Zie HR 2 juli 2013, rov. 3.7., ECLI:NL:HR:2013:118.
HR, 03-11-2015, nr. 14/03480
ECLI:NL:HR:2015:3215
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
03-11-2015
- Zaaknummer
14/03480
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:3215, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑11‑2015; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:1933, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:1933, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑09‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:3215, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 03‑11‑2015
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO en strafvermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Partij(en)
3 november 2015
Strafkamer
nr. S 14/03480
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 21 mei 2014, nummer 23/000124-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van negen jaren.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze acht jaren en negen maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 november 2015.
Conclusie 01‑09‑2015
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO en strafvermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Nr. 14/03480 Zitting: 1 september 2015 | Mr. Bleichrodt Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het Gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 21 mei 2014 de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr, wegens de volgende feiten:
feit 1: “de voortgezette handeling van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd, en, diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd, alsmede medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, meermalen gepleegd”;
feit 2: “poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, en, medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht”;
feit 3: “de voortgezette handeling van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, en, diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, alsmede, medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven”;
feit 4: “de voortgezette handeling van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, en, diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, alsmede, medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven”;
feit 5: “diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, en, medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht”; en
feit 6: “diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen”.
Voorts heeft het hof beslissingen genomen ten aanzien van vorderingen van benadeelde partijen, schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, alsmede beslissingen genomen ten aanzien van in beslag genomen voorwerpen, één en ander zoals in het arrest vermeld.
2. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld en heeft mr. F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste middel behelst de klacht dat de toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , alsmede de oplegging van de daarmee corresponderende schadevergoedingsmaatregelen, onbegrijpelijk is gemotiveerd, aangezien het hof daarbij de schade ontstaan door gestolen telefoons heeft betrokken, terwijl het tevens de teruggave aan de benadeelde partijen van die in beslag genomen telefoons heeft bevolen.
4. Ten laste van de verdachte is onder 1 en 4 bewezen verklaard dat:
“1.hij op 4 januari 2012 te Diemen op de openbare weg Roerdomppad tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen telefoons (merk Sony en BlackBerry) en een MP3 speler en sleutels een Rabobankpas en een OV-chipkaart en een tas (merk Enrico Bennetti) en een laptop (merk Fuji Siemens) en een Luxemburgs rijbewijs en een Luxemburgse identiteitskaart en een VISA bankkaart en een BCEE Axess bankkaart en een boek (‘From boss to Host”) en portemonnees en pasjes en een notitieblok en geld en een Duits rijbewijs en een Duitse identiteitskaart en een studentenkaart van Hogeschool Diemen en een zorgpas (Barmer UKV) en een Visakaart en een EC-kaart en een laptoptas (merk Picard) toebehorende aan [benadeelde 3] of [benadeelde 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 3] en [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader, voornoemde [benadeelde 3] en [benadeelde 1] onverhoeds van achteren hebben benaderd en [benadeelde 3] hebben geschopt ten gevolge waarvan die [benadeelde 3] ten val is gekomen en [benadeelde 3] en [benadeelde 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben getoond en tegen het hoofd van voornoemde [benadeelde 3] en [benadeelde 1] hebben gericht gehouden en voornoemde [benadeelde 3] en [benadeelde 1] naar een bosschage hebben gesleurd en hebben gezegd: “If you say a word, we are going tot kill you” en “Shut up or I’m going to kill you” en voornoemde [benadeelde 3] en [benadeelde 1] met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd/oog/de neus hebben geslagen en tegen die [benadeelde 3] en [benadeelde 1] hebben gezegd dat ze op hun buik op de grond moesten gaan liggen en vervolgens hebben gezegd: “Give me your phone’s” en op de rug van voornoemde [benadeelde 1] zijn gaan zitten en met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, door de haren van die [benadeelde 1] hebben gewreven en daarbij hebben gezegd: “Who should I shoot first because there’s somebody going to die tonight” en grommende geluiden hebben gemaakt en hebben gezegd: “You can be happy that my brother didn’t shoot you, he’s very aggressive, he already kill someone” en “Don’t move! If you move we will see you! If you go to Inholland we will shoot you” en “If you contact the police we will kill you, we know where you live” en tegen voornoemde [benadeelde 1] en [benadeelde 3] hebben gezegd dat ze hen zouden vermoorden als zij de pincodes behorende bij hun bankrekening niet correct opgaven, althans telkens een of meer woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
en
op 4 januari 2012 te Diemen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [benadeelde 1] en [benadeelde 3] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd, immers hebben hij. verdachte en zijn mededader voornoemde [benadeelde 1] en [benadeelde 3] naar een bosschage gesleurd en gezegd: “If you say a word, we are going tot kill you” en “Shut up or I’m going to kill you” en voornoemde [benadeelde 3] en [benadeelde 1] met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd/oog/de neus geslagen en tegen die [benadeelde 3] en [benadeelde 1] gezegd dat ze op hun buik op de grond moesten gaan liggen en op de rug van voornoemde [benadeelde 1] gaan zitten en daarbij hebben gezegd: “Who should I shoot first because there’s somebody going to die tonight” en grommende geluiden gemaakt en gezégd: “You can be happy that my brother didn’t shoot you, he’s very aggressive, he already kill someone” en “Don’t move! If you move we will see you! If you go to Inholland we will shoot you” en “If you contact the police we will kill you, we know where you live”, althans een of meer woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
en
op tijdstippen gelegen op 4 januari 2012 te Diemen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen toebehorende aan [benadeelde 1] en [benadeelde 3] waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
4:
op 28 januari 2012 te Amsterdam op de openbare weg, De Passage, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen oordopjes en een telefoon (merk LG) en een portemonnee en een rijbewijs en zorgpassen en een perskaart en een ANWB-pas en een bonuskaart (AH) en een Douglas pas toebehorende aan [benadeelde 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij verdachte en zijn mededader voornoemde [benadeelde 2] toen zij fietste op een fiets hebben klemgereden en hebben vastgepakt en een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben getoond en met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd hebben geslagen ten gevolge waarvan voornoemde [benadeelde 2] even buiten bewustzijn is geraakt en ten val is gekomen en bovenop voornoemde [benadeelde 2] zijn gaan zitten en de keel van voornoemde [benadeelde 2] hard hebben dichtgeknepen en aan de haren hebben getrokken en voornoemde [benadeelde 2] in een bosschage hebben geduwd en tegen voornoemde [benadeelde 2] hebben gezegd dat zij op haar buik op de grond moest gaan liggen en (wederom) bovenop voornoemde [benadeelde 2] zijn gaan zitten en met een hard voorwerp in de rug hebben gepord en tegen voornoemde [benadeelde 2] gezegd dat zij doodgeschoten zou worden als zij een verkeerde pincode zou geven;
en
op 28 januari 2012 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [benadeelde 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers hebben hij, verdachte en zijn mededader voornoemde [benadeelde 2] in een bosschage geduwd en tegen voornoemde [benadeelde 2] gezegd dat zij op haar buik op de grond moest gaan liggen en met een hard voorwerp in de rug gepord;
en
op 28 januari 2012 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 1000 euro toebehorende aan [benadeelde 2] , waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel.”
5. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] geheel toegewezen tot de bedragen van € 3.131,32 respectievelijk € 410,00, vermeerderd met de wettelijke rente, en heeft geoordeeld dat de verdachte hoofdelijk voor die bedragen aansprakelijk is. Voorts heeft het hof schadevergoedingsmaatregelen tot die bedragen opgelegd. Aan deze beslissingen heeft het hof in beide gevallen geen andere overwegingen gewijd dan de standaardoverwegingen, inhoudende dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft gelden, dat de verdachte tot vergoeding van die schade is gehouden en dat het hof de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr zal opleggen om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
6. Voorts heeft het hof de teruggave van een in beslag genomen grijze zaktelefoon van het merk Sony Ericsson aan de benadeelde partij [benadeelde 1] gelast, alsmede de teruggave aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van een zwarte Smartphone van het merk LG. Mede gezien de bewezenverklaringen en de inhoud van de door het hof uit het vonnis van de rechtbank overgenomen bewijsmiddelen 2 en 12, betreft het hier kennelijk de telefoons die door het onder 1 en 4 bewezen verklaarde handelen van de benadeelde partijen zijn ontvreemd.
7. Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevinden zich het “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces” van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 1] blijkt uit dit formulier en de daarbij gegeven toelichting het volgende. De vordering behelst onder meer de vergoeding van schade als gevolg van de diefstal van haar telefoon, tot een bedrag van € 271,20. Dit schadebedrag betreft de dagwaarde van de mobiele telefoon op het moment van de diefstal, die zij op 80 procent van het aanschafbedrag stelt. Uit de bijgevoegde factuur volgt dat de telefoon op 27 juli 2010 is aangeschaft voor een bedrag van € 339,00. Ook de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] houdt in een vergoeding van de schade die het gevolg is van de diefstal van haar mobiele telefoon, die op het moment van het delict ongeveer twee jaar oud was. Het schadebedrag stelt zij op 80 procent van de aanschafkosten van de telefoon die zij ter vervanging van de gestolen telefoon voor € 125,00 heeft aangeschaft, te weten op € 100,00.
8. In de toelichting op het middel wordt gesteld dat door de teruggave van de telefoons herstel van de benadeelde partijen in de “rechtmatige toestand” heeft plaatsgevonden. Hierdoor is de toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen voor zover deze betrekking heeft op de waarde van de desbetreffende mobiele telefoons en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel ter zake, volgens het middel niet begrijpelijk.
9. Bij de beoordeling van het middel kan het volgende worden voorop gesteld. Op grond van art. 51a, eerste lid, Sv kan degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces. Van rechtstreekse schade is sprake indien iemand is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd.1.
10. Daarnaast bepaalt art. 36f, eerste en tweede lid Sr (onder meer) dat aan degene die bij rechterlijke uitspraak wegens een strafbaar feit een straf wordt opgelegd de verplichting kan worden opgelegd tot betaling aan de staat van een som gelds ten behoeve van het slachtoffer indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
11. In beginsel dient schadevergoeding de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand te brengen waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven, hetgeen meebrengt dat de omvang van de schade wordt bepaald door een vergelijking van de toestand zoals deze in werkelijkheid is met de toestand zoals die (vermoedelijk) zou zijn geweest indien het schadeveroorzakende feit niet zou hebben plaatsgevonden.2.
12. Met het middel wordt de omvang van de materiële schade van de benadeelde partijen, zoals die in de voegingsformulieren naar voren is gebracht en door het hof is vastgesteld, betwist. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 7 mei 2014 blijkt dat de raadsvrouwe van de verdachte aldaar het woord heeft gevoerd. Zij heeft kenbaar gemaakt geen opmerkingen te hebben ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen en het beslag.3.Aldus is de vordering ten aanzien van de materiële schade niet betwist. In cassatie kan niet met vrucht voor het eerst worden geklaagd over de omvang van de gevorderde en toegewezen materiële schade.4.Dat geldt naar mijn mening ook voor het onderhavige geval, waarin de teruggave van de telefoons eerst bij het bestreden arrest is gelast. De rechtbank had reeds de bewaring van de telefoons ten behoeve van de rechthebbende gelast, terwijl ook de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen had toegewezen.5.Onder die omstandigheden is voor een klacht in cassatie, waarvan de beoordeling een onderzoek van feitelijke aard vergt, geen plaats.
13. Voor zover hierover anders moet worden gedacht, merk ik het volgende op. Het middel steunt op de veronderstelling dat door de teruggave van de telefoons herstel van de benadeelde partijen in de “rechtmatige toestand” heeft plaatsgevonden. Die veronderstelling komt mij onjuist voor. Kennelijk heeft het hof geoordeeld dat als gevolg van de waardedaling van de telefoons de teruggave daarvan niet afdoet aan de door de benadeelde partijen geleden schade. Dat oordeel acht ik niet onbegrijpelijk. Daarbij moet worden bedacht dat de mobiele telefoons ten tijde van het arrest van het hof bijna vier respectievelijk ongeveer vier en een half jaar oud waren, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat de afschrijvingsperiode van mobiele telefoons in de regel korter is.6.Daarbij merk ik terzijde op dat de stukken geen informatie bevatten over de staat waarin de mobiele telefoons zich op het moment van het bevel tot teruggave bevonden. Kennelijk en niet onbegrijpelijk heeft het hof de waarde van de te retourneren telefoons zodanig gering geschat (nihil), dat niet gezegd kon worden dat met de teruggave ruim twee jaar na de diefstal de gevorderde vermogensschade ongedaan wordt gemaakt en de teruggave dus niet aan toewijzing van de vorderingen tot schadevergoeding in de weg stond.7.Dat oordeel acht ik ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk, waarbij ik mede in aanmerking neem dat door de verdediging in hoger beroep de vorderingen van de benadeelde partijen niet zijn betwist en dus ook niet is gesteld dat door teruggave van de in beslag genomen telefoons de gestelde vermogensschade (gedeeltelijk) ongedaan kon worden gemaakt.8.
14. Het middel is tevergeefs voorgesteld.
15. Het tweede middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden, omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
16. Namens de verdachte, die zich in verband met deze zaak in voorlopige hechtenis bevindt, is op 28 mei 2014 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 5 februari 2015 bij de Hoge Raad binnengekomen. Dat brengt met zich dat de inzendtermijn is overschreden. Dit dient te leiden tot strafvermindering. Het middel is gegrond.
17. Het tweede middel slaagt. Het eerste middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende overweging. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak zouden behoren te leiden.
18. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 01‑09‑2015
Zie HR 11 januari 2013, rov. 3.5., ECLI:NL:HR:2013:BX9830, NJ 2013/48.
Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 mei 2014, p. 4. In eerste aanleg heeft de raadsvrouwe zich blijkens haar pleitnota (p. 6-7) in dit verband beperkt tot de immateriële schade en in dit verband verzocht ten aanzien van verschillende benadeelde partijen uit te gaan van dezelfde bedragen. Voor de hoogte van de bedragen refereerde zij zich aan het oordeel van het hof.
Zie ten aanzien van de ontvankelijkheid van de benadeelde partij in haar vordering: HR 7 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI4725.
Vgl. het vonnis in eerste aanleg, bijlage 2, onder 12 en 17.
Vgl. bijvoorbeeld de afschrijvingsperiode die verzekeringsmaatschappijen in aanmerking nemen. De Europeesche verzekeringen rekent voor smartphones van minder dan € 400 een afschrijvingsperiode van twee jaar. Vgl. de afschrijvingslijst op www.europeesche.nl.
In dat opzicht verschilt de zaak van de zaak die leidde tot het arrest van de Hoge Raad van 2 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1459, waarin het hof teruggave van een ontvreemd geldbedrag had gelast, welk bedrag overeen kwam met de vordering van de benadeelde partij.
De verdediging kan geacht worden ervan op de hoogte te zijn geweest dat de gestolen telefoons in beslag waren genomen. De telefoons staan onder nummer 12 en 17 op de beslaglijst, die klaarblijkelijk op grond van art. 309, eerste lid Sv aan het dossier is toegevoegd, vermeld. Ook kan er op worden gewezen dat de officier van justitie bij requisitoir in eerste aanleg reeds heeft opgemerkt dat de in beslag genomen telefoon van [benadeelde 1] aan haar kon worden teruggegeven en dit deel van haar vordering niet behoefde te worden toegewezen (zie het requisitoir, p. 21 en 27). Ten slotte bevat, zoals opgemerkt, het vonnis in eerste aanleg beslissingen ten aanzien van de desbetreffende telefoons.