Vgl. HR 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:554; HR. 25 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309 en HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:BI7099.
Hof 's-Hertogenbosch, 19-03-2018, nr. 20-002430-15
ECLI:NL:GHSHE:2018:1267, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
19-03-2018
- Zaaknummer
20-002430-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2018:1267, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 19‑03‑2018; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:1076, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2015:4870, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 19‑03‑2018
Inhoudsindicatie
Overwegingen over omvang beroep (onder meer: 'en/of' tenlastelegging). Onder dwang afsluiten van telefoonabonnementen. Vrijspraak (medeplegen) mensenhandel. Veroordeling medeplegen van afpersing, meermalen gepleegd en veroordeling voor bedreiging. Gevangenisstraf 4 jaar en (gedeeltelijke) hoofdelijke toewijzing vorderingen benadeelde partijen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002430-15
Uitspraak : 19 maart 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 juli 2015 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 02-820033-13 en 02-665558-14, tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Verdachte wordt – zakelijk weergegeven – ten laste gelegd dat hij zich ten aanzien van diverse personen heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel en/of afpersing en/of oplichting. In eerste instantie is verdachte integraal vrijgesproken van deze feiten ten aanzien van aangevers [aangever 1] en [aangever 2] . Verdachte is tevens vrijgesproken van de en/of-tenlastegelegde oplichting in alle gevoegde zaken.
Het hof overweegt als volgt.
In de onderhavige zaak is sprake van een zogenoemde ‘en/of’-tenlastelegging. Dat betekent dat de tenlastelegging zowel ziet op de mogelijkheid om de beschuldiging ten aanzien van de verdachte op te vatten als een cumulatieve, dan wel een alternatieve tenlastelegging. De rechter in eerste aanleg heeft blijkens de veroordelingen voor zowel mensenhandel als afpersing de tenlastelegging opgevat als een cumulatieve tenlastelegging.
De uitleg die aan de tenlastelegging wordt gegeven, is van belang voor de omvang van de voorliggende strafzaak in hoger beroep. Immers, ten aanzien van het hoger beroep geldt op grond van art. 404 lid 5 Sv dat indien in eerste aanleg strafbare feiten gevoegd aan het oordeel van de rechtbank onderworpen zijn, de verdachte alleen hoger beroep kan instellen van die gevoegde zaken waarin hij niet van de gehele tenlastelegging is vrijgesproken. Op grond van art. 407 lid 1 Sv geldt daarbij dat hoger beroep slechts tegen het vonnis in zijn geheel kan worden ingesteld. Art. 407 lid 2 Sv stelt echter dat indien in eerste aanleg strafbare feiten gevoegd aan het oordeel van de rechtbank zijn onderworpen, het hoger beroep tot een of meer van de gevoegde zaken kan worden beperkt.
In de onderhavige zaak is door of namens verdachte onbeperkt hoger beroep ingesteld. De vraag die gezien het ingestelde hoger beroep en de onderhavige tenlastelegging voorligt, is of de verdachte volledig – dat wil zeggen ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten – ontvankelijk is in het hoger beroep en derhalve alle ten laste gelegde feiten in volle omvang ter beoordeling voorliggen, of dat de omvang van het hoger beroep beperkt is tot enkel die strafbare feiten waarvoor verdachte is veroordeeld. Dat antwoord is volgens het hof afhankelijk van de uitleg van zowel de wettelijke mogelijkheden tot het instellen van hoger beroep, als die welke aan de toepasselijke tenlastelegging kan worden gegeven.
Voor wat betreft de wettelijke mogelijkheden van het instellen van hoger beroep ziet naar het oordeel van het hof het begrip ‘gevoegde zaken’ in de hiervoor genoemde bepalingen op de situatie dat verschillende, van elkaar te onderscheiden en zelfstandig te beoordelen strafbare feiten, cumulatief – en derhalve gevoegd – aan het oordeel van de rechter zijn onderworpen. Dat betekent dat het hoger beroep enkel beperkt kan worden ingesteld indien sprake is van het ten laste leggen van meerdere, dus cumulatief ten laste gelegde strafbare feiten. Indien van een cumulatieve tenlastelegging geen sprake is, zijn geen van beide hiervoor genoemde bepalingen van toepassing. Meer concreet; een beperking van het hoger beroep is dus niet aan de orde indien gezien de bewoordingen van de tenlastelegging, sprake is van de beoordeling van een enkel zelfstandig feit, al dan niet met verschillende juridisch te duiden alternatieven.
In de onderhavige zaak vat het hof de ‘en/of’-tenlastelegging, gezien de bewoordingen daarvan, op als een alternatieve tenlastelegging. In die uitleg is er naar de mening van het hof sprake van een zelfstandig strafbaar feit ten aanzien van elk van de genoemde personen – en in die zin impliciet cumulatief – dat in verschillende juridische varianten ter beoordeling ligt van de strafrechter. De ten laste gelegde feiten vormen telkens hetzelfde feitencomplex, dat wil zeggen zien op dezelfde gedraging van verdachte ten aanzien van diverse personen, waaraan meer kwalificaties zijn toegekend. Dat in eerste instantie is vrijgesproken ter zake van oplichting doet daaraan gezien het voorgaande niet af. De omvang van het hoger beroep in de onderhavige zaak ziet derhalve op de beoordeling van de tenlastelegging van – zakelijk weergegeven – mensenhandel, of afpersing, of oplichting van diverse personen door verdachte.
Dat geldt echter niet ten aanzien van aangevers [aangever 1] en [aangever 2] ten aanzien van wie de strafrechter in eerste instantie verdachte heeft vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is in hoger beroep dan ook niet meer aan de orde de beweerdelijke mensenhandel, of afpersing, of oplichting van [aangever 1] en [aangever 2] door verdachte. Het hof zal de verdachte in zijn hoger beroep voor die feiten niet-ontvankelijk verklaren.
Voorts geldt dat bij vonnis, waarvan beroep, de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] is toegewezen tot een gedeelte van € 2.990,43 (€ 2.500,00 voor afgesloten abonnementen, overige kosten ad € 13,71 en 76,72, immateriële schade ad € 300,00 en eigen risico rechtsbijstand ad € 100,00), te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 4] is bij vonnis, waarvan beroep, toegewezen tot een gedeelte van € 2.336,15 (€ 1.936,15 voor afgesloten abonnementen, € 300,00 immateriële schade en kosten rechtsbijstand ad € 100,00).
De vordering van de benadeelde partij [aangever 5] is bij vonnis, waarvan beroep, in het dictum toegewezen tot een gedeelte van € 2.667,29, te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank heeft echter overwogen dat zij een bedrag van € 3.224,29 toewijst voor door de benadeelde partij afgesloten telefoonabonnementen en daarnaast € 300,00 immateriële schade en de kosten rechtsbijstand ad € 143,00, te vermeerderen met de wettelijke rente zodat het ervoor moet worden gehouden dat de rechtbank € 3.524,39 en daarnaast de kosten rechtsbijstand ad € 143,00 heeft bedoeld toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente (totaal inclusief de kosten rechtsbijstand: € 3.667,29).
Deze benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep niet opnieuw in deze zaak gevoegd. De voeging in deze zaken duurt daarmee in hoger beroep van rechtswege enkel voort voor zover de vorderingen zijn toegewezen.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de beslissing over de inbeslaggenomen voorwerpen. Gevorderd is dat het hof de verdachte in de zaak met parketnummer 02-820033-13 ter zake van het medeplegen van mensenhandel, meermalen gepleegd en het medeplegen van afpersing, meermalen gepleegd, begaan in eendaadse samenloop (feit 1) en ter zake van bedreiging (feit 2)
en in de zaak met parketnummer 02-665558-14 ter zake van het medeplegen van mensenhandel, meermalen gepleegd en het medeplegen van afpersing, meermalen gepleegd, begaan in eendaadse samenloop zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar. Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen is gevorderd dat het hof zal beslissen conform het vonnis van de rechtbank met uitzondering van de onder op de beslaglijst onder 1A en 39 opgenomen voorwerpen. Deze voorwerpen dienen verbeurd te worden verklaard.
De advocaat-generaal heeft daarnaast ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partij gevorderd dat deze conform het vonnis van de rechtbank dienen te worden toegewezen met inachtneming van het volgende:
- -
Waar proceskosten zijn gevorderd dienen deze niet als materiële schade te worden beoordeeld maar als proceskosten. Bovendien dient de schadevergoedingsmaatregel niet te worden toegewezen over de proceskosten.
- -
Vordering [aangever 6]: de benadeelde partij heeft rente gevorderd, maar deze is door de rechtbank niet toegewezen. Deze kan in hoger beroep niet meer worden meegenomen.
- -
Vordering [aangever 3]: de kosten voor het eigen risico van de rechtsbijstand zijn blijkens de stukken kosten die gemaakt zijn voor bemiddeling van schulden. Die kosten zijn derhalve niet aan te merken als kosten rechtsbijstand, maar als materiële schade.
- -
Voor zover de vervangende hechtenis bij de op te leggen schadevergoedingsmaatregel vervangende hechtenis de maximumduur van een jaar overschrijdt is gevorderd dat deze naar rato verminderd dient te worden.
Namens verdachte is betoogd dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Subsidiair is een straftoemetingverweer gevoerd en zijn opmerkingen gemaakt over de vorderingen van de benadeelde partijen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover thans nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 02-820033-13:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 28 augustus 2013 te Breda en/of te Tilburg en/of te Bergen op Zoom en/of te Etten-Leur en/of te Roosendaal en/of te Rotterdam en/of te 's-Hertogenbosch en/of elders, in elk geval (telkens) in Nederland
(lid 3 sub 1) tezamen en in vereniging met een ander of anderen
(een) ander(en), te weten,
- [aangever 7] (incident 1) en/of
- [aangever 8] (incident 3) en/of
- [aangever 6] (incident 5) en/of
- [aangever 3] (incident 6) en/of
- [aangever 9] (incident 7) en/of
- [aangever 10] (incident 8) en/of
- [aangever 11] (incident 9) en/of
- [aangever 12] (incident 10) en/of
- [aangever 13] (incident 13) en/of
- [aangever 14] (incident 14) en/of
- [aangever 4] (incident 16) en/of
- [aangever 15] (incident 17) en/of
- [aangever 16] (incident 18) en/of
- [aangever 5] (incident 19) en/of
- [aangever 17] (incident 20)
(lid 1, onder 1°)
door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, door fraude, afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] voornoemd;
en/of
(lid 1, onder 4°)
(telkens) met één of meerdere van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, door fraude, afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17]
heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten dan wel de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of diens mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten,
en/of
(lid 1, onder 6°)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] ,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (één of meermalen)
a. die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] , ertoe gebracht en/of gedwongen om één of meer telefoonabonnement(en) af te sluiten op zijn/haar/hun naam, en/of
die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] ertoe gebracht en/of gedwongen de daarbij behorende telefoon(s) (vervolgens) aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te geven, en/of
deze telefoon(s) doorverkocht aan (een) derde(n) voor enig geldbedrag, althans enig voordeel, en/of
daarbij misbruik gemaakt van de (uitbuitings)situatie waarin die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] zich bevond(en) en/of welke (uitbuitings)situatie door verdachte al dan niet samen met een ander of anderen (deels) was gecreëerd,
immers verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben
- met die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] contact gelegd en/of een of meer van hen achterin een (driedeurs) auto geplaatst en/of laten plaatsnemen en/of vervolgens met voornoemde auto hard en/of onvoorzichtig is/zijn gaan rijden en/of
- tegen die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] gezegd dat hij/zij veel geld kon/konden verdienen met het afsluiten van telefoonabonnement(en), al dan niet terwijl zij achterin voornoemde auto zaten en/of
- tegen die [aangever 10] gezegd dat hij een nieuwe telefoon zou krijgen en/of
- tegen die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] gezegd dat er (door de telecomaanbieder(s) en/of deurwaarder) geen incasso's/abonnementsgelden geïnd zouden en/of konden worden, en/of dat alles gewist zou worden en/of dat het 'legaal' was wat ze deden en/of dat zij geen problemen hiermee zouden krijgen en/of
- tegen die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] gezegd dat zij een of meer telefoonabonnementen moesten gaan afsluiten omdat er door verdachte en/of zijn mededader(s) voor een (vals) adres al geld was betaald en/of
- die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] (telkens) naar de betreffende (telecom)winkel vervoerd en/of vergezeld en/of
- die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] gezegd welk (vals) adres hij/zij moest(en) opgeven bij de telefoonwinkel(s) en/of
- door met meerdere personen gezamenlijk aanwezig te zijn en/of in de nabijheid zich op te houden bij die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] bij het aangaan van de afspraken over het/de telefoonabonnement(en) en/of bij het afsluiten van het/de telefoonabonnement(en) (zodoende) een numeriek overwicht gevormd en/of
- zich in de omgang met die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] schreeuwend en/of agressief en/of boos en/of intimiderend opgesteld en/of
- die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] , al dan niet gezeten in een driedeurs auto, een knuppel en/of een bijl en/of (namaak)pistool, althans een of meer wapen(s) getoond, althans voor hen zichtbaar aanwezig gehad en/of
- tegen die [aangever 7] dreigend gezegd: "je kan er niet meer onderuit, je eet en drinkt en rookt in het vervolg met mij, je hebt ja gezegd en je bent afhankelijk van mij", althans woorden van gelijk aard en/of strekking en/of in aanwezigheid van die [aangever 7] in een kamer meermalen in een kamer tegen de deurpost getrapt en/of gezegd dat hij een AK47 had gekocht en iemand in Den Haag zou gaan vermoorden en/of
- bij die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] angst ingeboezemd en/of
- die [aangever 7] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] , al dan niet onder bedreiging met een wapen, dreigend de woorden toegevoegd:
* dat hij haar/hen zou laten verdwijnen als zij/ze niet zou(den) meewerken ( [aangever 7] );
* dat hij door moest gaan of anders zouden er rare dingen gebeuren en/of dat hij eraan zou gaan en zijn ouders ook en/of dat ze bij zijn ouders zouden gaan inbreken, terwijl daarbij messen en een vuurwapen werden getoond ( [aangever 9] );
* "Als jij dat niet doet, pak ik jou en jouw moeder ook. Als jij niet doorgaat nu, dan ga ik naar jouw huis, en dan vermoord ik jouw moeder!", terwijl daarbij dreigend (met) een gummiknuppel werd gezwaaid/getoond in de richting van die [aangever 10] ;
* dat hij in de problemen zou komen als hij niet meehielp en dat het slecht met hem zou aflopen, terwijl daarbij dreigend in de handen werd geslagen met een gummiknuppel ( [aangever 11] );
* dat er wat gebeurde met mensen die niet naar hem/hen luisterden of mee wilden werken ( [aangever 16] )
* dat ze het maar moest doen en dat hij wist waar ze woonde, waarbij hij/zij haar bij de borst en kleding vastpakte(n) en/of dat ze toch niet wilde dat haar moeder iets zou overkomen ( [aangever 5] );
* dat hij/zij hem in elkaar zou(den) slaan ( [aangever 17] );
althans woorden en/of gedragingen van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [aangever 7] en/of [aangever 3] verteld dat anderen (die aangifte hadden gedaan of hadden geweigerd mee te werken) in elkaar waren geslagen, en/of
- die [aangever 8] een trap/schop gegeven en/of hem gezegd dat hij mee moest anders zou het verkeerd aflopen en/of
- die [aangever 13] en/of [aangever 4] (achterin de auto zittend) toegeschreeuwd en/of daarbij een pistool gepakt en/of naar die [aangever 13] en/of [aangever 4] willen omdraaien en/of heeft omgedraaid
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] verstandelijk beperkt en/of kwetsbaar en/of gemakkelijk te beïnvloeden was/waren en/of geen werk en/of inkomen had/hadden en/of problemen thuis had/hadden en/of schulden hadden
door welke feiten en omstandigheden voor die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan hij/zij zich niet heeft/hebben kunnen onttrekken en/of ten gevolge waarvan hij/zij geen weerstand aan verdachte en zijn mededaders heeft/hebben kunnen bieden;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 28 augustus 2013 te Breda en/of te Tilburg en/of te Bergen op Zoom en/of te Etten-Leur en/of te Roosendaal en/of te Rotterdam en/of te 's-Hertogenbosch en/of elders, in elk geval (telkens) in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
- [aangever 7] (incident 1) en/of
- [aangever 8] (incident 3) en/of
- [aangever 6] (incident 5) en/of
- [aangever 3] (incident 6) en/of
- [aangever 9] (incident 7) en/of
- [aangever 10] (incident 8) en/of
- [aangever 11] (incident 9) en/of
- [aangever 12] (incident 10) en/of
- [aangever 13] (incident 13) en/of
- [aangever 14] (incident 14) en/of
- [aangever 4] (incident 16) en/of
- [aangever 15] (incident 17) en/of
- [aangever 16] (incident 18) en/of
- [aangever 5] (incident 19) en/of
- [aangever 17] (incident 20) en/of
heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer mobiele telefoon(s) en/of telefooncontract(en), in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of tot het aangaan van een schuld, te weten het afsluiten van meerdere, althans één telefoonabonnement(en)
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of diens mededader(s)
- terwijl die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] al dan niet in de auto zat/zaten bij verdachte en/of diens mededader(s),tegen die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] heeft/hebben gezegd dat hij/zij meerdere, althans een telefoonabonnement(en) moest(en) afsluiten, omdat hij/zij anders problemen zou(den) krijgen en/of
- door met meerdere personen gezamenlijk aanwezig te zijn en/of zich in de nabijheid op te houden bij die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] bij het aangaan van de afspraken over het/de telefoonabonnement(en) en/of bij het afsluiten van het/de telefoonabonnement(en) (zodoende) een numeriek overwicht heeft/hebben gevormd en/of
- zich in de omgang met die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] schreeuwend en/of agressief en/of intimiderend en/of boos opgesteld en/of
- die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] , al dan niet gezeten in een (driedeurs) auto, een knuppel en/of een bijl en/of (namaak)pistool, althans een of meer wapen(s) getoond, althans voor hen zichtbaar aanwezig gehad en/of
- tegen die [aangever 7] dreigend gezegd: "je kan er niet meer onderuit, je eet en drinkt en rookt in het vervolg met mij, je hebt ja gezegd en je bent afhankelijk van mij", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of in aanwezigheid van die [aangever 7] in een kamer meermalen in een kamer tegen de deurpost getrapt en/of gezegd dat hij een AK47 had gekocht en iemand in Den Haag zou gaan vermoorden en/of
- bij die [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] angst ingeboezemd en/of
- die [aangever 7] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] , al dan niet onder bedreiging met een wapen, dreigend de woorden toegevoegd:
* dat hij haar/hen zou laten verdwijnen als zij/ze niet zou(den) meewerken ( [aangever 7] );
* dat hij door moest gaan of anders zouden er rare dingen gebeuren en/of dat hij eraan zou gaan en zijn ouders ook en/of dat ze bij zijn ouders zouden gaan inbreken, terwijl daarbij messen en een vuurwapen werden getoond ( [aangever 9] );
* "Als jij dat niet doet, pak ik jou en jouw moeder ook. Als jij niet doorgaat nu, dan ga ik naar jouw huis, en dan vermoord ik jouw moeder!", terwijl daarbij dreigend (met) een gummiknuppel werd gezwaaid/getoond in de richting van die [aangever 10] ;
* dat hij in de problemen zou komen als hij niet meehielp en dat het slecht met hem zou aflopen, terwijl daarbij dreigend in de handen werd geslagen met een gummiknuppel ( [aangever 11] );
* dat er wat gebeurde met mensen die niet naar hem/hen luisterden of mee wilden werken ( [aangever 16] )
* dat ze het maar moest doen en dat hij wist waar ze woonde, waarbij hij/zij haar bij de borst en kleding vastpakte(n) en/of dat ze toch niet wilde dat haar moeder iets zou overkomen ( [aangever 5] );
* dat hij/zij hem in elkaar zou(den) slaan ( [aangever 17] );
althans woorden en/of gedragingen van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [aangever 7] en/of [aangever 3] verteld dat anderen (die aangifte hadden gedaan of hadden geweigerd mee te werken) in elkaar waren geslagen, en/of
- die [aangever 8] een trap/schop gegeven en/of hem gezegd dat hij mee moest anders zou het verkeerd aflopen en/of
- die [aangever 13] en/of [aangever 4] (achterin de auto zittend) toegeschreeuwd en/of daarbij een pistool gepakt en/of naar die [aangever 13] en/of [aangever 4] willen omdraaien/ heeft omgedraaid;
en/of
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2013 tot en met 28 augustus 2013 te Breda en/of Tilburg en/of Bergen op Zoom en/of Etten-Leur en/of Roosendaal en/of Rotterdam en/of 's-Hertogenbosch en/of elders, in ieder geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [aangever 7] (incident 1) en/of
- [aangever 8] (incident 3) en/of
- [aangever 6] (incident 5) en/of
- [aangever 3] (incident 6) en/of
- [aangever 9] (incident 7) en/of
- [aangever 10] (incident 8) en/of
- [aangever 11] (incident 9) en/of
- [aangever 12] (incident 10) en/of
- [aangever 13] (incident 13) en/of
- [aangever 14] (incident 14) en/of
- [aangever 4] (incident 16) en/of
- [aangever 15] (incident 17) en/of
- [aangever 16] (incident 18) en/of
- [aangever 5] (incident 19) en/of
- [aangever 17] (incident 20) en/of
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van één of meer mobiele telefoon(s) en/of de bij deze telefoon(s) behorende abonnementen/abonnementsgegevens en/of simkaarten, in elk geval van enig goed en/of tot het aangaan van een schuld (bestaande uit het afsluiten van een of meer telefoonabonnement(en)) immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid deze [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] gezegd dat ze geld konden verdienen door een of meer telefoonabonnement(en) af te sluiten en/of
- deze [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] gezegd dat hij/zij meer geld zou(den) verdienen naarmate door hem/haar meer abonnementen werden afgesloten en/of
- deze [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] naar de betreffende telecomwinkels vervoerd en vergezeld en/of
- deze [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] een (vals) adres gegeven en gezegd dat zij niet traceerbaar zouden zijn voor de telecomwinkels en/of providers en/of (daarmee) hen het idee gegeven dat zij geen financiële problemen zouden ondervinden na het afsluiten van abonnementen en/of
- deze [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] verschillende (andere) instructies gegeven en/of
- met deze [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] meegegaan in de telecomwinkels en/of zich in de nabijheid van de winkel opgehouden waardoor deze [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 6] en/of [aangever 3] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 4] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 5] en/of [aangever 17] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.
2.hij op of omstreeks 30 januari 2013 te Breda [aangever 18] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend in de kamer van die [aangever 18] de bedspijlen verbogen en/of tegen de deurstijl getrapt en/of met (brandende) kaarsen gegooid en/of (daarbij) deze [aangever 18] dreigend de woorden toegevoegd: "ik maak je af, ik snij je keel door, ik laat je verdwijnen, ik heb iets in mijn auto liggen daar maak ik je mee kapot" en/of "ik verbrand jou tot as", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; (incident 2)
Zaak met parketnummer 02-665558-14 (gevoegd):
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 juni 2013 tot en met 3 juli 2013 te Breda en/of te Tilburg en/of te Roosendaal en/of te Rotterdam en/of elders, in elk geval (telkens) in Nederland
(lid 3 sub 1)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen
(een) ander(en), te weten,
- [aangever 19] en/of
- [aangever 20]
(lid 1, onder 1°)
door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, door fraude, afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [aangever 19] en/of [aangever 20] voornoemd;
en/of
(lid 1, onder 4°)
(telkens) met één of meerdere van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, door fraude, afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, die [aangever 19] en/of [aangever 20] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten dan wel de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of diens mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [aangever 19] en/of [aangever 20] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten,
en/of
(lid 1, onder 6°)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van Die [aangever 19] en/of [aangever 20] , immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (één of meermalen)
a. die [aangever 19] en/of [aangever 20] , ertoe gebracht en/of gedwongen om één of meer telefoonabonnement(en) af te sluiten op zijn/haar/hun naam, en/of
die [aangever 19] en/of [aangever 20] ertoe gebracht en/of gedwongen de daarbij behorende telefoon(s) (vervolgens) aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te geven en/of
deze telefoon(s) doorverkocht aan (een) derde(n) voor enig geldbedrag, althans enig voordeel, en/of
daarbij misbruik gemaakt van de (uitbuitings)situatie waarin die [aangever 19] en/of [aangever 20] zich bevond(en) en/of welke (uitbuitings)situatie door verdachte al dan niet samen met een ander of anderen (deels) was gecreëerd,
immers verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben
- met die [aangever 19] en/of [aangever 20] contact gelegd en/of een of meer van hen achterin een (driedeurs) auto geplaatst en/of laten plaatsnemen en/of vervolgens met voornoemde auto hard en/of onvoorzichtig is/zijn gaan rijden en/of
- tegen die [aangever 19] en/of [aangever 20] gezegd dat hij/zij veel geld kon/konden verdienen met het afsluiten van telefoonabonnement(en), al dan niet terwijl zij achterin voornoemde auto zaten en/of
- tegen die [aangever 19] en/of [aangever 20] gezegd dat er (door de telecomaanbieder(s) en/of deurwaarder) geen incasso's/abonnementsgelden geïnd zouden en/of konden worden, en/of dat alles gewist zou worden en/of dat het 'legaal' was wat ze deden en/of dat zij geen problemen hiermee zouden krijgen en/of
- tegen die [aangever 19] en/of [aangever 20] gezegd dat zij een of meer telefoonabonnementen moesten gaan afsluiten omdat er door verdachte en/of zijn mededader(s) voor een (vals) adres al geld was betaald en/of
- die [aangever 19] en/of [aangever 20] (telkens) naar de betreffende (telecom)winkel vervoerd en/of vergezeld en/of
- die [aangever 19] en/of [aangever 20] gezegd welk (vals) adres hij/zij moest(en) opgeven bij de telefoonwinkel(s) en/of
- door met meerdere personen gezamenlijk aanwezig te zijn en/of in de nabijheid zich op te houden bij die [aangever 19] en/of [aangever 20] bij het aangaan van de afspraken over het/de telefoonabonnement(en) en/of bij het afsluiten van het/de telefoonabonnement(en) (zodoende) een numeriek overwicht gevormd en/of
- zich in de omgang met die [aangever 19] en/of [aangever 20] schreeuwend en/of agressief en/of boos en/of intimiderend opgesteld en/of
- die [aangever 19] en/of [aangever 20] al dan niet gezeten in een driedeurs auto, een knuppel en/of een bijl en/of (namaak)pistool, althans een of meer wapen(s) getoond, althans voor hen zichtbaar aanwezig gehad en/of
- bij die [aangever 19] en/of [aangever 20] angst ingeboezemd en/of
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die [aangever 19] en/of [aangever 20] verstandelijk beperkt en/of kwetsbaar en/of gemakkelijk te beïnvloeden was/waren en/of geen werk en/of inkomen had/hadden en/of problemen thuis had/hadden en/of schulden hadden
door welke feiten en omstandigheden voor die [aangever 19] en/of [aangever 20] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan hij/zij zich niet heeft/hebben kunnen onttrekken en/of ten gevolge waarvan hij/zij geen weerstand aan verdachte en zijn mededaders heeft/hebben kunnen bieden;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 juni 2013 tot en met 3 juli 2013 te Breda en/of te Tilburg en/of te Roosendaal en/of te Rotterdam en/of elders, in elk geval (telkens) in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
- [aangever 19] en/of
- [aangever 20]
heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer mobiele telefoon(s) en/of telefooncontract(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 19] en/of [aangever 20] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of tot het aangaan van een schuld, te weten het afsluiten van meerdere, althans één telefoonabonnement(en)
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of diens mededader(s)
- terwijl die [aangever 19] en/of [aangever 20] al dan niet in de auto zat/zaten bij verdachte en/of diens mededader(s), tegen die [aangever 19] en/of [aangever 20] heeft/hebben gezegd dat hij/zij meerdere, althans een telefoonabonnement(en) moest(en) afsluiten, omdat hij/zij anders problemen zou(den) krijgen en/of
- door met meerdere personen gezamenlijk aanwezig te zijn en/of zich in de nabijheid op te houden bij die [aangever 19] en/of [aangever 20] bij het aangaan van de afspraken over het/de telefoonabonnement(en) en/of bij het afsluiten van het/de telefoonabonnement(en) (zodoende) een numeriek overwicht heeft/hebben gevormd en/of
- zich in de omgang met die [aangever 19] en/of [aangever 20] schreeuwend en/of agressief en/of intimiderend en/of boos opgesteld en/of
- die [aangever 19] en/of [aangever 20] , al dan niet gezeten in een (driedeurs) auto, een knuppel en/of een bijl en/of (namaak)pistool, althans een of meer wapen(s) getoond, althans voor hen zichtbaar aanwezig gehad en/of
- bij die [aangever 19] en/of [aangever 20] angst ingeboezemd;
en/of
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 juni 2013 tot en met 3 juli 2013 te Breda en/of te Tilburg en/of te Roosendaal en/of te Rotterdam en/of elders, in ieder geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [aangever 19] en/of
- [aangever 20]
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van één of meer mobiele telefoon(s) en/of de bij deze telefoon(s) behorende abonnementen/abonnementsgegevens en/of simkaarten, in elk geval van enig goed en/of tot het aangaan van een schuld (bestaande uit het afsluiten van een of meer telefoonabonnement(en)) immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid deze [aangever 19] en/of [aangever 20] gezegd dat ze geld konden verdienen door een of meer telefoonabonnement(en) af te sluiten en/of
- deze [aangever 19] en/of [aangever 20] gezegd dat hij/zij meer geld zou(den) verdienen naarmate door hem/haar meer abonnementen werden afgesloten en/of
- deze [aangever 19] en/of [aangever 20] naar de betreffende telecomwinkels vervoerd en/of vergezeld en/of
- deze [aangever 19] en/of [aangever 20] een (vals) adres gegeven en gezegd dat zij niet traceerbaar zouden zijn voor de telecomwinkels en/of providers en/of (daarmee) hen het idee gegeven dat zij geen financiële problemen zouden ondervinden na het afsluiten van abonnementen en/of
- deze [aangever 19] en/of [aangever 20] verschillende (andere) instructies gegeven en/of
- met deze [aangever 19] en/of [aangever 20] meegegaan in de telecomwinkels en/of zich in de nabijheid van de winkel opgehouden en/of waardoor deze [aangever 19] en/of [aangever 20] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 02-665558-14 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 02-820033-13:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2013 tot en met 28 augustus 2013 te Breda en te Tilburg en te Bergen op Zoom en te Etten-Leur en te Roosendaal en te Rotterdam en te 's-Hertogenbosch
tezamen en in vereniging met een ander of anderen
telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld ( [aangever 8] ) en bedreiging met geweld
- [aangever 7] en
- [aangever 8] en
- [aangever 6] en
- [aangever 3] en
- [aangever 9] en
- [aangever 10] en
- [aangever 11] en
- [aangever 12] en
- [aangever 13] en
- [aangever 14] en
- [aangever 4] en
- [aangever 15] en
- [aangever 16] en
- [aangever 5] en
- [aangever 17]
heeft gedwongen tot de afgifte van mobiele telefoons
toebehorende aan die [aangever 7] en [aangever 8] en [aangever 6] en [aangever 3] en [aangever 9] en [aangever 10] en [aangever 11] en [aangever 12] en [aangever 13] en [aangever 14] en [aangever 4] en [aangever 15] en [aangever 16] en [aangever 5] en [aangever 17] ,
en tot het aangaan van een schuld, te weten het afsluiten van meerdere telefoonabonnementen
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of diens mededader(s)
- terwijl die [aangever 7] en [aangever 8] en [aangever 6] en [aangever 3] en [aangever 9] en [aangever 10] en [aangever 11] en [aangever 12] en [aangever 13] en [aangever 14] en [aangever 4] en [aangever 15] en [aangever 16] en [aangever 5] en [aangever 17] al dan niet in de auto zaten bij verdachte en diens mededader(s), tegen die [aangever 7] en [aangever 8] en [aangever 6] en [aangever 3] en [aangever 9] en [aangever 10] en [aangever 11] en [aangever 12] en [aangever 13] en [aangever 14] en [aangever 4] en [aangever 15] en [aangever 16] en [aangever 5] en [aangever 17] hebben gezegd dat zij meerdere, telefoonabonnementen moesten afsluiten, en
- door met meerdere personen gezamenlijk aanwezig te zijn en/of zich in de nabijheid op te houden bij die [aangever 7] en [aangever 8] en [aangever 6] en [aangever 3] en [aangever 9] en [aangever 10] en [aangever 11] en [aangever 12] en [aangever 13] en [aangever 14] en [aangever 4] en [aangever 15] en/of [aangever 16] en [aangever 5] en [aangever 17] bij het aangaan van de afspraken over de telefoonabonnementen en/of bij het afsluiten van de telefoonabonnementen zodoende een numeriek overwicht hebben gevormd en
- zich in de omgang met die [aangever 7] en [aangever 8] en [aangever 6] en [aangever 3] en [aangever 9] en [aangever 10] en [aangever 11] en [aangever 12] en [aangever 13] en [aangever 14] en [aangever 4] en [aangever 15] en [aangever 16] en [aangever 5] en [aangever 17] schreeuwend en/of agressief en/of intimiderend en/of boos opgesteld en
- die [aangever 7] en [aangever 6] en [aangever 3] en [aangever 10] en [aangever 11] en [aangever 12] en [aangever 14] en [aangever 4] en [aangever 16] en [aangever 5] en [aangever 17] , al dan niet gezeten in een (driedeurs) auto, een knuppel getoond, althans voor hen zichtbaar aanwezig gehad en
- tegen die [aangever 7] dreigend gezegd: "je kan er niet meer onderuit, je eet en drinkt en rookt in het vervolg met mij, je hebt ja gezegd en je bent afhankelijk van mij", en in aanwezigheid van die [aangever 7] in een kamer meermalen in een kamer tegen de deurpost getrapt en gezegd dat hij een AK47 had gekocht en iemand in Den Haag zou gaan vermoorden en
- die [aangever 7] en [aangever 8] en [aangever 6] en [aangever 3] en [aangever 9] en [aangever 10] en [aangever 11] en [aangever 12] en [aangever 13] en [aangever 14] en [aangever 4] en [aangever 15] en [aangever 16] en [aangever 5] en [aangever 17] angst ingeboezemd en
- die [aangever 7] en [aangever 9] en [aangever 10] en [aangever 11] en [aangever 16] en [aangever 5] en [aangever 17] , al dan niet onder bedreiging met een wapen, dreigend de woorden toegevoegd:
* dat hij haar zou laten verdwijnen als zij niet zou meewerken ( [aangever 7] );
* dat hij door moest gaan of anders zouden er rare dingen gebeuren en dat hij eraan zou gaan en zijn ouders ook en dat ze bij zijn ouders zouden gaan inbreken, ( [aangever 9] );
* "Als jij dat niet doet, pak ik jou en jouw moeder ook. Als jij niet doorgaat nu, dan ga ik naar jouw huis, en dan vermoord ik jouw moeder!", terwijl daarbij dreigend een gummiknuppel werd getoond in de richting van die [aangever 10] ;
* dat hij in de problemen zou komen als hij niet meehielp en dat het slecht met hem zou aflopen, terwijl daarbij dreigend in de handen werd geslagen met een gummiknuppel ( [aangever 11] );
* dat er wat gebeurde met mensen die niet naar hem luisterden of mee wilden werken ( [aangever 16] )
* dat ze het maar moest doen en dat hij wist waar ze woonde, waarbij hij haar bij de borst en kleding vastpakte en dat ze toch niet wilde dat haar moeder iets zou overkomen ( [aangever 5] );
* dat hij hem in elkaar zou slaan ( [aangever 17] );
althans woorden en/of gedragingen van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [aangever 7] en [aangever 3] verteld dat anderen (die aangifte hadden gedaan of hadden geweigerd mee te werken) in elkaar waren geslagen, en
- die [aangever 8] een trap gegeven en hem gezegd dat hij mee moest anders zou het verkeerd aflopen en
- die [aangever 13] en [aangever 4] (achterin de auto zittend) toegeschreeuwd.
2.hij op 30 januari 2013 te Breda, [aangever 18] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend in de kamer van die [aangever 18] de bedspijlen verbogen en tegen de deurstijl getrapt en met brandende kaarsen gegooid en daarbij deze [aangever 18] dreigend de woorden toegevoegd: "ik maak je af, ik snij je keel door, ik laat je verdwijnen, ik heb iets in mijn auto liggen daar maak ik je mee kapot" en "ik verbrand jou tot as".
Zaak met parketnummer 02-665558-14 (gevoegd):
hij op tijdstippen in de periode van 25 juni 2013 tot en met 3 juli 2013 te Breda en te Tilburg en te Roosendaal en te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander
telkens met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld
- [aangever 19] en
- [aangever 20]
heeft gedwongen tot de afgifte van mobiele telefoons en/of telefooncontract(en), toebehorende aan die [aangever 19] en [aangever 20] ,
en tot het aangaan van een schuld, te weten het afsluiten van meerdere telefoonabonnementen
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en diens mededader
- terwijl die [aangever 19] en/of [aangever 20] in de auto zaten bij verdachte en diens mededader, tegen die [aangever 19] en [aangever 20] hebben gezegd dat zij meerdere telefoonabonnementen moesten afsluiten, omdat zij anders problemen zouden krijgen en
- door met meerdere personen gezamenlijk aanwezig te zijn en zich in de nabijheid op te houden bij die [aangever 19] en [aangever 20] bij het aangaan van de afspraken over de telefoonabonnementen en bij het afsluiten van de telefoonabonnementen zodoende een numeriek overwicht hebben gevormd en
- zich in de omgang met die [aangever 19] en [aangever 20] intimiderend opgesteld en
- bij die [aangever 19] en [aangever 20] angst ingeboezemd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder dwang afsluiten van telefoonabonnementen in dit geval is te kwalificeren als mensenhandel in de zin van artikel 273f Sr. Volgens de advocaat-generaal werden de slachtoffers bedreigd, waardoor de vrijwilligheid om een bewuste keuze te maken aan hen ontbrak. De aangevers zijn meegenomen in een auto waarmee hard werd gereden en waarin een gummiknuppel lag. Op het moment dat aangevers abonnementen gingen afsluiten in de winkel liep de verdachte in veel gevallen met hen mee en na het afsluiten van die abonnementen moesten de aangevers de bij het abonnement behorende telefoon direct overdragen. Deze omstandigheden brengen volgens de advocaat-generaal met zich dat sprake was van een dusdanig overwicht van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] dat gesproken kan worden van mensenhandel.
De bewezen verklaarde feiten kunnen daarnaast worden gekwalificeerd als het medeplegen van afpersing, gelijk aan het vonnis van de rechtbank.
De advocaat-generaal heeft ten slotte gevorderd dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van oplichting, omdat geen bewijs aanwezig is voor het bestaan van één van de in de tenlastelegging opgenomen oplichtingsmiddelen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het in parketnummer 02-820033-13 onder 1 en in parketnummer 02-665558-14 ten laste gelegde, kort gezegd, betoogd dat geen sprake was van mensenhandel, omdat geen sprake was van uitbuiting van de aangevers. Bij de vraag of sprake is van uitbuiting zijn van belang:
- -
de aard en duur van de tewerkstelling;
- -
de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt;
- -
het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald.
Volgens de verdediging was geen sprake van (een oogmerk van) uitbuiting van de aangevers. De vereiste ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid van de aangevers is te beperkt geweest, terwijl de mate van dwang niet zonder meer bepalend is om te kunnen spreken van uitbuiting. Subsidiair geldt dat geen sprake is van (het oogmerk van) uitbuiting door het gebruik van de dwangmiddelen op grond waarvan de advocaat-generaal tot een bewezenverklaring is gekomen. Ook geldt dat deze zaak zich niet leent voor het gebruik van schakelbewijs.
Ten aanzien van de omstandigheden van de aangevers en aangeefsters geldt dat deze niet in een afhankelijkheidsrelatie of economisch kwetsbare en zwakke positie verkeren. Voor zover de rechtbank dat heeft overwogen is door de verdediging opgemerkt dat aangevers uit Nederland komen en in een welvarende economie verkeren, terwijl zij bovendien niet sociaal geïsoleerd waren. Aangevers bevonden zich niet in een situatie waaraan zij zich niet konden onttrekken. Bovendien zijn alle aangevers mondig genoeg gebleken om zich te verweren. De situatie van aangevers is gelijk aan de omstandigheden waarin een mondige werknemer pleegt te verkeren. Overwicht en misbruik van een eventuele kwetsbare positie is niet aan de orde.
Aangevers hebben abonnementen afgesloten om er financieel beter op te worden en niet vanwege hun kwetsbaarheid. Aangevers zijn gehoord bij de rechter-commissaris en waren daartoe allen ook in staat. Ook andere omstandigheden, zoals een laag IQ van de slachtoffers, hun woonsituatie of verstandelijke beperking zijn onvoldoende om het feit te kwalificeren als mensenhandel.
De aard en de duur van de diensten is beperkt geweest. Meestal strekte zich het afsluiten van abonnementen uit over enige dagen, maar soms beperkte zich dit tot één dag, terwijl het aantal afgesloten abonnementen beperkt was.
Voor zover bovendien al kan worden bewezen dat verdachte een van de vereiste dwangmiddelen heeft ingezet, volgt niet dat hij de strekking had om aangevers uit te buiten.
Het afsluiten van telefoonabonnementen vond bovendien plaats op een openbare plek.
Ten slotte geldt dat het profijt van de verdachte zich heeft bepekt tot het (incidenteel) doorverkopen van de telefoons die bij de afgesloten abonnementen werden verkregen.
De verdediging heeft voorts gesteld dat het gebruik van schakelbewijs, zoals de rechtbank dat heeft opgenomen in het vonnis, geen basis kan vormen voor een bewijsconstructie, omdat geen sprake is van zodanige belangrijke overeenkomsten op essentiële punten dat sprake is van een herkenbaar, specifiek patroon in het gedrag van verdachte dat het gebruik van schakelbewijs rechtvaardigt. Bovendien ontbreken bij de meeste ten laste gelegde incidenten één of meer door de rechtbank genoemde overeenkomsten.
De verdediging heeft voorts gesteld dat voor een bewezenverklaring van afpersing vereist is dat een persoon zonder het op hem toegepaste dwangmiddel niet de in de wet genoemde prestatie zou hebben verricht, althans niet op het ogenblik waarop in omstandigheden waarin thans is gehandeld. Zodra andere motieven dan geeld tot afgifte hebben geleid zal geen sprake kunnen zijn van afpersing. Of hiervan sprake is, is per incident besproken (zie hierna). Ook geldt dat per incident aan de orde komt of sprake is van bedreiging met geweld: intimiderend gedrag en/of het spreken met stemverheffing is niet als zodanig te kwalificeren.
Ten aanzien van de verschillende aangevers kan volgens de verdediging bovendien ook niet tot een bewezenverklaring ter zake van (het medeplegen van) mensenhandel dan wel (het medeplegen van) afpersing worden gekomen. In dat verband is, kort gezegd, het volgende betoogd:
- [aangever 7]: Het afsluiten van abonnementen was niet het rechtstreeks gevolg van dwang of bedreigingen. Voordat verdachte agressief werd had [aangever 7] al telefoonabonnementen afgesloten met [medeverdachte 1] . Van een dreigende sfeer is niet gebleken.
Ook blijkt niet dat [aangever 7] kwetsbaar of ondergeschikt was en dat verdachte daarvan misbruik heeft gemaakt.
[aangever 8] : Aangever is benaderd door [medeverdachte 1] en ging mee vanwege financiële motieven. De eerste keer was verdachte niet agressief; de tweede keer zou aangever een schop hebben gekregen van verdachte, maar daarover verklaart enkel [aangever 8] . Zonder schakelbewijs kan niet tot een bewezenverklaring worden gekomen.
Ook blijkt niet dat [aangever 8] kwetsbaar of ondergeschikt was en dat verdachte daarvan misbruik heeft gemaakt. [aangever 8] had een financieel motief om mee te doen.
- [aangever 6] : Aangever zou pas na het afsluiten van het eerste abonnementen de gummiknuppel hebben gezien. Wel was eerder sprake van een dodelijke blik van verdachte, maar dat is niet te kwalificeren als bedreiging. Aangever heeft bovendien verklaard dat hij deels mee deed uit vertrouwen en om geld te verdienen.
Ook blijkt niet dat [aangever 6] kwetsbaar of ondergeschikt was en dat verdachte daarvan misbruik heeft gemaakt. [aangever 6] bepaalde zelf wanneer hij stopte met het afsluiten van abonnementen.
- -
[aangever 3] : De toon waarop werd gesproken was niet echt dwingend. Verdachte was intimiderend, maar niet agressief of schreeuwend. Met de stok in de auto is nietsgedaan. Ook blijkt niet dat [aangever 3] kwetsbaar of ondergeschikt was en dat verdachte daarvan misbruik heeft gemaakt; er is geen afhankelijkheidsrelatie ontstaan waaraan aangever zich niet kon onttrekken en nadien heeft verdachte aangever niet lastig gevallen.
- -
[aangever 9] : Het bewijs is enkel gebaseerd op de verklaring van aangever. Voldoende steunbewijs ontbreekt en schakelbewijs kan niet worden toegepast zoals reeds betoogd.
- -
[aangever 10] : Aangever had een eigen financieel motief om mee te doen. Het eerste abonnement is afgesloten zonder dat er volgens zijn verklaring dwang is toegepast. [medeverdachte 2] erkent aanwezig te zijn geweest, maar heeft niet verklaard over de bedreiging.
Ook blijkt niet dat [aangever 10] kwetsbaar of ondergeschikt was en dat verdachte daarvan misbruik heeft gemaakt. Niet blijkt dat sprake was van een afhankelijkheidsrelatie waaraan [aangever 10] zich niet kon onttrekken. Aangever is in de winkel niet onder druk gezet.
- -
[aangever 11] : De bedreigingen die volgens [aangever 11] zijn geuit zijn enkel gebaseerd op zijn eigen verklaring. Bij gebrek aan steunbewijs kan dit feit niet bewezen worden verklaard. [aangever 11] heeft ja gezegd omdat hij geld nodig had. Hij heeft niet tegen zijn wil gehandeld.
- -
[aangever 12] : Het gaat hier om de subjectieve beleving van aangever. Hij ‘voelde’ dat hij mee moest doen. Aangever spreekt niet over expliciete bedreigingen. De aanwezige gummiknuppel is niet gebruikt, noch is daarmee gedreigd. [medeverdachte 2] heeft niet gemerkt dat [aangever 12] bang was; dat [medeverdachte 2] zich kan voorstellen dat [aangever 12] bang was kan niet dienen als bewijs. Er is geen sprake van enige vorm van dwang, of andere omstandigheden waardoor zijn keuzevrijheid beperkt zou zijn.
Ook blijkt niet dat [aangever 12] kwetsbaar of ondergeschikt was en dat verdachte daarvan misbruik heeft gemaakt; zonder schakelbewijs is onvoldoende bewijs voorhanden voor een bewezenverklaring ter zake van gebruikte dwangmiddelen.
- -
[aangever 13] : De verklaringen van [medeverdachte 2] zijn onbetrouwbaar omdat hij een eigen belang heeft om te verklaren zoals hij heeft gedaan, te weten om zijn eigen rol te minimaliseren. Er is onvoldoende bewijs voor dwang ten gevolge van geweld of bedreiging met geweld. Ook blijkt niet dat [aangever 13] kwetsbaar of ondergeschikt was en dat verdachte daarvan misbruik heeft gemaakt; van enige afhankelijkheidsrelatie was geen sprake
- -
[aangever 14] : Het motief om mee te doen voor aangever was om geld te verdienen. [aangever 14] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat het zijn eigen verantwoordelijkheid was. Zonder het gebruik van schakelbewijs ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs voor het gebruik van dwangmiddelen of andere omstandigheden waardoor zijn keuzevrijheid beperkt zou zijn.
- -
[aangever 4] : Aangever verklaart dat hij in de auto zat, maar zelf is weggegaan. Later wil hij alsnog meedoen omdat hij geld wil verdienen. [aangever 4] heeft zelf keuzes gemaakt en van dwang is onvoldoende gebleken. Zonder het gebruik van schakelbewijs ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs voor het gebruik van dwangmiddelen.
- -
[aangever 15] : Van enig geweld dan wel bedreiging daarmee is niet gebleken. Hij heeft niets verklaard over wapen dat aan hem getoond zou zijn. Het intimiderende gedrag waarover aangever heeft verklaard is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen van dwang. [aangever 15] wilde meedoen omdat hij geld wilde verdienen. Hij handelde uit vrije wil.
- -
[aangever 16] : Aangever heeft bij de rechter-commissaris erkend op meerdere punten niet de waarheid te hebben gesproken bij de politie. Zijn verklaringen zijn op meerdere punten tegenstrijdig en zijn verklaring is ongeloofwaardig. Aangever wilde geld verdienen en is nooit direct bedreigd. Hij noemt de blik in de ogen van verdachte, maar dat is te subjectief om dreiging aan te nemen.
De verklaring van [medeverdachte 2] is onbetrouwbaar omdat hij in zijn verklaringen zijn eigen rol minimaliseert ten koste van de rol van verdachte. Aangever heeft telefoonabonnementen afgesloten om er zelf aan te verdienen. Gelet daarop kan van dwang of andere omstandigheden waardoor zijn keuzevrijheid beperkt zou zijn, geen sprake zijn.
- -
[aangever 5] : Van enige dwang is geen sprake geweest. De verklaring van [aangever 5] is ongeloofwaardig. [aangever 5] was verliefd op verdachte en heeft vaak zelf contact gezocht met hem; het initiatief lag niet altijd bij verdachte. Onvoldoende blijkt van geweld of bedreiging daarmee. Zonder het gebruik van schakelbewijs kan niet tot een bewezenverklaring worden gekomen.
- -
[aangever 17] : Alleen aangever heeft verklaard dat verdachte tegen hem gezegd zou hebben dat hij in elkaar geslagen zou worden. De gummiknuppel die aangever zag is niet gebruikt en ook is hij daarmee (of met een ander wapen) niet bedreigd. Zonder het gebruik van schakelbewijs kan niet tot een bewezenverklaring worden gekomen.
- -
[aangever 19] : Aangeefster wilde geld verdienen; niet is gebleken van geweld of bedreiging met geweld tegen haar. Ook is niet gebleken van een verstandelijke beperking of iets dergelijks. Van een afhankelijkheidssituatie waarin zij zich niet kon onttrekken is evenmin gebleken. Zonder het gebruik van schakelbewijs kan niet tot een bewezenverklaring worden gekomen.
- -
[aangever 20] : Het motief van aangever was: geld verdienen. Uit het tapgesprek tussen verdachte en aangever (“ [bijnaam aangever 20] ”) volgt niet dat sprake was van een bedreigende situatie. Dat sprake was van dwang of andere omstandigheden waardoor zijn keuzevrijheid beperkt zou zijn, blijkt onvoldoende. Zonder het gebruik van schakelbewijs kan niet tot een bewezenverklaring worden gekomen.
Ten slotte is, kort gezegd, betoogd dat ook van oplichting geen sprake is geweest, omdat uit het dossier niet is gebleken dat gebruik is gemaakt van één van de vier oplichtingsmiddelen. Als het hof aanneemt dat aangever onder dwang telefoonabonnementen hebben afgesloten en de telefoons hebben afgegeven dan staat dit in de weg aan een bewezenverklaring van oplichting.
Van deze feiten dient verdachte integraal te worden vrijgesproken.
De verdediging heeft ten aanzien van het in parketnummer 02-820033-13 onder 12 betoogd dat de door de rechtbank bewezenverklaarde bewoordingen worden betwist door verdachte. Die bewoordingen van aangeefster [aangever 18] worden niet bevestigd door de verklaring van [aangever 7] ; enkel het tegen de deur trappen bevestigt [aangever 7] . Dat is echter onvoldoende om te kunnen spreken van bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. Verzocht is verdachte van dit feit vrij te spreken.
Het oordeel van het hof
Ten aanzien van de aan de verdachte ten laste gelegde mensenhandel stelt het hof het volgende voorop. In artikel 273f eerste lid Sr is mensenhandel strafbaar gesteld. Dat artikel luidt, voor zover van belang, als volgt:
Als schuldig aan mensenhandel wordt met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie gestraft:
1° degene die een ander door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft, werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met inbegrip van de wisseling of overdracht van de controle over die ander, met het oogmerk van uitbuiting van die ander of de verwijdering van diens organen;
4° degene die een ander met een van de onder 1° genoemde middelen dwingt of beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten of zijn organen beschikbaar te stellen dan wel onder de onder 1° genoemde omstandigheden enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten of zijn organen beschikbaar stelt;
6° degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat, hoewel in de tekst van sub 4 niet is opgenomen dat het oogmerk van uitbuiting is vereist, de wetsgeschiedenis van het artikel en in aanmerking genomen dat handelen in strijd met sub 4 wordt gekwalificeerd als mensenhandel, aangenomen moet worden dat de onder sub 4 omschreven gedragingen alleen strafbaar zijn als zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld.
Meer bepaald, gedragingen kunnen eerst dan als ‘mensenhandel’ worden bestraft indien uit de bewijsvoering volgt dat voldaan is aan voormelde voorwaarde dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Voor bewezenverklaring van een op art. 273f, eerste lid onder 4°, Sr toegesneden tenlastelegging is dan ook vereist dat op grond van de omstandigheden van het geval uitbuiting komt vast te staan.
Voorts volgt uit rechtspraak van de Hoge Raad dat bij de vraag of van uitbuiting sprake is onder meer betekenis toekomt aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van die, en andere relevante factoren, dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven te worden gehanteerd. In het geval van minderjarige slachtoffers kan de beoordeling van de relevante factoren tot een andere uitkomst leiden dan wanneer het slachtoffer meerderjarig is.1.
Het hof zal telkens, onder meer aan de hand van voornoemde factoren, beoordelen of bij het afsluiten van de telefoonabonnementen door de in de tenlastelegging genoemde aangevers sprake is van uitbuiting.
Tevens zal het hof per aangever bespreken of voldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van het ten laste gelegde (medeplegen van) afpersing en oplichting.
In het kader van de ten laste gelegde afpersing geldt het volgende. Voor een veroordeling ter zake van afpersing door bedreiging met geweld is in een geval als het onderhavige vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.2.Daarvan kan reeds sprake zijn indien de dader een dermate dreigende situatie heeft gecreëerd, dat de vrees van de slachtoffers voor geweld van hun zijde gerechtvaardigd is.3.
Ten aanzien van de vraag of sprake is van medeplegen wordt voorop gesteld dat medeplegen een nauwe en bewuste samenwerking vereist tussen de plegers van een strafbaar feit, waarbij de plegers een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht leveren aan dat strafbare feit. Bij zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.4.
Ten aanzien van parketnummer 02-820033-13 onder 1
Aangeefster [aangever 7] (incident 1)
Uit de aangifte van [aangever 7] (pg. 1008) blijkt dat zij op kamertraining woonde in Breda.. Zij werd op 28 januari 2013 op het station te Breda werd aangesproken door [medeverdachte 1] die haar vroeg of zij op een legale manier geld wilde verdienen. Zij gingen naar de stationsrestauratie en daar kwam ook [verdachte] bij [aangever 7] en [medeverdachte 1] aan tafel zitten. [medeverdachte 1] legde uit dat [aangever 7] geld kon verdienen door een telefoonabonnement af te sluiten. [aangever 7] geloofde dat aanvankelijk niet, waarop zij, [verdachte] en [medeverdachte 1] naar de woning van [medeverdachte 1] reden. [medeverdachte 1] haalde een brief uit de woning en daarop stond dat incasso door [Bank A] was stopgezet. Toen [aangever 7] het verhaal van [medeverdachte 1] nog steeds niet geloofde werd [verdachte] boos en zei hij: “Je kan er niet meer onderuit, je eet en drinkt en rookt in het vervolg met mij, je hebt ja gezegd en je bent afhankelijk van mij” of woorden van gelijke strekking. [verdachte] vertelde daarna over ene [betrokkene 1] die aangifte tegen [verdachte] had gedaan en vervolgens in elkaar was geslagen. [verdachte] zei dat hij vast had gezeten en mensen kon laten verdwijnen. [aangever 7] werd daardoor erg bang, ook omdat [verdachte] erg hard aan het rijden was. [aangever 7] moest vervolgens abonnementen afsluiten en zou daarvoor een bedrag van
€ 2.500,00 krijgen. In Tilburg moest [aangever 7] een abonnement afsluiten voor een IPhone; [verdachte] liep met [aangever 7] mee. Daarna gingen zij naar een tweede telefoonwinkel voor het afsluiten van een abonnement. [verdachte] wilde op enig moment laten zien waar hij [betrokkene 1] in elkaar had geslagen en ook moest [aangever 7] vertellen waar zij woonde. Zij reden naar haar huis en [verdachte] ging mee naar binnen. [aangever 7] moest aan haar huisgenoot, [aangever 18] , vragen of zij ook abonnementen wilde afsluiten. [verdachte] zei dat [aangever 7] de volgende dag weer opgehaald zou worden.
Op 29 januari 2013 kwam [verdachte] omstreeks 15.00 uur weer naar de woning van [aangever 7] ; zij en [aangever 18] stapten in de auto en ook [medeverdachte 1] was daarbij aanwezig. In Bergen op Zoom sloot [aangever 7] een abonnement af; [medeverdachte 1] was daarbij aanwezig. De verzegeling van de verpakking van de telefoon werd verbroken door de verkoopster; [verdachte] was daarover erg boos. Op enig moment gingen ze naar de kamer van [aangever 18] . [verdachte] werd erg boos en trapte vaak tegen de bovenste rand van de deurpost aan. Ook schreeuwde hij en sloeg hij kaarsen door de kamer. [verdachte] zei dat hij [aangever 18] zou verkrachten en vermoorden en daarna van de wereld zou laten verdwijnen. Hij kneep de spijlen van het bed daarbij samen.
Ook op woensdag 30 januari 2013 moest [aangever 7] mee met [verdachte] en [medeverdachte 1] . [verdachte] kocht toen onder meer een wapenstok en verzwaarde handschoenen. [aangever 7] moest die dag weer telefoonabonnementen afsluiten.
Op 31 januari 2013 werd [aangever 7] opnieuw opgehaald om een telefoonabonnement af te sluiten. [verdachte] reed die dag erg hard en sloeg met de wapenstok op het stuur. [medeverdachte 1] was daarbij ook aanwezig met nog twee anderen.
[aangever 18] heeft de verklaring van [aangever 7] bevestigd met dien verstande dat zij een verklaring heeft afgelegd over het gebeurde vanaf 29 januari 2013. Toen op 29 januari 2013 aan [aangever 18] werd gevraagd of zij ook telefoonabonnementen wilde afsluiten en [aangever 18] zei daarover te willen nadenken werd [verdachte] erg boos. Hij zei: “Ik maak je af, ik snij je keel door, ik laat je verdwijnen, ik heb iets in mijn auto liggen daar maak ik je mee kapot.” Ook zei hij: “Ik verbrand jou tot as”. [aangever 7] en [medeverdachte 1] waren daarbij aanwezig. [verdachte] kneep de spijlen van het bed van [aangever 18] bij elkaar en gooide brandende kaarsen door de kamer.
Ook uit de verklaring van de ex-vriend van [aangever 7] , [betrokkene 2] , volgt dat [aangever 7] tegen hem heeft gezegd dat ze 8 telefoonabonnementen heeft moeten afsluiten voor iemand anders en dat ze de telefoons moest afgeven aan ene [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ).
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 7] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 8 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van 4 dagen, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 7] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [verdachte] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [verdachte] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 7] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 7] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 7] afgelegde verklaring volgt dat [verdachte] [aangever 7] heeft bedreigd met geweld door boos te worden en te zeggen dat hij een man die aangifte tegen hem had gedaan in elkaar had geslagen, dat hij vast had gezeten en dat hij mensen kon laten verdwijnen. Daarbij reed [verdachte] erg hard en onverantwoord met zijn auto. [medeverdachte 1] was daarbij steeds aanwezig. Uit haar verklaring volgt tevens dat [aangever 7] in een kamertraject zat en begeleid woonde. Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat sprake is van een kwetsbare benadeelde tegenover een zich agressief opstellende volwassene, [verdachte] , die werd vergezeld van één of meer andere jongeren met wie hij het feit heeft gepleegd. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de verdachte, waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 7] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens haar geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [verdachte] [aangever 7] heeft gedwongen om telefoonabonnementen af te sluiten, nadat [medeverdachte 1] haar had benaderd met de vraag of zij geld wilde verdienen. [verdachte] heeft haar vervolgens rondgereden en verplicht in meerdere plaatsen telefoonabonnementen af te sluiten. [verdachte] is zelfs bij het afsluiten van enkele abonnementen met [aangever 7] meegelopen. Ook de drie dagen nadien heeft [verdachte] [aangever 7] opgehaald, rondgereden en verplicht telefoonabonnementen af te sluiten, terwijl daarbij ook steeds één of meer anderen aanwezig waren. Dat van het vrijwillig afsluiten van telefoonabonnementen geen sprake was volgt uit voornoemde bewijsmiddelen. Het hof is van oordeel van voldoende bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 7] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangever [aangever 8] (incident 3)
Uit de aangifte van [aangever 8] (pg. 1065 e.v.) volgt dat hij begeleid woonde te Breda via [Stichting X] . [aangever 8] werd gebeld door [medeverdachte 1] met de vraag of hij snel geld wilde verdienen door het afsluiten van abonnementen. [aangever 8] zei dat hij daarover zou nadenken. [medeverdachte 1] belde daarna nog een keer met de vraag of [aangever 8] al wist of hij mee wilde doen. [aangever 8] zei dat hij het wel wilde proberen en werd op 4 februari 2013 opgehaald. [medeverdachte 1] zat aan de passagierskant en achter het stuur zat een Turkse man. Later hoorde aangever dat die man [verdachte] werd genoemd. Op 5 februari 2013 werd [aangever 8] opgehaald; hij was eigenlijk ziek, maar [medeverdachte 1] zei dat [aangever 8] mee moest omdat [medeverdachte 1] anders problemen zou krijgen met [verdachte] ; [medeverdachte 1] zou anders klappen krijgen. Op 4 en 5 februari 2013 heeft [aangever 8] vervolgens in totaal 8 abonnementen afgesloten; daarbij was [medeverdachte 1] telkens aanwezig. Op enig moment werd [aangever 8] door [verdachte] geschopt. Ook op 6 februari 2013 sloot [aangever 8] nog een abonnement af.
Tegenover de rechter-commissaris heeft [aangever 8] nog verklaard dat [medeverdachte 1] bleef pushen en dat [aangever 8] daarom maar zei dat hij het wel wilde proberen. [aangever 8] moest ook zijn adres geven. [verdachte] zei dat ze langs de telefoonwinkels zouden gaan; [aangever 8] was samen met [medeverdachte 1] in de betreffende winkels. [verdachte] werd ook agressief en onder meer [medeverdachte 1] was daar toen bij. Ook was [medeverdachte 1] erbij toen [aangever 8] werd geschopt.
[medeverdachte 1] heeft verklaard (pg. 892, 893) dat hij [aangever 8] heeft laten praten met [verdachte] en dat hij één of twee keer met [aangever 8] is meegegaan naar de winkels.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 8] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 9 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van 3 dagen, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 8] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [verdachte] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [verdachte] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 8] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 1] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 8] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 8] afgelegde verklaring volgt dat [verdachte] agressief was en dat hij [aangever 8] ook daadwerkelijk heeft geschopt. Daar komt bij dat [medeverdachte 1] had gezegd dat hij klappen zou krijgen als [aangever 8] niet mee zou gaan. [aangever 8] heeft voorts verklaard dat [verdachte] agressief was en zijn adres wist. Ook is [aangever 8] daadwerkelijk geschopt door [verdachte] . Tevens volgt uit die verklaring dat [aangever 8] begeleid woonde. Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat sprake is van een kwetsbare benadeelde tegenover een zich agressief opstellende volwassene, [verdachte] , die werd vergezeld van één of meer andere jongeren met wie hij het feit heeft gepleegd. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de verdachte, waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, geweld en bedreiging met geweld van [aangever 8] opleveren, nu hij is geschopt en uit de gedane uitlatingen bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [verdachte] [aangever 8] heeft gedwongen om telefoonabonnementen af te sluiten, nadat [medeverdachte 1] hem had benaderd met de vraag of hij geld wilde verdienen. [verdachte] heeft [aangever 8] vervolgens rondgereden en verplicht in meerdere plaatsen telefoonabonnementen af te sluiten. Ook de twee dagen nadien heeft [verdachte] [aangever 8] opgehaald, rondgereden en verplicht telefoonabonnementen af te sluiten, terwijl daarbij ook steeds één of meer anderen aanwezig waren. Dat van het vrijwillig afsluiten van telefoonabonnementen geen sprake was volgt uit voornoemde bewijsmiddelen. Het hof is van oordeel van voldoende bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 8] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangever [aangever 6] (incident 5)
Uit de aangifte van [aangever 6] volgt dat hij jeugdhulpverlening ontving van [jeugdhulpverlening Y] en dat hij gemakkelijk te beïnvloeden was. [verdachte] had [aangever 6] op enig moment benaderd om snel geld te verdienen met het afsluiten van abonnementen, maar [aangever 6] was toen nog geen 18 jaar. Toen [aangever 6] dat zei werd [verdachte] boos. Later kwam [aangever 6] in contact met [medeverdachte 2] , die hem had verteld over het verdienen van geld. [aangever 6] stapte met [medeverdachte 2] in de auto van [verdachte] en zag daar een gummiknuppel.
[verdachte] legde uit hoe [aangever 6] te werk moest gaan bij het afsluiten van abonnementen. [aangever 6] werd door [verdachte] bang gemaakt vanwege zijn gedrag en de manier waarop hij er uit zag en omdat hij wist waar [aangever 6] woonde. [aangever 6] werd verteld dat al zijn gegevens gewist zouden worden nadat hij telefoonabonnementen zou hebben afgesloten en dat hij er niets van te zien zou krijgen. [aangever 6] heeft op 18 mei 2013 in totaal 9 abonnementen afgesloten en de daarbij behorende telefoons aan [verdachte] gegeven.
Uit de verklaring van [aangever 6] bij de rechter-commissaris volgt dat [aangever 6] door [medeverdachte 2] was benaderd en dat [medeverdachte 2] tegen hem had gezegd dat [medeverdachte 2] zelf een abonnement zou gaan afsluiten. [aangever 6] kende [medeverdachte 2] al jaren en dat gaf hem vertrouwen.
Later bleek hetgeen [medeverdachte 2] had gezegd niet te kloppen en moest [aangever 6] zelf abonnementen afsluiten. [aangever 6] durfde aanvankelijk geen aangifte te doen omdat [verdachte] had gezegd dat hij toch binnen een dag vrij zou zijn; [aangever 6] was bang dat [verdachte] dan achter hem aan zou komen omdat hij wist waar [aangever 6] woonde.
Hij zag de gummiknuppel in de auto en dacht dat als hij niet zou doen wat [verdachte] zei, de gummiknuppel dan gebruikt zou worden. Daarbij speelde ook dat hij [verdachte] al kende van de eerdere ontmoeting waarbij [aangever 6] was benaderd om geld te verdienen. [aangever 6] wist derhalve dat [verdachte] agressief kon zijn. [medeverdachte 2] had tegen [aangever 6] gezegd dat hij [verdachte] niet moet ‘nakken’ ofwel voor de gek houden.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij [aangever 6] heeft benaderd om telefoonabonnementen af te sluiten. [medeverdachte 2] zag dat [aangever 6] en [verdachte] elkaar al kenden en dat [aangever 6] bang was. [aangever 6] heeft onder dwang telefoonabonnementen afgesloten. [verdachte] heeft bekend dat hij de telefoons die bij die abonnementen horen heeft ingenomen.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 6] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 9 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van een dag, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 6] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [verdachte] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [verdachte] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 6] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 6] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 6] afgelegde verklaringen volgt dat [verdachte] [aangever 6] zelf al eens had benaderd voor het afsluiten van telefoonabonnementen, waarna [medeverdachte 2] dat nogmaals deed. [aangever 6] wist van de eerdere ontmoeting al dat [verdachte] agressief was en ook zag hij een gummiknuppel in de auto en heeft [verdachte] tegen [aangever 6] gezegd dat hij, als aangifte tegen hem zou worden gedaan, toch binnen een dag vrij zou zijn. [aangever 6] was bang dat [verdachte] achter hem aan zou komen omdat hij wist waar [aangever 6] woonde.
Voorts volgt uit de aangifte dat [aangever 6] contact had met de jeugdhulpverlening, via [jeugdhulpverlening Y] begeleid woonde en makkelijk te beïnvloeden was.
Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat sprake is van een kwetsbare benadeelde tegenover een zich agressief opstellende volwassene, [verdachte] , die werd vergezeld van één of meer andere jongeren met wie hij het feit heeft gepleegd. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de verdachte, waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 6] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [medeverdachte 2] , na een eerdere poging van [verdachte] , [aangever 6] heeft benaderd voor het afsluiten van telefoonabonnementen. [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben [aangever 6] verplicht om op 1 dag 9 telefoonabonnementen af te sluiten. [verdachte] heeft [aangever 6] rondgereden en verplicht telefoonabonnementen af te sluiten. Dat van het vrijwillig afsluiten van telefoonabonnementen geen sprake was volgt uit voornoemde bewijsmiddelen. Het betoog dat geen sprake is van afpersing omdat [aangever 6] niet enkel vanwege de gestelde bedreiging telefoonabonnementen heeft afgesloten en de mobiele telefoons heeft afgegeven faalt; het hof is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [aangever 6] tot afgifte was overgegaan indien van de uitgeoefende dwang geen sprake was geweest. Het hof is van oordeel van voldoende bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 6] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangever [aangever 3] (incident 6)
[aangever 3] heeft zijn aangifte verklaard dat hij door [aangever 6] werd benaderd met de vraag of hij op een eerlijke manier veel geld wilde verdienen. Ze spraken af bij de [winkel A] in Breda. Ze reden naar Rotterdam. Ze stapten daarna in een auto met, naar later bleek: [verdachte] en [medeverdachte 2] . [verdachte] was erg intimiderend. [verdachte] gaf de uitleg over wat ze zouden gaan doen. [medeverdachte 2] liep met [aangever 3] mee om een abonnement af te sluiten. In de auto deed [verdachte] vervolgens dreigend, dan weer ‘poeslief’ en vervolgens weer dreigend. Toen [aangever 3] met [medeverdachte 2] naar telefoonwinkels liep vertelde [medeverdachte 2] dat [verdachte] mensen die niet deden wat hij zei naar de grond sloeg en in het gezicht spuugde. [medeverdachte 2] was bij door [aangever 3] afsluiten van de abonnementen aanwezig zodat [aangever 3] niets verkeerd zou doen. [aangever 3] sloot 5 abonnementen met betrekking tot mobiele telefoons af. In de auto van [verdachte] lag een knuppel met een leren touw met knoopjes eraan.
[verdachte] zocht meestal jongeren uit die niet zo veel met hun ouders van doen hadden.
[aangever 3] heeft tevens verklaard dat hij een IQ van 81 heeft en niet goed de gevolgen kan inschatten. Ook zou hij hoog sensitief zijn en paranormaal begaafd. Hij heeft demonen in zich en liet daarbij zijn pols zien. Daarop was volgens [aangever 3] te zien welk kwaad de demonen hadden aangericht. Desgevraagd zei hij dat hij dat zelf had gedaan, maar dat het kwam omdat er demonen in hem zitten.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat [aangever 3] volgens hem niet helemaal 100% is en dat [aangever 6] [aangever 3] had geregeld om abonnementen af te sluiten. Ze zijn met hem in Breda en Rotterdam geweest. [medeverdachte 2] moest van [verdachte] met [aangever 3] meelopen en hem vertellen wat hij moest doen. Er zijn meerdere abonnementen afgesloten en de telefoons zijn aan [verdachte] gegeven.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 3] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 5 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van een dag, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 3] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [verdachte] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [verdachte] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 3] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 3] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 3] afgelegde verklaring volgt dat hij werd geïntimideerd door het gedrag van [verdachte] en de in zijn auto aanwezige gummiknuppel. Ook heeft [medeverdachte 2] hem gezegd dat [verdachte] mensen die niet naar hem luisterden naar de grond sloeg. Uit de aangifte volgt ook dat [aangever 3] een laag IQ heeft, hoog sensitief is en dat hij meent dat hij paranormaal begaafd is en dat in hem demonen aanwezig zijn.
Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat sprake is van een kwetsbare benadeelde tegenover een zich agressief opstellende volwassene, [verdachte] , die werd vergezeld van één of meer andere jongeren met wie hij het feit heeft gepleegd. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de verdachte, waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 3] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [verdachte] [aangever 3] heeft gedwongen om telefoonabonnementen af te sluiten, nadat [aangever 6] hem had benaderd met de vraag of hij geld wilde verdienen. [verdachte] heeft [aangever 3] vervolgens rondgereden en verplicht meerdere telefoonabonnementen af te sluiten. Dat van het vrijwillig afsluiten van telefoonabonnementen geen sprake was volgt uit voornoemde bewijsmiddelen. Het betoog dat geen sprake is van afpersing omdat [aangever 3] niet enkel vanwege de gestelde bedreiging telefoonabonnementen heeft afgesloten en de mobiele telefoons heeft afgegeven faalt; het hof is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [aangever 3] tot afgifte was overgegaan indien van de uitgeoefende dwang geen sprake was geweest. Het hof is van oordeel van voldoende bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 3] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangever [aangever 9] (incident 7)
[aangever 9] heeft verklaard dat hij een verstandelijke beperking heeft met een IQ van 48. Hij werkt op de zorgboerderij [zorgboerderij] te Breda en ontvangt een Wajong uitkering. Via een jongen die ook op de zorgboerderij werkt kwam [aangever 9] in contact met jongens die hem vroegen telefoonabonnementen af te sluiten. [aangever 9] probeerde dat op 6 maart 2013 waarbij telkens één van de jongens met hem mee liep de winkel in. Het afsluiten van een telefoonabonnement lukte die dag niet. [aangever 9] zei dat hij wilde stoppen en werd toen bedreigd. Als hij zou stoppen zouden er rare dingen gebeuren. Er werd gezegd dat hij en zijn ouders eraan zouden gaan. Ook zouden ze bij zijn ouders gaan inbreken. [aangever 9] heeft op 2 en 3 mei 2013 abonnementen afgesloten in Breda, Tilburg en Rotterdam. Hij zag in een driedeursauto waarin 3 andere jongens zaten. [aangever 9] is herhaaldelijk bedreigd. [aangever 9] moest bij het afsluiten van de abonnementen gebruik maken van een vals adres.
In zijn aanvullende verklaring heeft [aangever 9] verklaard dat de hoofdverdachte een persoon is van Turks of Marokkaanse afkomst, lang, dun en dat hij zijn haar aan de zijkanten kaal en naar achteren gekamd heeft en op zijn gezicht, bij zijn wenkbrauw een litteken heeft. [aangever 9] was op 2 mei 2013 gebeld door [medeverdachte 3] . [aangever 9] werd op 3 mei 2013 opgehaald door dezelfde jongens als op 2 mei 2013. [aangever 9] sloot in totaal 4 abonnementen af.
Uit verklaringen van andere aangevers in het dossier volgt dat het door [aangever 9] gegeven signalement van de hoofdverdachte (pg. 1168) overeenkomt met het door andere aangevers gegeven signalement van [verdachte] .
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 9] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 4 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van 2 dagen, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 9] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [verdachte] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [verdachte] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 9] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 9] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 9] afgelegde verklaring volgt dat hij werd bedreigd door een groepje jongens waar [verdachte] deel van uit maakte. [aangever 9] werd gedreigd iets aan te doen en ook zou zijn ouders wat aangedaan worden. Uit de aangifte volgt ook dat [aangever 9] een verstandelijke beperking en een laag IQ heeft.
Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat sprake is van een kwetsbare benadeelde tegenover een zich agressief opstellende volwassene, [verdachte] , die werd vergezeld van één of meer andere jongeren met wie hij het feit heeft gepleegd. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de verdachte, waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 9] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [verdachte] [aangever 9] heeft gedwongen om telefoonabonnementen af te sluiten. [verdachte] heeft [aangever 9] vervolgens rondgereden en verplicht meerdere telefoonabonnementen af te sluiten in een tijdsbestek van 2 dagen. Dat van het vrijwillig afsluiten van telefoonabonnementen geen sprake was volgt uit voornoemde bewijsmiddelen. Het betoog dat geen sprake is van afpersing omdat [aangever 9] niet enkel vanwege de gestelde bedreiging telefoonabonnementen heeft afgesloten en de mobiele telefoons heeft afgegeven faalt; het hof is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [aangever 9] tot afgifte was overgegaan indien van de uitgeoefende dwang geen sprake was geweest. Het hof is van oordeel van voldoende bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen van medeplegen van afpersing.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep leidt het hof voorts het volgende af.
De modus operandi van de afpersing door bedreiging met geweld van [aangever 9] komt op essentiële punten overeen met de modus operandi van de afpersing door bedreiging met geweld van [aangever 10] en [aangever 3] .
Verdachte heeft in genoemde zaken indirect via een tussenpersoon het kwetsbare slachtoffer benaderd met de vraag of hij telefoonabonnementen wilde afsluiten. Het hof wijst verder op de specifieke combinatie van het laten instappen in de auto van verdachte, het dreigen (in het geval van [aangever 9] en [aangever 10] om de ouders/moeder van aangever iets aan te doen), het door aangevers laten gebruiken van een vals adres en de aanwezigheid van anderen in de auto. In alle genoemde zaken is blijkens de verklaringen van de slachtoffers de verdachte degene van wie nadrukkelijk de dreiging uitgaat en waar uiteindelijk de telefoons moeten worden afgegeven. Het hof acht op grond van het hiervoor genoemde de modus operandi van de afpersing door bedreiging met geweld in de zaak van [aangever 9] op essentiële punten overeenkomen met de modus operandi in de zaak van [aangever 10] en [aangever 3] . Dit alles in onderling verband en nauwe samenhang bezien, acht het hof bewezen dat verdachte ook het medeplegen van de afpersing door bedreiging met geweld in de zaak van aangever [aangever 9] heeft begaan.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 9] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangever [aangever 10] (incident 8)
Uit de aangifte die de moeder van [aangever 10] namens [aangever 10] heeft gedaan (pg. 1175 e.v.) volgt dat [aangever 10] via [medeverdachte 4] in contact is gekomen met [verdachte] . Vervolgens heeft [aangever 10] op 5, 6 en 7 juni 2013 onder dwang bij telefoonwinkels contracten voor telefoonabonnementen afgesloten. [aangever 10] zou daarbij zijn bedreigd volgens zijn moeder en ook zou [verdachte] hebben gezegd dat hij naar het huis zou gaan waar de moeder van [aangever 10] en [aangever 10] woonden en dat hij de moeder van [aangever 10] zou vermoorden als [aangever 10] geen abonnementen zou afsluiten.
Uit bankafschrijvingen blijkt dat [aangever 10] in telefoonwinkels is geweest in Tilburg, Roosendaal en Breda. Uit de verklaring die [aangever 10] zelf heeft afgelegd (pg. 1179 e.v.) volgt dat [medeverdachte 4] daarbij alleen op 5 juni 2013 aanwezig was. [verdachte] heeft uitgelegd hoe een en ander in zijn werk ging en tegen [aangever 10] werd door [verdachte] gezegd dat hij maar moest zorgen dat hij de telefoon mee kreeg zodat hij die dan aan [verdachte] kon krijgen. Tijdens de uitleg werd [verdachte] al snel boos. [aangever 10] moest gebruikmaken van een vals adres bij het afsluiten van de abonnementen. [medeverdachte 4] is die dag meegelopen naar de telefoonwinkel terwijl [verdachte] en [medeverdachte 2] in de auto bleven wachten. Toen [aangever 10] na het afsluiten van een abonnement in de auto zei dat hij er toch geen fijn gevoel bij had, werd [verdachte] erg boos en agressief. Hij dreigde de moeder van [aangever 10] te vermoorden als [aangever 10] zou stoppen met het afsluiten van abonnementen. [aangever 10] moest doorgaan tot hij tien abonnementen had afgesloten. [verdachte] reikte ook naar de gummiknuppel die in de auto aanwezig was toen hij dat zei en [aangever 10] dacht toen dat [verdachte] hem daarmee wilde bedreigen of mishandelen. [aangever 10] ging daarom verder met het afsluiten van telefoonabonnementen. Op 5 juni 2013 heeft [aangever 10] in 5 verschillende telefoonwinkels in Tilburg in totaal 5 abonnementen afgesloten. Op zijn verzoek is hij aan het einde van de dag in Breda afgezet. Zij spraken af dat [aangever 10] de volgende dag opgehaald zou worden bij een speeltuintje achter de woning waar [aangever 10] woonde. [medeverdachte 4] was er de volgende dag niet bij, maar wel [verdachte] en [medeverdachte 2] . Die dag zijn ze in Tilburg geweest en in Roosendaal. De derde dag ging hetzelfde als de tweede dag en toen zijn ze in Bergen op Zoom en Breda geweest.
[medeverdachte 4] heeft de verklaring van [aangever 10] bevestigd en [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [aangever 10] in Tilburg abonnementen heeft afgesloten en de telefoons aan [verdachte] heeft gegeven. Volgens [medeverdachte 2] schreeuwde [verdachte] veel en kon hij erg boos worden. [verdachte] had altijd een gummiknuppel in zijn auto liggen. [medeverdachte 2] heeft bevestigd dat [aangever 10] graag naar huis wilde.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 10] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van tien telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van 3 dagen, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 10] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [verdachte] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [verdachte] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 10] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 10] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 10] afgelegde verklaring volgt dat [verdachte] heeft gedreigd om de moeder van [aangever 10] thuis te vermoorden. Tevens heeft [verdachte] naar de gummiknuppel gereikt toen hij de bedreiging uitte, waardoor [aangever 10] dacht dat [verdachte] hem daarmee iets wilde aandoen.
Uit de aangifte van de moeder van [aangever 10] volgt dat [aangever 10] licht autistisch is; zijn aandoening (N.L.D.) valt binnen het autistisch spectrum en houdt in belangrijke mate in dat [aangever 10] te goed van vertrouwen is. Hij kan goed en kwaad onvoldoende onderscheiden en zal een ander niet verdenken van iets dat hij zelf niet zou doen. Het inzicht ontbreekt op dat vlak bij [aangever 10] .
Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat sprake is van een kwetsbare benadeelde tegenover een zich agressief opstellende volwassene, [verdachte] , die werd vergezeld van één of meer andere jongeren met wie hij het feit heeft gepleegd. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de verdachte, waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 10] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [verdachte] [aangever 10] heeft gedwongen om telefoonabonnementen af te sluiten, nadat [medeverdachte 4] hem had benaderd met de vraag of hij geld wilde verdienen. [verdachte] heeft [aangever 10] vervolgens rondgereden en gedurende 3 dagen verplicht meerdere telefoonabonnementen af te sluiten. Dat van het vrijwillig afsluiten van telefoonabonnementen geen sprake was volgt uit voornoemde bewijsmiddelen. Het betoog dat geen sprake is van afpersing omdat [aangever 10] niet enkel vanwege de gestelde bedreiging telefoonabonnementen heeft afgesloten en de mobiele telefoons heeft afgegeven faalt; het hof is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [aangever 10] tot afgifte was overgegaan indien van de uitgeoefende dwang geen sprake was geweest. Het hof is van oordeel van voldoende bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 10] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangever [aangever 11] (incident 9)
[aangever 11] heeft verklaard (pg. 1189 e.v.) dat hij in de stad werd aangesproken door [medeverdachte 4] met de vraag of hij op een simpele en niet risicovolle manier geld wilde verdienen. [aangever 11] stapte in een auto. Daarin zaten behalve [medeverdachte 4] en [aangever 11] nog twee andere jonge jongens. In Breda stapte een man in, naar later bleek: [verdachte] . [verdachte] zei dat [aangever 11] nu geld zou gaan verdienen, waarop [aangever 11] antwoordde dat het er wel van zou afhangen op welke manier dat zou gaan. [aangever 11] werd overvallen door de snelheid waarmee een en ander ging; hij sloot een abonnement af terwijl [medeverdachte 4] met hem mee liep en tegen hem zei dat hij een duur toestel moest nemen. [medeverdachte 4] was met [aangever 11] meegegaan om [aangever 11] in de gaten te houden en te zien of [aangever 11] wel de goede dingen deed. Buiten rukte [verdachte] het tasje waarin de telefoon zat uit de handen van [aangever 11] . Toen [aangever 11] zei dat hij er wel klaar mee was, pakte [verdachte] uit de auto een gummiknuppel waarmee hij in zijn eigen hand sloeg. Hij zei tegen [aangever 11] dat [aangever 11] in de problemen zou komen als hij niet door zou gaan met het afsluiten van telefoonabonnementen en dat het slecht zou aflopen met hem. [verdachte] verhief ook zijn stem. [aangever 11] werd daardoor, en door het feit dat ‘de anderen’ met z’n vieren waren erg bang en sloot die dag nog meer abonnementen af. In totaal heeft [aangever 11] 6 abonnementen afgesloten in Breda en Etten-Leur. Op zijn verzoek is hij bij een tankstation in de buurt van de woning van zijn ouders afgezet. Hij kreeg € 200 van [verdachte] .
In een nadere verklaring (pg. 1200 e.v.) heeft [aangever 11] verklaard dat één van de andere jongens die in de auto zat, [medeverdachte 2] was. Hij was er de hele tijd bij en heeft, nadat [aangever 11] een telefoonabonnement had afgesloten, een aantal keer het tasje waarin de telefoon met toebehoren zat, van [aangever 11] afgepakt en aan [verdachte] gegeven, die het vervolgens in de kofferbak van zijn auto legde.
[medeverdachte 4] heeft bevestigd dat hij met [aangever 11] is meegelopen toen [aangever 11] telefoonabonnementen heeft afgesloten. Hij hield [verdachte] op de hoogte van de ontwikkelingen tijdens het afsluiten van de abonnementen. [verdachte] rukte een van de mobiele telefoons uit de handen van [aangever 11] . Ook heeft [medeverdachte 4] verklaard dat [medeverdachte 2] daarbij aanwezig was. [medeverdachte 4] moest steeds aan [medeverdachte 2] doorgeven hoe ver [aangever 11] was met het afsluiten van een abonnement.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 11] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 6 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van een dag, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 11] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [verdachte] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [verdachte] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 11] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 11] door bedreiging met geweld
Uit de door [aangever 11] afgelegde verklaring volgt dat [verdachte] heeft gedreigd [aangever 11] wat aan te doen en dat het niet goed met hem zou aflopen als hij geen telefoonabonnementen zou afsluiten. Daarbij heeft hij tevens een gummiknuppel vastgehouden en daarmee in zijn eigen hand geslagen. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de verdachte, waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 11] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend. Het hof is van oordeel dat met betrekking tot het afsluiten van de vijf telefoonabonnementen die plaats vonden nadat de bedreiging had plaats gevonden waarbij [verdachte] een knuppel in zijn handen had genomen er sprake is geweest van strafbare afpersing.
Het hof stelt vast dat [verdachte] [aangever 11] heeft gedwongen om telefoonabonnementen af te sluiten, nadat [medeverdachte 4] hem had benaderd met de vraag of hij geld wilde verdienen. [verdachte] heeft [medeverdachte 4] vervolgens rondgereden en verplicht meerdere telefoonabonnementen af te sluiten. Dat van het vrijwillig afsluiten van telefoonabonnementen geen sprake was volgt uit voornoemde bewijsmiddelen. Het betoog dat geen sprake is van afpersing omdat [aangever 11] niet enkel vanwege de gestelde bedreiging telefoonabonnementen heeft afgesloten en de mobiele telefoons heeft afgegeven faalt; het hof is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [aangever 11] tot afgifte was overgegaan indien van de uitgeoefende dwang geen sprake was geweest. Het hof is van oordeel van voldoende bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 11] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangever [aangever 12] (incident 10)
[aangever 12] heeft verklaard (pg. 1208 e.v.) dat hij op 19 juni 2013 werd gebeld door [medeverdachte 2] (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ) met de vraag of hij geld wilde verdienen en daarvoor naar het Erasmusplein kon komen. [aangever 12] ging naar het betreffende plein en stapte daar in een driedeurs auto. De bestuurder (naar uit de verklaring van [medeverdachte 2] blijkt: verdachte [verdachte] ) begon te rijden en vertelde [aangever 12] dat hij telefoonabonnementen moest afsluiten. Toen [aangever 12] vertelde dat hij dat niet wilde zei de bestuurder dat [aangever 12] dan een schuld bij hem zou hebben van € 600, omdat de bestuurder al had betaald om bij het afsluiten van die abonnementen gebruik te mogen maken van bepaalde adressen. Als [aangever 12] geen abonnementen zou afsluiten, zou de bestuurder het geld bij hem thuis komen halen. Ook zag [aangever 12] een knuppel in de auto liggen; hij was bang dat hem daarmee iets zou worden aangedaan. [aangever 12] voelde zich geïntimideerd.
[aangever 12] ging met [medeverdachte 2] naar een de [winkel B] om een abonnement af te sluiten. Nadat [aangever 12] een abonnement had afgesloten, moest [aangever 12] het tasje van de telefoonwinkel aan de bestuurder geven. De bestuurder reed daarna naar een parkeerplaats toe waar een jongen, [medeverdachte 4] (het hof begrijpt: de verdachte) instapte. Die jongen liep met [aangever 12] mee naar een winkel van [winkel C] waar [aangever 12] een abonnement afsloot; de jongen bleef buiten wachten. Daarna moest [aangever 12] nog een abonnement afsluiten bij [winkel H] . [medeverdachte 2] liep met [aangever 12] mee en [aangever 12] sloot nog een abonnement af.
Daarna moest [aangever 12] nog naar een winkel van de [winkel D] . [medeverdachte 2] liep met [aangever 12] mee, maar bleef op een afstand van de winkel wachten. [aangever 12] is toen niet naar binnen gegaan maar naar huis gerend. [aangever 12] ging weg omdat [medeverdachte 2] hem op dat moment een beetje ‘losliet’ (pg. 1220).
[medeverdachte 2] heeft bevestigd dat hij met [aangever 12] is meegelopen naar de telefoonwinkel en dat hij zich kan voorstellen dat [aangever 12] zich onder druk gezet voelde toen hij in de driedeursauto zat en nergens naartoe kon.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 12] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 3 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van 1 dag, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 12] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [verdachte] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [verdachte] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 12] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 12] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 12] afgelegde verklaring volgt dat de bestuurder van de auto (naar later bleek: [verdachte] ) [aangever 12] heeft bedreigd met geweld door te zeggen dat [aangever 12] , als hij niet zou meewerken, een schuld bij hem zou hebben die [verdachte] bij [aangever 12] thuis zou komen ophalen. Ook was er een gummiknuppel in de auto aanwezig, waardoor [aangever 12] bang was. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de verdachte, waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 12] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [verdachte] [aangever 12] heeft gedwongen om telefoonabonnementen af te sluiten, nadat [medeverdachte 2] hem had benaderd met de vraag of hij geld wilde verdienen. [verdachte] heeft [aangever 12] vervolgens rondgereden en verplicht meerdere telefoonabonnementen af te sluiten. Dat van het vrijwillig afsluiten van telefoonabonnementen geen sprake was volgt uit voornoemde bewijsmiddelen. Het hof is van oordeel van voldoende bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 12] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangever [aangever 13] (incident 13)
Uit de aangifte van [aangever 13] volgt dat hij op 18 juni 2013 [medeverdachte 2] tegenkwam toen deze met een andere jongen in een auto zat. [medeverdachte 2] vroeg of [aangever 13] meeging; [aangever 13] had niks te doen en ging mee. De bestuurder, naar later bleek: [verdachte] , reed als een bezetene naar Rotterdam. In Rotterdam stapte [medeverdachte 2] uit en begon [verdachte] tegen [aangever 13] te schreeuwen totdat [aangever 13] zei dat [verdachte] maar moest zeggen wat hij moest doen. [verdachte] reed naar Breda en legde uit wat [aangever 13] moest doen. Hij bleef ook tegen [aangever 13] schreeuwen. In Breda heeft [aangever 13] 5 of 6 abonnementen afgesloten en de telefoons aan [verdachte] gegeven. Daarna heeft hij ook in Tilburg nog 3 abonnementen afgesloten en de telefoons aan [verdachte] gegeven. De volgende dag moest [aangever 13] opnieuw in de auto van [verdachte] stappen en heeft hij in Roosendaal abonnementen afgesloten. [aangever 13] heeft in totaal 9 abonnementen afgesloten. Tegenover de rechter-commissaris heeft [aangever 13] verklaard dat [verdachte] erg hard reed, dat [medeverdachte 2] aanwezig was en dat [medeverdachte 2] een paar keer mee naar binnen ging bij de telefoonwinkels en ook soms buiten bleef staan. [medeverdachte 2] zei wat [aangever 13] in de winkel moest zeggen. [aangever 13] was erg bang voor [verdachte] en door hem geïntimideerd. Hij zag in de kofferbak van de auto ook een wapenstok liggen.
[medeverdachte 2] heeft de verklaringen van [aangever 13] bevestigd. Hij heeft verklaard dat hij hem heeft benaderd, dat [verdachte] extreem boos tegen [aangever 13] deed en dat sprake was van volledige dwang bij [aangever 13] doordat zo tegen [aangever 13] schreeuwde en hem bedreigde en door te zeggen dat hij hem zou pakken.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 13] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 9 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van 2 dagen, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 13] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [verdachte] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [verdachte] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 13] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 2] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 13] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 13] afgelegde verklaringen volgt dat [verdachte] heeft gedreigd [aangever 13] te pakken. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de verdachte, waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 13] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [verdachte] [aangever 13] heeft gedwongen om telefoonabonnementen af te sluiten, nadat [medeverdachte 2] hem had benaderd met de vraag of hij geld wilde verdienen. [verdachte] heeft [aangever 13] vervolgens rondgereden en verplicht meerdere telefoonabonnementen af te sluiten. Daarbij heeft hij direct gedreigd met het plegen van geweld. Dat van het vrijwillig afsluiten van telefoonabonnementen geen sprake was volgt uit voornoemde bewijsmiddelen. Anders dan de raadsman ziet het hof geen aanleiding om de door [medeverdachte 2] in dit verband afgelegde verklaringen onbetrouwbaar te achten. Die verklaringen komen op belangrijke onderdelen, met name waar het gaat om het dreigen met geweld, overeen met de aangifte. Dat [medeverdachte 2] zijn eigen rol daarbij heeft geminimaliseerd ten koste van de rol van [verdachte] is niet aannemelijk geworden. Het hof is van oordeel van voldoende bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 13] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangever [aangever 14] (incident 14)
Uit de aangifte van [aangever 14] volgt dat hij door [betrokkene 3] is benaderd met de vraag of hij geld wilde verdienen. [aangever 14] en [betrokkene 3] hadden samengewoond bij [instelling Z] . [betrokkene 3] en [verdachte] hebben [aangever 14] opgehaald waarna [verdachte] begon uit te leggen over het afsluiten van abonnementen voor het gebruik van een mobiele telefoon. [aangever 14] heeft gezegd dat hij dat niet wilde doen, maar [verdachte] bleef aanhouden en accepteerde geen ‘nee’ . Toen [aangever 14] zei dat hij geen geld had zei [verdachte] dat hij ook in de min kon en dat het wel zou lukken. [aangever 14] zat toen al in de auto en heeft daarna telefoon abonnementen afgesloten.
Twee weken later kwam aangever [verdachte] tegen. Toen aangever zei dat hij geen abonnementen meer wilde afsloten werd [verdachte] boos. [aangever 14] zat in de auto bij [verdachte] en durfde geen nee te zeggen. [aangever 14] sloot toen weer abonnementen af. Ook de derde keer sloot [aangever 14] abonnementen af.
[verdachte] kwam erg intimiderend over en in de auto zag [aangever 14] een knuppel liggen. [verdachte] had ook tegen [aangever 14] gezegd dat hij geld had betaald voor de valse adressen en dat hij door hem geld zou mislopen als [aangever 14] niet meewerkte. De telefoons die bij de abonnementen hoorden werden door [verdachte] inbeslaggenomen.
[betrokkene 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] hem aan [verdachte] heeft voorgesteld en dat hij op verzoek van [verdachte] mensen heeft geregeld die abonnementen afsloten, waaronder [aangever 14] .
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 14] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 8 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van 3 dagen, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 14] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [verdachte] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [verdachte] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 14] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 14] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 14] afgelegde verklaringen volgt dat [verdachte] intimiderend overkwam en dat in de auto een gummiknuppel lag. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de verdachte, waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 14] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [verdachte] [aangever 14] heeft gedwongen om telefoonabonnementen af te sluiten, nadat [betrokkene 3] hem had benaderd met de vraag of hij geld wilde verdienen. [verdachte] heeft [aangever 14] vervolgens op 3 dagen rondgereden en verplicht meerdere telefoonabonnementen af te sluiten. Dat van het vrijwillig afsluiten van telefoonabonnementen geen sprake was volgt uit voornoemde bewijsmiddelen. Het betoog dat geen sprake is van afpersing omdat [aangever 14] niet enkel vanwege de gestelde bedreiging telefoonabonnementen heeft afgesloten en de mobiele telefoons heeft afgegeven faalt; het hof is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [aangever 14] tot afgifte was overgegaan indien van de uitgeoefende dwang geen sprake was geweest. Het hof is van oordeel dat voldoende bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 14] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangever [aangever 4] (incident 16)
[aangever 4] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij lijdt aan ADHD en onzeker is. Hij weet soms, als hij iets moet doen, niet of het goed of slecht is wat hij doet. Ene [betrokkene 4] had [aangever 4] benaderd met de vraag of hij geld wilde verdienen. Ze spraken af in de straat van de [winkel E] . Daar stond een man met wat jongens. Die man was, naar later bleek: [verdachte] . [aangever 4] moest in de auto van [verdachte] stappen en daar legde [verdachte] uit hoe je telefoonabonnementen kon met een ID-kaart, bankpas en een vals adres kon afsluiten waarvoor je niet zou hoeven te betalen. De automatische incasso moest na het afsluiten van het abonnement worden geblokkeerd. [aangever 4] zei dat dit voor hem niet hoefde, waarna [verdachte] erg boos werd en zijn stem ging verheffen. [aangever 4] voelde zich geïntimideerd, mede door de aanwezigheid van de andere jongens die erbij waren. Toen [aangever 4] nogmaals zei niet te willen meewerken, flipte [verdachte] . Hij begon te schreeuwen en pakte een gummiknuppel.
Tijdens de autorit legde [verdachte] uit wat [aangever 4] moest doen. [aangever 4] sloot op 14 of 15 juni 2013 een abonnement af in [winkelcentrum] en op 18 en 19 juni 2103 in totaal nog eens 8 abonnementen bij diverse winkels in Breda.
[medeverdachte 2] heeft verklaard (pg. 607) dat hij bij [aangever 4] was ‘toen hij die abo’s deed’. Het hof leidt daarnaast ook uit de verklaring die [aangever 4] tegenover de rechter-commissaris heeft afgelegd af dat [medeverdachte 2] aanwezig was als [aangever 4] abonnementen afsloot nu hij aldaar heeft verklaard ‘Als wij telefoonabonnementen gingen afsluiten hoorde je [medeverdachte 2] altijd mensen bellen en vragen of ze het kwamen doen’.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 4] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 9 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van 3 dagen, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 4] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [verdachte] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [verdachte] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat,bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 4] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 2] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 4] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 4] afgelegde verklaring volgt dat [verdachte] erg boos werd toen [aangever 4] in eerste instantie zei geen abonnementen te willen afsluiten. Hij pakte daarbij tevens zijn gummiknuppel. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de verdachte, waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 4] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [verdachte] [aangever 4] heeft gedwongen om telefoonabonnementen af te sluiten, nadat ene [betrokkene 4] hem had benaderd met de vraag of hij geld wilde verdienen. [verdachte] heeft [aangever 4] vervolgens op 3 dagen rondgereden en verplicht meerdere telefoonabonnementen af te sluiten. Dat van het vrijwillig afsluiten van telefoonabonnementen geen sprake was volgt uit voornoemde bewijsmiddelen. Het hof is van oordeel van voldoende bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 4] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangever [aangever 15] (incident 17)
[aangever 15] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij [verdachte] eind juni, begin juli 2013 voor het eerste heeft ontmoet. Hij zag [verdachte] vaker geweld gebruiken tegen personen die hij tegenkwam of die iets deden dat hem niet zinde. Op enig moment heeft [verdachte] hem gevraagd of hij geld wilde verdienen; [aangever 15] kocht een auto van [verdachte] en kon een deel van die auto kopen door het afsluiten van telefoonabonnementen. [verdachte] kwam in een auto met [medeverdachte 2] en nog twee andere jongens. [aangever 15] moest instappen van [verdachte] en ook [medeverdachte 2] knikte dat [aangever 15] moest instappen. [aangever 15] was behoorlijk bang. [verdachte] ging steeds harder praten. Onderweg naar Tilburg legde [verdachte] uit wat [aangever 15] moest doen.
In Tilburg liep [medeverdachte 2] met [aangever 15] mee naar de telefoonwinkel; hij bleef buiten wachten tot [aangever 15] klaar was en pakte toen het tasje van [aangever 15] . Daarna gingen ze naar 2 andere telefoonwinkels. [medeverdachte 2] zei dat [aangever 15] die dag 10 abonnementen moest afsluiten. [aangever 15] was bang dat [verdachte] boos zou worden als hij zou stoppen vanwege de angst die hij hem al die tijd al had ingeboezemd. Uiteindelijk heeft [aangever 15] nog meer abonnementen afgesloten in Prinsenbeek en Tilburg. In totaal ging het om 6 abonnementen. [medeverdachte 2] gaf alle telefoons en simkaarten aan [verdachte] .
Tegenover de rechter-commissaris heeft [aangever 15] verklaard dat hij een stok heeft gezien die je uitschuift, zwart van kleur en met een ijzeren kopje aan de bovenkant.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij in Tilburg met [aangever 15] is meegelopen toen [aangever 15] telefoonabonnementen afsloot. [aangever 15] heeft een paar keer gezegd dat hij dat niet wilde maar [verdachte] zei dan ‘gewoon doorgaan’. Volgens [medeverdachte 2] werd iedereen bedreigd.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 15] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 6 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van een dag, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 15] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden via [medeverdachte 2] ingenomen door [verdachte] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [verdachte] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 15] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 15] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 15] afgelegde verklaring volgt dat [verdachte] hem angst heeft ingeboezemd waardoor hij niet het niet durfde om geen telefoonabonnementen af te sluiten. Daar komt bij dat [aangever 15] een stok bij [verdachte] heeft gezien die uitschuift. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de verdachte, waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 15] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [verdachte] [aangever 15] heeft gedwongen om telefoonabonnementen af te sluiten, nadat hij werd benaderd met de vraag of hij geld wilde verdienen. [verdachte] heeft [aangever 14] vervolgens een dag rondgereden en verplicht meerdere telefoonabonnementen af te sluiten. Dat van het vrijwillig afsluiten van telefoonabonnementen geen sprake was volgt uit voornoemde bewijsmiddelen. Het betoog dat geen sprake is van afpersing omdat [aangever 15] niet enkel vanwege de gestelde bedreiging telefoonabonnementen heeft afgesloten en de mobiele telefoons heeft afgegeven faalt; het hof is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [aangever 15] tot afgifte was overgegaan indien van de uitgeoefende dwang geen sprake was geweest. Het hof is van oordeel van voldoende bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 15] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangever [aangever 16] (incident 18)
Uit de aangifte van [aangever 16] volgt dat hij onder dwang telefoonabonnementen heeft afgesloten. [verdachte] had tegen hem gezegd dat hij genoeg voorbeelden had van mensen die niet naar hem luisterden. [aangever 16] was meerdere keren echt bang. [aangever 16] is gestopt na het zesde abonnement; die abonnementen heeft hij afgesloten in een tijdsbestek van 3 dagen.
[aangever 16] heeft op 24 november 2014 tegenover de rechter-commissaris verklaard dat de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd voor het grootste deel op waarheid berust. Hij heeft een aantal namen van betrokkenen gewijzigd om die personen te beschermen. Waar hij heeft verklaard over “ [naam 1] ” heeft hij bedoeld “ [medeverdachte 4] ” (het hof begrijpt: [medeverdachte 4] en waar hij heeft verklaard over “ [naam 2] ” heeft hij bedoeld “ [medeverdachte 2] ” (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ). Zonder [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] was [aangever 16] daar nooit geweest en had hij [verdachte] nooit ontmoet. Op 12 februari 2015 heeft [aangever 16] tegenover de rechter-commissaris verklaard dat [medeverdachte 2] via Facebook contact met hem had gezocht. De eerste keer dat zij hadden afgesproken was [verdachte] (het hof begrijpt: medeverdachte [verdachte] ) er al bij. [medeverdachte 4] kwam er ook nog bij voor ze naar de stad gingen. [verdachte] bleef in de auto wachten. [aangever 16] heeft abonnementen afgesloten en [medeverdachte 4] ging met hem mee om te kijken of het goed ging en of hij geen gekke dingen zou doen. [aangever 16] is in de auto gestapt en akkoord gegaan met het afsluiten van de abonnementen omdat hij [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] kende en hen vertrouwde.
[aangever 16] is niet direct bedreigd, maar wel indirect. [verdachte] vertelde verhalen en [aangever 16] had naar aanleiding van die verhalen wel bedacht dat hij moest doen wat hem opgedragen werd, zodat er geen reden was om iets tegen [aangever 16] te doen.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat geen reden bestaat om aan de door [aangever 16] afgelegde verklaringen te twijfelen. Uit het samenstel van de door hem afgelegde verklaringen blijkt dat hij onder bedreiging met geweld meerdere abonnementen heeft moeten afsluiten, waarbij [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] steeds aanwezig waren. De enkele omstandigheid dat [aangever 16] in zijn aangifte niet de echte namen van de daders heeft genoemd, maar die later tegenover de rechter-commissaris heeft genoemd, doet daaraan niet af.
Daar komt bij dat ook [medeverdachte 4] (pg. 744) heeft verklaard dat hij aanwezig was toen [aangever 16] abonnementen afsloot en dat [medeverdachte 2] heeft verklaard (pg. 613) dat de dwang jegens [aangever 16] bestond uit dreigementen; [verdachte] zei dat hij voor de valse adressen had betaald en dat [aangever 16] een probleem had met [verdachte] als hij niet zou meewerken.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 16] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 6 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van 3 dagen, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 16] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [verdachte] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [verdachte] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 16] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 16] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 16] afgelegde verklaringen volgt dat [aangever 16] door [verdachte] werd bedreigd met het plegen van geweld, nu hem verhalen werden verteld over mensen die niet naar [verdachte] hadden geluisterd. [aangever 16] werd daardoor bang. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de verdachte, waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 16] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [verdachte] [aangever 16] heeft gedwongen om telefoonabonnementen af te sluiten. [verdachte] heeft [aangever 16] vervolgens op 3 dagen rondgereden en verplicht meerdere telefoonabonnementen af te sluiten. Dat van het vrijwillig afsluiten van telefoonabonnementen geen sprake was volgt uit voornoemde bewijsmiddelen. Het betoog dat geen sprake is van afpersing omdat [aangever 16] niet enkel vanwege de gestelde bedreiging telefoonabonnementen heeft afgesloten en de mobiele telefoons heeft afgegeven faalt; het hof is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [aangever 16] tot afgifte was overgegaan indien van de uitgeoefende dwang geen sprake was geweest. Anders dan de raadsman ziet het hof geen aanleiding om de door [medeverdachte 2] in dit verband afgelegde verklaringen onbetrouwbaar te achten. Die verklaringen komen op belangrijke onderdelen, met name waar het gaat om door [verdachte] geuite dreigementen, overeen met de verklaringen van [aangever 16] . Dat [medeverdachte 2] zijn eigen rol daarbij heeft geminimaliseerd ten koste van de rol van [verdachte] is niet aannemelijk geworden. Het hof is van oordeel van voldoende bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen van medeplegen van afpersing.
Het hof is van oordeel van voldoende bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 16] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangeefster [aangever 5] (incident 19)
[aangever 5] heeft in haar aangifte verklaard dat zij onder dwang telefoonabonnementen moest afsluiten bij diverse telefoonwinkels op 20 en 21 juni 2013. Een vriendin van haar was in contact gekomen met de vriendin van [medeverdachte 2] . Haar was gevraagd of zij op een legale manier geld wilde verdienen. [aangever 5] stapte met haar vriendin [betrokkene 5] bij [medeverdachte 2] en [verdachte] in de auto. Door [medeverdachte 2] en [verdachte] is gezegd wat zij moesten doen. [betrokkene 5] moest telefoonabonnementen afsluiten op haar naam maar op een ander adres. [betrokkene 5] kon echter geen abonnementen afsluiten omdat zij een BKR-registratie had. [verdachte] werd erg boos en begon midden in de stad te schreeuwen. Hij zei dat [aangever 5] het dan maar moest doen en pakte haar vast op haar borst aan haar kleding. [verdachte] zei dat hij wist waar [aangever 5] woonde. [aangever 5] was bang en besloot daarom te doen wat [verdachte] zei. [verdachte] heeft ook tegen haar gezegd dat zij toch niet wilde dat haar moeder iets zou overkomen. [verdachte] riep veel en [aangever 5] was bang dat [verdachte] zijn dreigementen zou waarmaken.
[medeverdachte 2] zei tegen [aangever 5] dat zijn vader ergens werkte en van iedereen de adressen kon zien. [aangever 5] heeft in meerdere plaatsen abonnementen afgesloten, 8 in totaal. [medeverdachte 2] was er vaak bij.
De verklaring van [aangever 5] vindt bevestiging in een afgeluisterd telefoongesprek op 8 juli 2013 tussen [aangever 5] en [verdachte] . [verdachte] bedreigt [aangever 5] tijdens dat gesprek door te zeggen: “Als je van gezondheid van je moeder vader hou, speel met deze Turk geen spelletjes, want je gaat echt spijt krijgen hoor….”
Bovendien heeft [medeverdachte 2] verklaard dat het juist is dat hij aan [betrokkene 5] had gevraagd of zij abonnementen wilde afsluiten en dat [aangever 5] toen mee kwam. Ook heeft hij verklaard dat hij met een andere jongen heeft uitgelegd hoe ze te werk moesten gaan, dat [verdachte] er die dag bij was, dat het bij [betrokkene 5] niet lukte om abonnementen af te sluiten en dat [aangever 5] toen abonnementen heeft afgesloten.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 5] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 8 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van 2 dagen, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 5] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [verdachte] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [verdachte] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 5] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 5] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 5] afgelegde verklaring volgt dat zij door [verdachte] werd bedreigd met het plegen van geweld door tegen haar te schreeuwen en door te dreigen dat haar moeder iets zou overkomen en te zeggen dat [verdachte] haar adres had. [aangever 5] werd daardoor bang. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de verdachte, waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 5] opleveren, nu daardoor bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens haar geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat uit de verklaring van [aangever 5] volgt dat [medeverdachte 2] samen met [verdachte] , [aangever 5] en [betrokkene 5] in de auto naar de stad ging en dat [verdachte] [aangever 5] heeft gedwongen om telefoonabonnementen af te sluiten. [verdachte] heeft [aangever 5] vervolgens op 2 dagen rondgereden en verplicht meerdere telefoonabonnementen af te sluiten. Dat van het vrijwillig afsluiten van telefoonabonnementen geen sprake was volgt uit voornoemde bewijsmiddelen.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep leidt het hof voorts het volgende af.
De modus operandi van de afpersing door bedreiging met geweld van [aangever 5] komt op essentiële punten overeen met de modus operandi van de afpersing door bedreiging met geweld van [aangever 10] , [aangever 3] en [aangever 13]
Verdachte heeft in genoemde zaken indirect via een tussenpersoon het slachtoffer benaderd met de vraag of hij telefoonabonnementen wilde afsluiten. Het hof wijst verder op de specifieke combinatie van het laten instappen in de auto van verdachte, het dreigen (in het geval van [aangever 5] en [aangever 10] om de ouders/moeder van aangever iets aan te doen), het hard schreeuwen door verdachte ( [aangever 5] en [aangever 13] ), het door aangevers laten gebruiken van een vals adres en de aanwezigheid van andere(n) in de auto. In alle genoemde zaken is blijkens de verklaringen van de slachtoffers de verdachte degene van wie nadrukkelijk de dreiging uitgaat en waar uiteindelijk de telefoons moeten worden afgegeven. Het hof acht op grond van het hiervoor genoemde de modus operandi van de afpersing door bedreiging met geweld in de zaak van [aangever 5] op essentiële punten overeenkomen met de modus operandi in de zaak van [aangever 10] , [aangever 3] en [aangever 13] Dit alles in onderling verband en nauwe samenhang bezien, acht het hof bewezen dat verdachte ook het medeplegen van de afpersing door bedreiging met geweld in de zaak van aangever [aangever 5] heeft begaan.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 5] vanwege de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangever [aangever 17] (incident 20)
[aangever 17] heeft verklaard dat hij een licht verstandelijke beperking heeft en een IQ rond de 86. Aan [aangever 17] werd gevraagd of hij telefoonabonnementen wilde afsluiten, maar hij heeft ‘nee’ gezegd tegen die jongen. [verdachte] kwam vervolgens ter plekke; hij heeft [aangever 17] bedreigd door te zeggen dat hij hem in elkaar zou slaan en dat hij in de auto moest stappen. Dit vond [aangever 17] dusdanig bedreigend dat hij bij [verdachte] in de auto is gestapt. Hij voelde zich bedreigd en was bang. In de auto zag hij een gummiknuppel liggen. [verdachte] zei dat [aangever 17] abonnementen moest afsluiten en stuurde steeds een persoon met hem mee. Hij zou een adres krijgen dat hij moest doorgeven en hij moest zijn eigen ID-kaart en bankpas meenemen. [aangever 17] sloot tussen 27 februari 2013 en 15 maart 2013 in totaal 10 abonnementen af. Als het niet lukte werd [verdachte] boos en begon hij te schreeuwen. Er waren ook andere mensen bij en dat maakte het dreigend voor [aangever 17] die alleen was.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 17] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 10 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van ongeveer 2 weken, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 17] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [verdachte] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [verdachte] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 17] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 17] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 17] afgelegde verklaringen volgt dat [verdachte] heeft gedreigd [aangever 17] in elkaar te slaan. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de verdachte, waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 17] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [verdachte] [aangever 17] heeft gedwongen om telefoonabonnementen af te sluiten. [verdachte] heeft [aangever 17] vervolgens in een tijdsbestek van ongeveer 2 weken rondgereden en verplicht meerdere telefoonabonnementen af te sluiten. Dat van het vrijwillig afsluiten van telefoonabonnementen geen sprake was volgt uit voornoemde bewijsmiddelen. Het betoog dat geen sprake is van afpersing omdat [aangever 17] niet enkel vanwege de gestelde bedreiging telefoonabonnementen heeft afgesloten en de mobiele telefoons heeft afgegeven faalt; het hof is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [aangever 17] tot afgifte was overgegaan indien van de uitgeoefende dwang geen sprake was geweest.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep leidt het hof voorts het volgende af.
De modus operandi van de afpersing door bedreiging met geweld van [aangever 17] komt op essentiële punten overeen met de modus operandi van de afpersing door bedreiging met geweld van [aangever 10] , [aangever 3] en [aangever 13] .
Verdachte heeft in genoemde zaken indirect via een tussenpersoon het kwetsbare slachtoffer benaderd met de vraag of hij telefoonabonnementen wilde afsluiten. Het hof wijst verder op de specifieke combinatie van het laten instappen in de auto van verdachte, het dreigen om aangever in elkaar te slaan ( [aangever 13] en [aangever 17] ), het door aangevers laten gebruiken van een vals adres en de aanwezigheid van anderen in de auto. In alle genoemde zaken is blijkens de verklaringen van de slachtoffers de verdachte degene van wie nadrukkelijk de dreiging uitgaat en waar uiteindelijk de telefoons moeten worden afgegeven. Het hof acht op grond van het hiervoor genoemde de modus operandi van de afpersing door bedreiging met geweld in de zaak van [aangever 17] op essentiële punten overeenkomen met de modus operandi in de zaak van [aangever 10] , [aangever 3] en [aangever 13] . Dit alles in onderling verband en nauwe samenhang bezien, acht het hof bewezen dat verdachte ook de afpersing door bedreiging met geweld in de zaak van aangever [aangever 17] heeft begaan.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 17] vanwege de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Ten aanzien van parketnummer 02-820033-13 onder 2
Het hof is van oordeel dat op grond van het samenstel van de aangifte van [aangever 18] en de verklaring van [aangever 7] wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte dit feit heeft begaan. Anders dan de raadsman heeft betoogd, is niet vereist dat elk afzonderlijk onderdeel van de bewezenverklaring met twee bewijsmiddelen wordt onderlegd.
[aangever 18] heeft verklaard dat [verdachte] op 29 januari 2013 agressief werd omdat [aangever 18] niet direct “ja” zei op een voorstel dat verdachte deed. Daarbij heeft [aangever 18] verklaard dat [verdachte] de in de tenlastelegging opgenomen bedreigingen heeft geuit. Daarnaast heeft zij verklaard dat [verdachte] hard schreeuwde, de spijlen van haar bed bij elkaar kneep en verboog en tijdens een telefoongesprek dat hij voerde brandende kaarsen door de kamer gooide. Ook trapte hij tegen de bovenkant van de deurstijl.
De door [aangever 7] afgelegde verklaring bevestigt de verklaring van [aangever 18] op belangrijke punten. [aangever 7] heeft verklaard dat [verdachte] op 29 januari 2013 erg boos werd en dat hij meerdere malen tegen de bovenste deurpost aan trapte. [verdachte] zei dat hij [aangever 18] zou gaan verkrachten en vermoorden en daarna van de wereld zou laten verdwijnen. [verdachte] sloeg kaarsen door de kamer en kneep de spijlen van het bed samen.
Het hof stelt vast dat de door [aangever 7] genoemde bewoordingen dezelfde strekking heeft als de door [aangever 18] genoemde bewoordingen. Het hof acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen bewezen dat [aangever 18] werd bedreigd door [verdachte] met de bewoordingen zoals in haar aangifte geformuleerd door haar.
Ten aanzien van parketnummer 02-665558-14
Aangeefster [aangever 19] (incident 22)
[aangever 19] heeft verklaard dat haar op 25 juni 2013 door een bekende werd gevraagd of ze geld wilde verdienen. Op die manier kwam ze in contact met [verdachte] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] zei dat ze maar moest instappen en dat ze dan te horen zou krijgen hoe ze verder moest gaan.
Ze stapte in de auto van [verdachte] en hoorde daar van [verdachte] dat ze naar Roosendaal, Tilburg en Rotterdam zouden rijden om telefoonabonnenten af te sluiten op haar eigen naam. Zij zou daarbij een vals adres moeten gebruiken. De telefoons die zij bij de abonnementen ontving moest zij aan [verdachte] geven. Na het afsluiten van het abonnement zouden ze langs de bank rijden om een blokkade op de pinpas te zetten.
[aangever 19] wilde daar niet aan meewerken. Op het moment dat zij wilde uitstappen, werd de deur op slot gedaan en kon ze niet uit de auto. [verdachte] zei toen: “Voordat jij vertrekt, wil ik je even mee geven, doordat je niet heb meegewerkt en omdat je wel weet waar ik mee bezig ben, zal ik je niet met rust laten voordat jij voor mij gaat werken. Als je niet meewerkt, zorg ik dat je niet thuis komt…Het is geen bedreiging. Het is voor je eigen bestwil. Anders zal ik vertellen dat jij een medeplichtige bent. Ik zal dan alle schulden van de telefoons op jou zetten of je niet met rust laten thuis. Doe je hier aan mee, ja of nee?” [aangever 19] zei daarna “ja” omdat ze angstig en woedend was.
Toen ze naar Tilburg reden hield [medeverdachte 2] in de gaten of alles wel ging zoals bedoeld was. Daarna reden ze nog naar Roosendaal, Breda en Rotterdam. [medeverdachte 2] was daarbij steeds in de buurt. [aangever 19] heeft 6 abonnementen afgesloten.
Door aangeefster en [verdachte] gevoerde telefoongesprekken zijn afgeluisterd. Op 25 en 26 juni 2013 spreken zij over providers en het afsluiten van abonnementen. [verdachte] heeft bevestigd dat die gesprekken gaan over het afsluiten van abonnementen door [aangever 19] .
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 19] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 6 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van een dag, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 19] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [verdachte] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [verdachte] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 19] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 19] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 19] afgelegde verklaring volgt dat [aangever 19] door [verdachte] werd bedreigd met het plegen van geweld. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de verdachte, waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 19] opleveren, nu daardoor bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens haar geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [verdachte] [aangever 19] heeft gedwongen om telefoonabonnementen af te sluiten. [verdachte] heeft [aangever 19] vervolgens in een tijdsbestek van een dag rondgereden en verplicht meerdere telefoonabonnementen af te sluiten. Dat van het vrijwillig afsluiten van telefoonabonnementen geen sprake was volgt uit voornoemde bewijsmiddelen. Het hof is van oordeel van voldoende bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 19] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangever [aangever 20] (incident 23)
[aangever 20] heeft verklaard dat hij in juli 2013 werd benaderd door [medeverdachte 2] met de vraag of hij geld wilde verdienen. Op 3 juli 2013 heeft hij [medeverdachte 2] ontmoet. Naast hem zat een Turkse man, naar later bleek: [verdachte] . [aangever 20] ging op verzoek van [medeverdachte 2] achterin de auto zitten. [verdachte] zei dat [aangever 20] geld kon verdienen door telefoonabonnementen af te sluiten en bij het afsluiten van die abonnementen een vals adres op te geven. Toen [aangever 20] zei dat hij dat niet wilde reed [verdachte] plotseling weg met de auto. [verdachte] zei toen: “Nu moet je wel meewerken want anders komen we je opzoeken en heb je een groot probleem.” [verdachte] zei bovendien dat hij eerder iemand zijn kleren uit had laten trekken omdat hij niet had gedaan wat [verdachte] hem had gezegd. [aangever 20] voelde zich bedreigd. Hij voelde zich onder druk gezet en was bang. [aangever 20] liep daarom een [winkel B] bij winkelcentrum [winkelcentrum] in en sloot 2 abonnementen af. Hij gaf daarbij een vals adres op. [verdachte] en [medeverdachte 2] hielden dat vanuit de auto in de gaten zodat hij er niet vandoor kon gaan. [verdachte] zei op dreigende toon dat [aangever 20] weer in de auto moest stappen. Daarna moest [aangever 20] nog een abonnement afsluiten bij een winkel van [winkel F] te Breda. [medeverdachte 2] stond buiten op hem te wachten. [aangever 20] moest de telefoon die bij het door he afgesloten abonnement hoorde direct aan [medeverdachte 2] geven. Daarna moest [aangever 20] nog naar de [winkel G] en [winkel H] van [medeverdachte 2] . Daar heeft [aangever 20] ook abonnementen afgesloten. [aangever 20] sloot in totaal 5 abonnementen af.
Bij de rechter-commissaris heeft [aangever 20] nog verklaard dat [verdachte] hem heeft bedreigd toen ze wegreden. Hij zei daarbij: “Als je het niet doet komen wij je opzoeken.”
In het onder [verdachte] inbeslaggenomen notitieboekje is bij de naam van [aangever 20] genoteerd dat [aangever 20] (“ [bijnaam aangever 20] ” of “ [bijnaam aangever 20] ”) 5 abonnementen heeft afgesloten; achter zijn naam staan 5 kruisjes. Uit het omtrent dit notitieboekje opgemaakte proces-verbaal van bevindingen komt naar voren dat – in het algemeen – het aantal kruisjes achter een bepaalde naam het aantal afgesloten telefoonabonnementen inhoudt (proces-verbaal van bevindingen pg. 456 – 497). ‘ [bijnaam aangever 20] ’ en [verdachte] spreken in een telefoongesprek op 4 juli 2013 over het afsluiten van telefoonwinkels waar [bijnaam aangever 20] volgens [verdachte] naartoe zou moeten gaan. Uit dit telefoongesprek wordt duidelijk dat met [bijnaam aangever 20] aangever [aangever 20] wordt bedoeld.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 20] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 5 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van een dag, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 16] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [verdachte] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [verdachte] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 20] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 20] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 20] afgelegde verklaringen volgt dat [aangever 20] door [verdachte] werd bedreigd met het plegen van geweld. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de verdachte, waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 20] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [verdachte] [aangever 20] heeft gedwongen om telefoonabonnementen af te sluiten. [verdachte] heeft [aangever 20] in een tijdsbestek van een dag rondgereden en verplicht meerdere telefoonabonnementen af te sluiten. Dat van het vrijwillig afsluiten van telefoonabonnementen geen sprake was volgt uit voornoemde bewijsmiddelen. Het betoog dat geen sprake is van afpersing omdat [aangever 20] niet enkel vanwege de gestelde bedreiging telefoonabonnementen heeft afgesloten en de mobiele telefoons heeft afgegeven faalt; het hof is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [aangever 20] tot afgifte was overgegaan indien van de uitgeoefende dwang geen sprake was geweest. Het hof is van oordeel van voldoende bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 20] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 en in de zaak met parketnummer 02-665558-14 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Door de verdediging is erop gewezen dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is met meerdere maanden overschreden terwijl daarvoor geen rechtvaardiging bestaat. Gelet daarop is volgens een aanzienlijke strafkorting op zijn plaats.
Betoogd is bovendien dat verdachte een periode van 407 dagen in voorarrest heeft doorgebracht, waarna de voorlopige hechtenis gedurende 9 maanden is geschorst en verdachte onder elektronisch toezicht is gesteld, waarbij de eerste maanden het strengst mogelijke regime werd gehanteerd, te weten: 22 uur huisarrest. Verzocht is om ook de periode van elektronisch toezicht te verdisconteren in een eventuele strafoplegging.
Daarnaast is opgemerkt dat verdachte volgens de in het dossier aanwezige rapportage als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Ten slotte is betoogd dat verdachte na zijn aanhouding niet meer is veroordeeld ter zake van het plegen van strafbare feiten. Ook is naar voren gebracht dat artikel 63 Sr van toepassing is. De raadsman heeft betoogd dat verdachte op dit moment werkt, dat hij is verhuisd naar een ander gedeelte van Nederland en dat hij, behoudens zijn familie, heeft gebroken met iedereen uit zijn verleden. Verdachte zorgt op dit moment voor zijn partner en minderjarige kinderen. Verzocht is dit mee te wegen bij de straftoemeting.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van afpersing van 17 slachtoffers. Die slachtoffers zijn gedwongen om meerdere telefoonabonnementen af te sluiten en de bij dat abonnement behorende telefoon telkens af te geven. Gebleken is dat de bedreiging met geweld waaronder dit gebeurde door verdachte is uitgeoefend. Verdachte heeft zich daarbij slechts laten leiden door zijn eigen financiële gewin en geen oog gehad voor de gevolgen die zijn handelen zou hebben voor de slachtoffers. De slachtoffers zijn door het handelen van verdachte niet alleen aangetast in hun psychische integriteit, maar zij zijn bovendien achtergebleven met hoge schulden van telefoonabonnementen die zij niet konden voldoen; evenmin konden zij de mobiele telefoon retourneren aan de betreffende providers omdat deze was afgepakt.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van [aangever 18] . Met dat handelen heeft verdachte het slachtoffer angst aangejaagd en haar psychische integriteit aangetast.
Het hof heeft voorts ten nadele van de verdachte meegewogen dat hij, blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 januari 2018, reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van het plegen van bedreiging en daarnaast ook is veroordeeld wegens het veelvuldig overtreden van de Wegenverkeerswet 1994.
Over de persoon van de verdachte zijn meerdere rapportages opgesteld. Het psychologisch onderzoek pro justitia d.d. 6 mei 2014 vermeldt onder meer dat bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Ook is opgenomen dat verdachte een oppervlakkige, vriendelijke façade heeft maar dat hij ook manipulatief, dwingend en prikkelbaar is. Van empathie of schuldgevoelens is nauwelijks sprake. Hoewel dit rapport gedateerd is, acht het hof de conclusie over de toerekeningsvatbaarheid ook thans nog bruikbaar, nu dit ziet op de persoon van de verdachte te tijde van het ten laste gelegde. De verdediging heeft daartegen geen bezwaar gemaakt. Het hof neemt deze conclusie over en zal verdachte aldus als licht verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen bij de straftoemeting.
Door de verdediging is gesteld dat verdachte thans werkt om zijn gezin te onderhouden, maar het hof stelt vast dat ter onderbouwing daarvan enkel stukken zijn overgelegd die dateren uit 2015. Daarnaast is gesteld dat verdachte thans zijn inkomen verdient met de onderneming “ [onderneming] ”. Volgens de website “Oozo.nl” is de onderneming in maart opgericht, maar stukken van de Kamer van Koophandel of bijvoorbeeld financiële stukken die voorgaande bevestigen ontbreken. Het hof heeft daarin dan ook geen reden gezien om tot strafvermindering over te gaan zoals verzocht.
Het hof is van oordeel dat de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dat is gepleegd met zich brengen dat niet kan worden volstaan met een
een andere of lichtere sanctie dan een gevangenisstraf. De ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan rechtvaardigen naar het oordeel van het hof op zichzelf een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden.
Ten aanzien van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM blijkt uit het dossier het volgende:
- -
de feiten dateren van de periode van 1 januari 2013 tot en met 28 augustus 2013;
- -
verdachte is in verzekering gesteld op 29 augustus 2013, waarna de voorlopige hechtenis is geschorst op 10 oktober 2014 tot aan de uitspraak van de rechtbank;
- -
in eerste aanleg vonden terechtzittingen plaats op 10 december 2013, 14 februari 2014, 9 mei 2014, 4 juli 2014, 26 september 2014, 26 juni 2015 en 9 juli 2015;
- -
het vonnis van de rechtbank dateert van 23 juli 2015;
- -
verdachte heeft hoger beroep ingesteld op 24 juli 2015;
- -
het dossier is bij het hof binnengekomen op 17 december 2015;
- -
de eerste zitting in hoger beroep vond plaats op 3 juli 2017;
- -
de inhoudelijke behandeling in hoger beroep vond plaats op 23 en 26 februari 2018, waarna het onderzoek is gesloten op 5 maart 2018;
- -
het arrest van het hof zal worden gewezen op 19 maart 2018.
Het hof is van oordeel dat in eerste aanleg de redelijke termijn niet is overschreden, nu de berechting binnen twee jaar na de inverzekeringstelling van verdachte plaatsvond.
Tussen het instellen van het hoger beroep door de verdachte op 3 augustus 2015 en het wijzen van het arrest van het hof op 19 maart 2018, is echter een periode van 2 jaar en ruim 7 maanden verstreken. Het hof heeft daarin aanleiding gezien om te volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar. De tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal daarop in mindering worden gebracht. Het hof is, anders dan verzocht door de raadsman, van oordeel dat de tijd die de verdachte onder elektronisch toezicht is gesteld niet ook op die straf in mindering behoort te worden gebracht, nu de voorlopige hechtenis op dat moment geschorst was.
De inbeslaggenomen voorwerpen
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder 1A en 39 (beiden: telefoons als genoemd op voornoemde lijst) volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met betrekking tot welke het onder parketnummer 02-820033-13 onder 1 en 02-665558-14 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder 8 (traangas) en 9 tot en met 11 (3 x een wapenstok), met betrekking waartoe of met behulp waarvan het bewezen verklaarde is begaan c.q. die bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte onder parketnummer 02-820033-13 onder 1 en 02-665558-14 begane misdrijf zijn aangetroffen, aan verdachte toebehoren en kunnen dienen tot het begaan of voorbereiden van soortgelijke misdrijven, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Daarnaast zullen de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder 1 (tijdschrift), 5 tot en met 7 (betaalpas [Bank B] , pas [Bank C] en pas [winkel K] ) 36 (map) en 37 (boek groen) aan verdachte worden teruggegeven.
Verweren ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen
De advocaat-generaal heeft naast (gedeeltelijke) toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, tevens de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair telkens hechtenis, gevorderd.
Door de verdediging is verzocht om, bij eventuele toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, niet ook tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Uit de “Aanwijzing executie (vervangende) vrijheidsstraffen, taakstraffen van meerderjarigen, geldboetes, schadevergoedings- en ontnemingsmaatregelen” dat de CJIB in beginsel geen betalingsregelingen treft, tenzij een dergelijk verzoek op grond van bijzondere omstandigheden gehonoreerd kan worden. Bij een eventuele betalingsregeling dient de vordering binnen 27 maanden te zijn voldaan. Dit levert voor verdachte onrealistisch hoge maandelijkse aflossingsbedragen op, terwijl het afdwingen van een betalingsregeling voor de rechter kansloos is gebleken. Onder deze omstandigheden zal het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel enkel leiden tot het ondergaan van vervangende hechtenis. Primair is daarom verzocht die maatregel niet op te leggen en subsidiair is verzocht om geen vervangende hechtenis aan de oplegging van die maatregel te koppelen.
Het hof is van oordeel dat op voorhand onvoldoende is gebleken dat verdachte nu of in de toekomst over onvoldoende financiële middelen zal beschikken om de vorderingen van de benadeelde partijen te kunnen voldoen. Het hof zal, zoals hierna telkens zal blijken, dan ook telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen en daarbij ook vervangende hechtenis bepalen zodat ook verdachte een belang heeft bij de betaling van de door de slachtoffers geleden schade. Het hof heeft het belang van de slachtoffers – die veelal forse schulden hebben overgehouden aan het handelen van de verdachte terwijl verdachte zich ten koste van hen heeft verrijkt – om hun schade op verdachte te kunnen verhalen en in afwachting daarvan in voorkomende gevallen een voorschot van de Staat te ontvangen, laten prevaleren boven het belang van verdachte om geen hechtenis te ondergaan. De duur van de totale vervangende hechtenis is dusdanig beperkt dat deze de in artikel 36 f lid 7 in verbinding met art. 24c lid 2 Sr gestelde maximum niet te boven gaat.
De raadsman heeft daarnaast verweren gevoerd bij de afzonderlijke benadeelde partijen; die verweren worden hierna besproken bij de afzonderlijke benadeelde partijen.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen stelt het hof het volgende voorop.
Het hof is, met de rechtbank, van oordeel dat het redelijk en billijk is om de materiële schade die de benadeelde partijen hebben geleden door het onder dwang afsluiten van telefoonabonnementen vast te stellen op € 500 per abonnement, tenzij een lager bedrag wordt gevorderd. Voor het overige zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering. Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering voor het overige een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade die, na het contact met de verschillende providers, resteert voor de benadeelde partij. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade geldt dat het hof van oordeel is om deze in beginsel vast te stellen op € 300. Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering voor het overige een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade, het geen dit strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten gaat.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 12]
De benadeelde partij [aangever 12] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.750,00, ter zake van geleden materiële schade bestaande uit de kosten voor de door hem afgesloten abonnementen.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.500 (3 abonnementen x € 500 per abonnement).
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.500.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 12] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 1.500. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
De raadsman heeft gesteld dat de afkoop van het abonnement met [winkel B] € 532,61 bedraagt in plaats van € 650. Nu het hof de schade per abonnement heeft begroot op € 500 per abonnement behoeft dit verweer geen verdere bespreking.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade die, na het contact met de verschillende providers, resteert voor de benadeelde partij. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 14]
De benadeelde partij [aangever 14] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.139,74, ter zake van geleden materiële schade bestaande uit de kosten voor de door hem afgesloten telefoonabonnementen. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 14] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 2.016,18. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
De raadsman heeft gesteld dat de facturen van [winkel C] en [winkel I] onvoldoende onderbouwd zijn, dat de herinnering waarschijnlijk de oorspronkelijke vordering omvat en dat bij de herinnering tevens kosten zijn gevorderd die onvoldoende onderbouwd zijn.
De gevorderde kosten die zijn opgenomen in de bijlagen bij de vordering zijn aan te merken als incassokosten die zijn gemaakt door de te late betaling van facturen aan providers. Die kosten komen naar het oordeel van het hof dan ook voor vergoeding in aanmerking, nu aannemelijk is dat juist door de hoeveelheid abonnementen die de benadeelde partij moest afsluiten de betalingen niet (tijdig) verricht konden worden door het jeugdige slachtoffer.
Naar het oordeel van het hof geldt dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij voor de door hem afgesloten 8 abonnementen schade heeft geleden tot voornoemd bedrag. Met de raadsman is het hof van oordeel dat aannemelijk is dat aannemelijk is dat de door de benadeelde partij bijgevoegde aanmaningen de oorspronkelijke vorderingen omvatten. Gelet daarop heeft het hof op het gevorderde bedrag ad € 86,06 en € 37,50 in mindering gebracht.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade die, na het contact met de verschillende providers, resteert voor de benadeelde partij. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 13]
De benadeelde partij [aangever 13] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.041,05, ter zake van geleden materiële schade bestaande uit de kosten voor de door hem afgesloten telefoonabonnementen. Daarnaast is vergoeding gevorderd voor gemaakte kosten rechtsbijstand ad € 322. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen. De tekst van het vonnis vermeldt dat de vordering vermeerderd dient te worden met de wettelijke rente, maar het dictum vermeldt dit niet terwijl ook op het voegingsformulier van de benadeelde partij niet is vermeld dat wettelijke rente wordt gevorderd. De wettelijke rente is daarmee niet aan de orde naar het oordeel van het hof.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 13] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1
bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
De raadsman heeft gesteld dat de vordering onvoldoende onderbouwd is. Ten aanzien van het abonnement dat is afgesloten bij [winkel G] zou dat het geval zijn omdat het bedrag enkel in de bijlage wordt genoemd. Het hof is van oordeel dat de raadsman de vordering van de benadeelde partij onvoldoende gemotiveerd heeft betwist; de enkele stelling dat voldoende onderbouwing van de vordering aanwezig is, is daarvoor onvoldoende. Het hof gaat daarom aan het verweer van de raadsman voorbij.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 16]
De benadeelde partij [aangever 16] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.688,51, ter zake van geleden materiële schade bestaande uit kosten voor de door hem afgesloten abonnementen. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.000 (6 abonnementen x € 500 per abonnement).
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 16] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 3.000. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
De raadsman heeft gesteld dat de vordering onvoldoende onderbouwd is. Ten aanzien van het abonnement dat is afgesloten bij [winkel J] zou sprake zijn van een rekenfout. Daarnaast zou sprake zijn van eigen schuld van [aangever 16] . Het hof is van oordeel dat de raadsman de vordering van de benadeelde partij, in het licht van de door de benadeelde partij overgelegde stukken, onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De enkele stelling dat voldoende onderbouwing van de vordering aanwezig is en dat sprake is van eigen schuld, is, zonder nader onderbouwing, die ontbreekt, daarvoor onvoldoende. Het hof gaat daarom aan het verweer van de raadsman voorbij.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade die, na het contact met de verschillende providers, resteert voor de benadeelde partij. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 7]
De benadeelde partij [aangever 7] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.352,15, ter zake van € 3.852,15 geleden materiële schade bestaande uit de kosten voor de door haar afgesloten abonnementen (€ 3.712,60) en gemaakte kosten (€ 139,55 ) en ter zake van € 1.500 geleden immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 4.152,15,
(€ 3.852,15 materiële schade, bestaande uit de kosten voor de 8 door haar afgesloten abonnementen ad € 3.712,60 en € 139,55 overige gemaakte kosten en € 300 immateriële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 7] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 4.152,15, (€ 3.852,15 materiële schade, bestaande uit de kosten voor de 8 door haar afgesloten abonnementen € 3.712,60 en € 139,55 overige gemaakte kosten en € 300 immateriële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
De raadsman heeft gesteld dat de gevorderde kosten voor de telefoonabonnementen, reiskosten, parkeerkosten en immateriële schade onvoldoende onderbouwd zijn. Tussen de kosten voor de inhuur van een bestelbus en het strafbare feit is onvoldoende causaal verband aanwezig volgens de raadsman.
Het hof is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij ten gevolge van de 8 door haar onder dwang afgesloten telefoonabonnementen schade heeft geleden in de orde van grootte zoals door haar gevorderd. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij reis- en parkeerkosten heeft gemaakt zoals gevorderd.
Anders dan de raadsman is het hof ten slotte van oordeel dat tussen het strafbare feit en de gevorderde kosten voor de huur van een bestelbus voldoende causaal verband staat; de reden dat de benadeelde partij is verhuisd is immers gelegen in het strafbare feit.
Het verweer faalt.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade die, na het contact met de verschillende providers, resteert voor de benadeelde partij. Ook zou nader onderzoek nodig zijn naar de exacte aard en omvang van de geleden immateriële schade. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 8]
De benadeelde partij [aangever 8] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 12.801, ter zake van geleden materiële schade bestaande uit de kosten voor 8 van de door hem afgesloten abonnementen. Daarnaast zijn de kosten voor rechtsbijstand gevorderd ad € 143Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 4.143 (8 abonnementen x € 500 per abonnement en € 143 kosten rechtsbijstand).
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 8] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 4.000.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
De raadsman heeft gesteld dat geen causaal verband aanwezig is tussen de factuur van [winkel B] en het strafbare feit. Het hof is van oordeel dat de raadsman de vordering van de benadeelde partij, in het licht van de door de benadeelde partij overgelegde stukken, onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De enkele stelling dat het causale verband ontbreekt is, zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, daarvoor onvoldoende. Het hof gaat daarom aan het verweer van de raadsman voorbij.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade die, na het contact met de verschillende providers, resteert voor de benadeelde partij. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 11]
De benadeelde partij [aangever 11] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.990, ter zake van geleden materiële schade, bestaande uit € 3.983,95 aan kosten voor door hem afgesloten abonnementen en € 6,05 aan thuiskopie heffing van [winkel C] . Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.506,05 (7 abonnementen x € 500 per abonnement en € 6,05 thuiskopie heffing).
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 11] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 2.006,05. Zoals hiervoor overwogen is het hof van oordeel dat uit de aangifte volgt dat de benadeelde partij 6 abonnementen afsloot, maar dat bij afsluiten van 5 abonnementen sprake was van bedreiging met geweld. In de vordering heeft de benadeelde partij echter slechts ten aanzien van 4 abonnementen schadevergoeding gevorderd. Gelet daarop zal het hof de door de benadeelde partij geleden schade begroten op een bedrag van € 2.006,05 (4 abonnementen x € 500,00 en € 6,05 thuiskopieheffing).
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade die, na het contact met de verschillende providers, resteert voor de benadeelde partij. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 17]
De benadeelde partij [aangever 17] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.459,60 ter zake van geleden materiële schade aan kosten voor door hem afgesloten abonnementen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 17] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
De raadsman heeft gesteld dat de vordering van [aangever 17] onvoldoende is onderbouwd op in feite alle onderdelen van de vordering. Het hof is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden door het onder dwang afsluiten van meerdere telefoonabonnementen. De raadsman heeft de vordering in dat licht bezien onvoldoende gemotiveerd betwist; de enkele stelling dat de vordering onvoldoende is onderbouwd is daarvoor niet genoeg. Het verweer faalt.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 3]
De benadeelde partij [aangever 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.550,93, ter zake van geleden materiële schade, bestaande uit € 3.150,93 aan kosten voor door hem afgesloten telefoonabonnementen en € 13,71 en € 76,72 gemaakte overige kosten. Daarnaast is immateriële schade gevorderd ad € 400. Ook is een vergoeding gevorderd vanwege de omstandigheid dat de benadeelde partij het eigen risico van zijn rechtsbijstandsverzekering, ad € 100, heeft moeten voldoen omdat de rechtsbijstand heeft bemiddeld tussen de providers en de benadeelde partij. Het hof is, met de advocaat-generaal van oordeel dat deze schade is aan te merken als materiële schade en niet als proceskosten in het kader van onderhavige procedure. De benadeelde partij heeft tevens wettelijke rente gevorderd.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.990,43 (5 abonnementen x € 500,gemaakte overige kosten ad € 13,71 en € 76,72, immateriële schade ad € 300,00 en eigen risico rechtsbijstand ad € 100), te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 3] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 2.990,43, te vermeerderen met de wettelijke rente als na te melden.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
De raadsman heeft gesteld dat geen causaal verband bestaat tussen de gevorderde incassokosten, telefoonkosten en kosten voor vervoer naar school en het strafbare feit. De reiskosten zijn volgens de raadsman onvoldoende onderbouwd. Het hof is van oordeel dat uit de bij de vordering gevoegde stukken van de benadeelde partij genoegzaam volgt dat de gemaakte reis- en telefoonkosten rechtstreeks verband houden met het strafbare feit. Hetzelfde geldt voor de incassokosten die immers enkel zijn gemaakt in verband met de door de benadeelde partij onder dwang afgesloten hoeveelheid abonnementen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 9]
De benadeelde partij [aangever 9] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 8.090,06. Dit bedrag bestaat uit de volgende posten:
Materiële schade
- -
Schade door misdrijf € 5.375,26
- -
Reiskosten € 1.204,80
- -
Verhuiskosten € 500,00
- -
Post NL € 10,00
Immateriële schade € 1.000,00
Totaal: € 8.090,06
Daarnaast is een bedrag van € 77,00 gevorderd als kosten rechtsbijstand.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.887(5 abonnementen x € 500, kosten post NL (€ 10immateriële schade € 300 en kosten rechtsbijstand (€ 77)).
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 9] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 2.810.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
De raadsman heeft gesteld dat tussen de gevorderde reiskosten en kosten ‘Post NL’ geen en het strafbare feit geen causaal verband aanwezig is. Die kosten, alsook de gevorderde immateriële schade, is bovendien onvoldoende onderbouwd volgens de raadsman.
Het hof is van oordeel dat voldoende causaal verband aanwezig is tussen de gevorderde kosten ‘Post NL’ en het strafbare feit, nu voldoende aannemelijk is dat diverse aangetekende brieven zijn verstuurd ten gevolge van deze procedure en daarvan ook bonnetjes zijn bijgevoegd. De gevorderde reiskosten zullen niet worden toegewezen, zodat het verweer in dat verband geen bespreking hoeft. Hetzelfde geldt voor het verweer met betrekking tot de immateriële schade, nu het hof van die vordering slechts € 300,00 toewijst.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade die, na het contact met de verschillende providers, resteert voor de benadeelde partij. Ook zou nader onderzoek nodig zijn naar de exacte aard en omvang van de geleden immateriële schade. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 4]
De benadeelde partij [aangever 4] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.786,15. Dit bedrag bestaat uit € 1.936,15 ter zake van geleden materiële schade betreffende kosten voor de door hem afgesloten abonnementen en € 750 ter zake van geleden immateriële schade. Daarnaast is een vergoeding gevorderd voor gemaakte kosten rechtsbijstand ad € 100,00.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.336,15
(€ 1.923,15 materiële schade voor kosten voor afgesloten abonnementen, € 100 kosten rechtsbijstand en € 300immateriële schade).
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 4] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 2.236,15. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
De raadsman heeft gesteld dat de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade en de vordering van betaling van het eigen risico van de rechtsbijstandsverzekeraar onvoldoende is onderbouwd.
Het hof is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde immateriële schade heeft geleden. Het hof zal die schade begroten op € 300,00 zodat het verweer verder geen bespreking behoeft. Het hof is voorts van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij voornoemd eigen risico heeft moeten betalen en merkt deze post aan als kosten rechtsbijstand.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 6]
De benadeelde partij [aangever 6] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 500, ter zake van geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit. Daarnaast is vergoeding gevorderd voor kosten rechtsbijstand ad
€ 77. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 377(€ 300 immateriële schade en € 77 kosten rechtsbijstand). De rechtbank heeft verzuimd de wettelijke rente toe te wijzen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. Nu dit het geval is dient het hof, anders dan is gesteld door de advocaat-generaal, een beslissing te geven over de gevorderde wettelijke rente.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 6] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag
€ 300. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
De raadsman heeft gesteld dat de immateriële schade en de gevorderde kosten rechtsbijstand onvoldoende onderbouwd zijn. Het hof is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 300. Daarnaast is tevens aannemelijk geworden dat de benadeelde partij kosten heeft moeten maken voor rechtsbijstand gelet op de aanwezige factuur in dat verband.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de geleden immateriële schade. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 10]
De benadeelde partij [aangever 10] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.850,18, bestaande uit de volgende posten:
Materiële schade
- -
telefoonabonnementen € 3.247,50
- -
kosten aangetekende brieven € 52,68
Immateriële schade € 550,00
Totaal € 3.850,18
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.600,18 (abonnementskosten ad € 3.247,50 (10 abonnementen) en daarnaast € 52,68 kosten en
€ 300 immateriële schade).
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 10] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 3.600,18. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
De raadsman heeft betoogd dat geen causaal verband aanwezig is tussen de gevorderde kosten voor aangetekende brieven nu deze mede zien op ‘Willem-Alexander inhuldiging’ en het strafbare feit. De immateriële schade is volgens de raadsman onvoldoende onderbouwd.
Het hof is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van € 300. Daarnaast is tevens aannemelijk geworden dat de benadeelde partij kosten heeft moeten maken voor het verzenden van aangetekende stukken. Uit de door de benadeelde partij overgelegde stukken volgt voldoende dat de post ‘inhuldiging Willem-Alexander’ tevens ziet op de koop van postzegels. De gevorderde kosten zijn voldoende onderbouwd. Het verweer faalt.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade die, na het contact met de verschillende providers, resteert voor de benadeelde partij. Ook zou nader onderzoek nodig zijn naar de exacte aard en omvang van de geleden immateriële schade. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 5]
De benadeelde partij [aangever 5] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.974,29, ter zake van € 3.224,29 geleden materiële schade bestaande uit de kosten voor door haar afgesloten telefoonabonnementen en ter zake van € 750geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast is vergoeding gevorderd voor gemaakte kosten rechtsbijstand ad € 143.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.667,29. De rechtbank heeft echter overwogen dat zij een bedrag van € 3.224,29 toewijst voor door de benadeelde partij afgesloten telefoonabonnementen en daarnaast € 300 immateriële schade en de kosten rechtsbijstand ad € 143, te vermeerderen met de wettelijke rente zodat het ervoor moet worden gehouden dat de rechtbank € 3.524,29 en daarnaast de kosten rechtsbijstand ad € 143 heeft bedoeld toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente (totaal inclusief de kosten rechtsbijstand: € 3.667,29)
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 5] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 3.524,29, te vermeerderen met de wettelijke rente als na te melden.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
De raadsman heeft gesteld dat de gevorderde materiele schade onvoldoende onderbouwd is, nu een rekenfout is gemaakt met crediteren en bij één abonnement geen bedragen zijn genoemd. Daarnaast is gesteld dat [aangever 5] eigen schuld zou hebben aan de ontstane schade. Het hof is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij per afgesloten abonnement € 500 schade lijdt. Voorts geldt dat de raadsman onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat sprake is van eigen schuld bij de benadeelde partij. De enkele stelling dat daarvan sprake is, is daarvoor onvoldoende. Het verweer faalt.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 15]
De benadeelde partij [aangever 15] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.451,96, ter zake van € 701,96 geleden materiële schade bestaande uit kosten voor door hem afgesloten abonnementen en ter zake van
€ 750 geleden immateriële schade). Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot en bedrag van € 1.001,96 (materiële schade voor afgesloten abonnementen en daarnaast € 300 immateriële schade).
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 15] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 1.001.96. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
De raadsman heeft gesteld dat uit de bijlagen van de vordering van de benadeelde partij meerdere bedragen blijken, maar dat die bedragen niet expliciet zijn genoemd in het verzoek dat DAS heeft gedaan. Nu sprake is van professionele procesvertegenwoordiging dienen de stukken niet gezien te worden als een vordering.
Het hof gaat aan dit verweer voorbij, nu evident is dat [aangever 15] zich als benadeelde partij heeft gevoegd in deze stafzaak en bovendien op grond van de door hem ingestelde vordering met bijlagen voldoende aannemelijk is geworden dat hij schade heeft geleden ten bedrag van het toegewezen bedrag.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade die, na het contact met de verschillende providers, resteert voor de benadeelde partij. Ook zou nader onderzoek nodig zijn naar de exacte aard en omvang van de geleden immateriële schade. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 20]
De benadeelde partij [aangever 20] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 982,85, ter zake van geleden materiële schade bestaande uit kosten voor door haar afgesloten abonnementen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 20] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-665558-14 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente als na te melden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
De raadsman heeft gesteld dat de gevorderde kosten aan [winkel B] -mobiel onvoldoende onderbouwd zijn. Daarnaast ontbreekt volgens de raadsman het causale verband tussen de kosten die zijn gemaakt wegens de late betaling en het strafbare feit.
Het hof is, anders dan de raadsman, van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd aan de hand van het bij de vordering gevoegde rekeningafschrift. Daarnaast geldt dat de kosten voor de te late betaling eveneens voor vergoeding in aanmerking komen, nu aannemelijk is dat juist door de hoeveelheid abonnementen die de benadeelde partij moest afsluiten de betalingen niet (tijdig) verricht konden worden door het jeugdige slachtoffer.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 19]
De benadeelde partij [aangever 19] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.225,91, ter zake van € 4.925,91 geleden materiële schade (€ 4.912,06 aan kosten voor afgesloten abonnementen en € 13.85 reiskosten) en € 300 geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.313,85
(€ 3.000materiële schade (6 abonnementen x € 500,00 per abonnement) en kosten ad
€ 13,85 en € 300immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 19] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-665558-14 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 3.313,85, te vermeerderen met de wettelijke rente als na te melden.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
De raadsman heeft gesteld dat de gevorderde immateriële kosten en de reiskosten onvoldoende onderbouwd zijn. Daarnaast ontbreekt volgens de raadsman het causale verband tussen de kosten die zijn gemaakt wegens de late betaling en het strafbare feit.
Het hof is, anders dan de raadsman, van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij reiskosten heeft moeten maken naar Slachtofferhulp Nederland als gevorderd. Daarnaast geldt dat de kosten voor de te late betaling eveneens voor vergoeding in aanmerking komen, nu aannemelijk is dat juist door de hoeveelheid abonnementen die de benadeelde partij moest afsluiten de betalingen niet (tijdig) verricht konden worden door het jeugdige slachtoffer.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade die, na het contact met de verschillende providers, resteert voor de benadeelde partij. Ook zou nader onderzoek nodig zijn naar de exacte aard en omvang van de geleden immateriële schade. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte (en zijn mededader) is /zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraken van (het medeplegen van) mensenhandel, (het medeplegen van) afpersing of (het medeplegen van) oplichting van [aangever 1] en [aangever 2] .
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 02-665558-14 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 02-665558-14 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de op de aan dit arrest gehechte beslaglijst onder 1A en 39 genoemde voorwerpen.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de op de aan dit arrest gehecht beslaglijst onder 8 en 9 tot en met 11 genoemde voorwerpen.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de op de aan dit arrest gehecht beslaglijst onder 1, 5 tot en met 7, 36 en 37 genoemde voorwerpen.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 12]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 12] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.500 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 12] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 1.500 (duizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 14]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 14] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.016,18 (tweeduizend zestien euro en achttien cent) ter zake van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 14] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 2.016,18 (tweeduizend zestien euro en achttien cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 13 (dertien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 13]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 13] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.041,05 (duizend eenenveertig euro en vijf cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 322 (driehonderdtweeëntwintig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 13] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 1.041,05 (duizend eenenveertig euro en vijf cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 16]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 16] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 3.000 (drieduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 16] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 3.000 (drieduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 7]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 7] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.152,15 (vierduizend honderdtweeënvijftig euro en vijftien cent) bestaande uit € 3.852,15 (drieduizend achthonderdtweeënvijftig euro en vijftien cent) materiële schade en € 300 (driehonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 31 januari 2013.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 7] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.152,15 (vierduizend honderdtweeënvijftig euro en vijftien cent) bestaande uit € 3.852,15 (drieduizend achthonderdtweeënvijftig euro en vijftien cent) materiële schade en € 300 (driehonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 (zevenentwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 31 januari 2013.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 8]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 8] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.000 (vierduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 143 (honderddrieënveertig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 8] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.000 (vierduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 26 (zesentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 11]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 11] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.006,05 (tweeduizend zes euro en vijf cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 11] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 2.006,05 (tweeduizend zes euro en vijf cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 13 (dertien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 17]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 17] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 3.459,60 (drieduizend vierhonderdnegenenvijftig euro en zestig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 15 maart 2013.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 17] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 3.459,60 (drieduizend vierhonderdnegenenvijftig euro en zestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 (drieëntwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 15 maart 2013.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.990,43 (tweeduizend negenhonderdnegentig euro en drieënveertig cent) bestaande uit € 2.690,43 (tweeduizend zeshonderdnegentig euro en drieënveertig cent) materiële schade en € 300 (driehonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 21 mei 2013.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 2.990,43 (tweeduizend negenhonderdnegentig euro en drieënveertig cent) bestaande uit € 2.690,43 (tweeduizend zeshonderdnegentig euro en drieënveertig cent) materiële schade en
€ 300 (driehonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 19 (negentien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 21 mei 2013.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 9]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 9] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.810 (tweeduizend achthonderdtien euro) bestaande uit € 2.510 (tweeduizend vijfhonderdtien euro) materiële schade en € 300,00 (driehonderd euro) immateriële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 77 (zevenenzeventig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 9] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 2.810 (tweeduizend achthonderdtien euro) bestaande uit € 2.510 (tweeduizend vijfhonderdtien euro) materiële schade en € 300 (driehonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 (achttien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 4] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.236,15 (tweeduizend tweehonderdzesendertig euro en vijftien cent) bestaande uit € 1.936,15 (duizend negenhonderdzesendertig euro en vijftien cent) materiële schade en € 300 (driehonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 4] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 2.236,15 (tweeduizend tweehonderdzesendertig euro en vijftien cent) bestaande uit € 1.936,15 (duizend negenhonderdzesendertig euro en vijftien cent) materiële schade en € 300 (driehonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 (veertien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 6] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 300 (driehonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 77 (zevenenzeventig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 6] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 300 (driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 10]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 10] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 3.600,18 (drieduizend zeshonderd euro en achttien cent) bestaande uit € 3.300,18 (drieduizend driehonderd euro en achttien cent) materiële schade en
€ 300 (driehonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 10] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 3.600,18 (drieduizend zeshonderd euro en achttien cent) bestaande uit € 3.300,18 (drieduizend driehonderd euro en achttien cent) materiële schade en € 300 (driehonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 24 (vierentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 5] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 3.524,29 (drieduizend vijfhonderdvierentwintig euro en negenentwintig cent) bestaande uit € 3.224,29 (drieduizend tweehonderdvierentwintig euro en negenentwintig cent) materiële schade en € 300 (driehonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 143 (honderddrieënveertig euro).
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 21 juni 2013.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 5] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 3.524,29 (drieduizend vijfhonderdvierentwintig euro en negenentwintig cent) bestaande uit € 3.224,29 (drieduizend tweehonderdvierentwintig euro en negenentwintig cent) materiële schade en € 300 (driehonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 (drieëntwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 21 juni 2013.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 15]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 15] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.001,96 (duizend één euro en zesennegentig cent) bestaande uit € 701,96 (zevenhonderdéén euro en zesennegentig cent) materiële schade en € 300 (driehonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 15] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-820033-13 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 1.001,96 (duizend één euro en zesennegentig cent) bestaande uit € 701,96 (zevenhonderdéén euro en zesennegentig cent) materiële schade en € 300 (driehonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 20]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 20] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-665558-14 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 982,85 (negenhonderdtweeëntachtig euro en vijfentachtig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 3 juli 3013.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 20] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-665558-14 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 982,85 (negenhonderdtweeëntachtig euro en vijfentachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 3 juli 3013.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 19]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 19] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-665558-14 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 3.313,85 (drieduizend driehonderddertien euro en vijfentachtig cent) bestaande uit € 3.013,85 (drieduizend dertien euro en vijfentachtig cent) materiële schade en € 300 (driehonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 26 juni 2013.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 19] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-665558-14 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 3.313,85 (drieduizend driehonderddertien euro en vijfentachtig cent) bestaande uit € 3.013,85 (drieduizend dertien euro en vijfentachtig cent) materiële schade en € 300 (driehonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 (tweeëntwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 26 juni 2013.
Aldus gewezen door
mr. J.T.F.M. van Krieken, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. A.R. Hartmann, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.J.G. Verhaeg, griffier,
en op 19 maart 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 19‑03‑2018
Vgl. HR 7 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005;AT3659 en HR 3 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:207.
Vgl. HR 22 maart 1988, ECLI:NL:HR:1988:AD0225 en HR 29 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ6967.
Vgl. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390, HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718, NJ 2015/395 en HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, NJ 2016/411.