende desgevraagd ter zitting verklaard dat hij deze subsidiaire gronden in hoger beroep wenst te handhaven. Het betreft de stelling dat op grond van het neutraliteitsbeginsel het tarief van 9% van toepassing is, omdat de diensten van belanghebbende vergelijkbaar zouden zijn met die van een dirigent die wordt ingehuurd door een koorvereniging. Het betreft voorts de stelling dat de Grootkoordeelnemers feitelijk betalen voor het bijwonen van een optreden van een dirigent, waardoor de daarmee behaalde omzet Grootkoor eveneens belast is met het (lage) tarief van 9% voor de omzetbelasting (Post b.14 van Tabel I behorend bij de Wet OB) en – tot slot - de stelling dat belanghebbende moet worden beschouwd als een instelling van culturele aard en om die reden in aanmerking komt voor de vrijstelling ex artikel 11, lid 1, letter f, Wet OB. In het kader van de laatstgenoemde stelling doet belanghebbende eveneens een beroep op het neutraliteitsbeginsel. Nog meer subsidiair is belanghebbende van mening dat als zijn activiteiten voor de Grootkoorprojecten niet als één prestatie zijn aan te merken, de activiteiten voor 80% uit dirigeren bestaan en voor 20% uit overige activiteiten. Daarom moet van de omzet Grootkoor 80% worden belast tegen het (lage) tarief van 9% omzetbelasting en 20% tegen het (reguliere) tarief van 21%, aldus belanghebbende in beroep.
4.7.
Het Hof wijst het beroep van belanghebbende op toepassing van het verlaagde tarief op grond van het neutraliteitsbeginsel af. Uit hetgeen is overwogen in 4.5. volgt dat dirigeerwerkzaamheden in opdracht van een koor of orkest niet soortgelijk zijn aan de dienst (het totaalpakket) dat belanghebbende aanbiedt. Dat betekent dat het - vanuit de gemiddelde consument bezien – verschil maakt of hij enkel een dirigeeractiviteit van de dirigent afneemt, danwel een dirigeeractiviteit die onderdeel is van een totaalpakket als bij belanghebbende. Voorts kan de werkingssfeer van een verlaagd btw-tarief niet op grond van het beginsel van de fiscale neutraliteit worden uitgebreid (vgl. Hof van Justitie 17 maart 2016, Aspiro, C-40/15, r.o. 31, ECLI:EU:C:2016:172).
4.8.
Het Hof wijst voorts het beroep van belanghebbende op Post b.14 van Tabel I behorend bij de Wet OB af. Uit 4.5 volgt immers dat de aard van de dienstverlening in de vorm van de organisatie van het Grootkoorproject door belanghebbende jegens de Grootkoordeelnemers niet bestaat (ook niet deels) uit het verlenen van toegang tot een muziekuitvoering.
4.9.
Voor wat betreft belanghebbendes beroep op de vrijstelling ex artikel 11, lid 1, letter f, Wet OB heeft de Rechtbank als volgt overwogen:
“9. Eiser heeft meer subsidiair aangevoerd dat zijn activiteiten onder de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onder f, van de Wet OB vallen (diensten van sociale of culturele aard). De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond faalt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij aangewezen leveringen en diensten verricht zoals opgenomen in Bijlage B bij het Uitvoeringsbesluit OB 1968 en eiser heeft geen verzoek gedaan om te worden erkend als instelling van sociale of culturele aard. Ten slotte voldoet eiser niet aan de voorwaarde van niet-winst beogen, om voor de vrijstelling in aanmerking te komen. Eisers beroep op het neutraliteitsbeginsel in dit kader kan evenmin slagen. Zijn verwijzing naar de casus in de uitspraak van rechtbank Gelderland van 20 september 2016 (ECLI:NL:RBGEL:2016:4991) slaagt niet, omdat het geen vergelijkbare situatie betreft.”
Het Hof acht deze overweging juist, en maakt die tot de zijne.
4.10.
Nu het Hof heeft geoordeeld dat ten aanzien van de activiteiten inzake de Grootkoorprojecten sprake is van één prestatie, komt het niet toe aan belanghebbendes standpunt dat ziet op de situatie dat het Hof zou oordelen dat sprake zou zijn van meerdere prestaties. Het omzetbelastingtarief dat van toepassing is op de dienstverlening door belanghebbende jegens de Grootkoordeelnemers bedraagt op grond van artikel 9, lid 1 Wet OB, 21%.
Slotsom Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.
5. Griffierecht en proceskosten
Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Harthoorn, voorzitter, mr. A.E. Keulemans en mr. E. Polak, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2022.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel) (M. Harthoorn)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 1 juni 2022.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Uitspraak 21‑09‑2021
Inhoudsindicatie
OB. Geheimhoudingskamer. Verzoek beperkte kennisneming.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer 20/00937
uitspraakdatum: 21 september 2021
Beslissing van de vierde meervoudige belastingkamer (geheimhoudingskamer)
op het verzoek op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
in het geding tussen de Inspecteur en
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 25 september 2020, nummer LEE 19/3679, ECLI:NL:RBNNE:2020:3339.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1
Belanghebbende organiseert diverse Grootkoorprojecten.
1.2
Belanghebbende heeft over het tijdvak september 2019 voor de omzetbelasting een aangifte ingediend volgens welke de verschuldigde belasting € 6.330 en de voorbelasting € 1.437 bedroeg. Belanghebbende heeft het volgens de aangifte per saldo te betalen bedrag van € 4.893 op 2 oktober 2019 voldaan.
1.3
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen voldoening van omzetbelasting op aangifte, omdat naar de mening van belanghebbende op een gedeelte van de omzet het verlaagde tarief van toepassing is. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4
Het tegen deze uitspraak op bezwaar door belanghebbende ingestelde beroep is door de Rechtbank bij uitspraak van 25 september 2020 ongegrond verklaard.
1.5
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.6
De Inspecteur heeft in zijn verweerschrift in hoger beroep van 19 april 2021 een verzoek ingediend, waarin hij voor bepaalde passages van het stuk “Tarief advies Kennisgroep Omzetbelasting Algemeen” van 7 december 2016 (hierna: het Tarief advies) het standpunt inneemt dat kennisneming daarvan is voorbehouden aan het Hof, als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, van de Awb. Daartoe heeft de Inspecteur geanonimiseerde en niet-geanonimiseerde versies overgelegd van het Tarief advies. Het Tarief advies betreft een advies van een landelijke kennisgroep van de Belastingdienst over het toe te passen btw-tarief op door belanghebbende verrichte prestaties.
1.7
In een afzonderlijke brief van 19 april 2021 motiveert de Inspecteur het onleesbaar maken van de diverse passages.
1.8
Op verzoek van het Hof van 23 april 2021 heeft belanghebbende in zijn brief van 19 mei 2021 op het verzoek van de Inspecteur (zie 1.6 en 1.7) gereageerd.
1.9
Bij brief van 31 mei 2021 heeft het Hof aan partijen medegedeeld het verzoek tot beperkte kennisneming afzonderlijk te behandelen.
1.10
Het onderzoek ter zitting heeft door middel van een beeldverbinding plaatsgevonden op 2 september 2021. Daarbij is verschenen en gehoord: drs. [naam1] namens de Inspecteur. Namens belanghebbende is verschenen mr. drs. [naam2] .
2. Overwegingen
2.1
Het Hof stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat het hierna te beoordelen Tarief advies een op de zaak betrekking hebbende stuk is zoals bedoeld in artikel 8:42 van de Awb. Het Hof beperkt zich tot de beslissing of beperking van de kennisneming van delen (passages) van dat stuk gerechtvaardigd is.
2.2
Op de voet van artikel 8:29, eerste lid, van de Awb kan de inspecteur, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, weigeren stukken, of gedeelten daarvan, over te leggen dan wel deze alleen aan de rechter ter kennis te brengen. Bij de toepassing van dit artikellid dient de grootst mogelijke terughoudendheid te worden betracht. Slechts indien de door de inspecteur voor geheimhouding of beperkte kennisneming aangevoerde redenen aanzienlijk zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van (delen van) de op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding of beperkte kennisneming rechtvaardigen.
2.3
In de geschoonde versie van het Tarief advies zijn meerdere gegevens en/of passages geschoond. Deze gegevens en passages zijn aangeduid met de letter A of B.
Geschoonde gegevens aangeduid met letter A
2.4
De Inspecteur stelt zich met betrekking tot de geschoonde gegevens aangeduid met letter A op het standpunt dat beperkte kennisneming van het Tarief advies gerechtvaardigd is omdat de weggelakte gegevens zien op namen en contactgegevens van personen die werkzaam zijn binnen de Belastingdienst. De betreffende gegevens zijn weggelakt, omdat het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken collega's zwaarder weegt dan het belang dat eiseres heeft bij het verstrekken van deze gegevens.
2.5
In zijn reactie op het geheimhoudingsverzoek van 19 mei 2021 heeft belanghebbende aangegeven er geen bezwaar tegen te hebben dat de geschoonde gegevens, die door de inspecteur zijn aangeduid met letter A voor belanghebbende geheim blijven.
2.6
Gelet op het voorgaande zal het Hof daarom beslissen dat de door de Inspecteur in het Tarief advies aangebrachte beperking van de kennisneming, voor zover deze ziet op de gegevens aangeduid met letter A, gerechtvaardigd is.
Geschoonde gegevens aangeduid met letter B
2.7
Ter zitting van de geheimhoudingskamer van het Hof heeft de Inspecteur zich bereid verklaard – in dit bijzondere geval – alsnog tot openbaarmaking van de met letter B aangeduide passages te willen overgaan. Dit omdat grote delen daarvan reeds in de normaal leesbare stukken van het geding zijn terug te vinden. Hij heeft toegezegd aan belanghebbende en aan het Hof een minder geschoonde versie van het Tarief advies te verstrekken, waarin alleen de passages aangeduid met de letter A geheim worden gehouden.
2.8
Gelet op het voorgaande zal het Hof daarom beslissen dat alleen de door de Inspecteur aangebrachte beperking van de kennisneming (onleesbaar maken delen aangeduid met letter A) gerechtvaardigd is. Het Hof legt de met letter A aangeduide delen niet ten grondslag aan zijn beslissing.
3. Beslissing
Het Hof:
- bepaalt dat de door de Inspecteur aangebrachte beperking van de kennisneming in het Tarief advies, te weten het onleesbaar maken van de delen aangeduid met letter A, gerechtvaardigd is;
- stelt de Inspecteur in de gelegenheid binnen twee weken na dagtekening van deze beslissing de in het Tarief advies onleesbaar gemaakte delen aangeduid met de letter B, vrij te geven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.J.M. van Kempen, voorzitter van de geheimhoudingskamer, mr. T.H.J. Verhagen en mr. A.I. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 september 2021.
De griffier, De voorzitter,
(J.H. Riethorst) (M.G.J.M. van Kempen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 21 september 2021.
Tegen tussenbeslissingen, zoals die bedoeld in artikel 8:29, derde lid, van de Awb, stelt de wet geen afzonderlijk, tussentijds beroep in cassatie open. Tegen dergelijke beslissingen kan ingevolge artikel 28, vijfde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen slechts worden opgekomen tegelijkertijd met het beroep in cassatie tegen de einduitspraak.