Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/3.1.1
3.1.1 Inleiding
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS396920:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Hoofdstuk 6 is volledig gewijd aan de algemene aspecten van conservatoir beslag en conservatoir derdenbeslag in het bijzonder. Ingevolge art. 718 kan conservatoir derdenbeslag worden gelegd op de in art. 475 bedoelde goederen.
De wetgever heeft gekozen voor de term 'executant' (vgl. Part Gesch. Wijz. Rv, p. 80-81, onder 3), maar is daarin overigens niet altijd even consequent; zo wordt bijv. in art. 477 lid 4 gesproken van de beslaglegger. Bovendien wordt in de wet ook steeds het begrip derde-beslagene in plaats van derde-geëxecuteerde gehanteerd.
Zie daarvoor Stein/Rueb, Compendium, 2002, p. 331-332.
Zie voor Suriname het proefschrift van Glenn P. Dayala, Het Surinaamse executie- en beslagrecht (diss. Amsterdam UvA), 1998.
Zie daarvoor Dl van der Kwaak, Het rechtskarakter van het beslagrecht (diss. Groningen), 1990.
36 In dit eerste hoofdstuk over het eigenlijke derdenbeslag zullen met name al die aspecten besproken worden, die betrekking hebben op de rechten en bevoegdheden van de schuldeiser die op de voet van art. 475 lid 1 (jo. art. 475a lid 3) executoriaal, dan wel conservatoir1 (art. 718 e.v.) 'beslag onder derden' legt. Deze schuldeiser zal hier steeds - behoudens in citaten van wetsartikelen en parlementaire stukken worden aangeduid als 'de beslaglegger'.2 De juridische positie van de beslaglegger is - met name waar het diens rechten en bevoegdheden betreft - in de wet nergens als zodanig geregeld: zij komt vanzelfsprekend in tal van bepalingen aan de orde, maar nergens als één geheel. Dat geldt overigens ook voor de parlementaire geschiedenis van het huidige beslag- en executierecht, waar evenmin een meer algemene beschouwing over de rechtspositie van de beslaglegger te vinden is. Alleen door Stein/Rueb is afzonderlijk aandacht besteed aan de rechten en bevoegdheden van de beslaglegger.3
Bij de hierna volgende beschouwingen over de juridische positie van de schuldeiser die een vordering op zijn schuldenaar wil verhalen door middel van derdenbeslag zal in dat verband ook enige aandacht moet worden besteed aan de meer algemene aspecten van het beslagrecht, alsmede aan het rechtskarakter daarvan. In § 1.2 (nr. 2) is daarover reeds gezegd dat een en ander, ondanks de daaraan voor Nederland4 gewijde studie van Van der Kwaak5, toch nog steeds een vrij onontgonnen gebied is. Dit boek vormt overigens niet de plaats om daarin wezenlijk verandering te brengen, niet alleen omdat het uitsluitend is gewijd aan de regeling van het derden-beslag als zodanig en hetgeen daarmee direct en ook indirect samenhangt, maar ook omdat het niet nodig is voor de door mij gekozen benadering van het derdenbeslag. Daarin is het thans geldend derdenbeslagrecht, zoals dat met ingang van 1 januari 1992 in een aantal opzichten opnieuw vorm heeft gekregen, tot uitgangspunt genomen, terwijl voorts meer de nadruk wordt gelegd bij de materieelrechtelijke aspecten van het derdenbeslag dan de formeelrechtelijke er van.