Einde inhoudsopgave
RvdW 2012/827
Verrekenbeding; afrekening op voet niet-uitgevoerde periodieke verrekening; beleggingsleer; bewijsvermoeden van art. 1:141 lid 3 BW; “tenzij-clausule”; maatstaf.
HR 08-06-2012, ECLI:NL:HR:2012:BV9605
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
8 juni 2012
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk, C.E. Drion
- Zaaknummer
11/03261
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- LJN
BV9605
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2012:BV9605, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑06‑2012
ECLI:NL:HR:2012:BV9605, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑06‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑07‑2011
- Wetingang
BW art. 1:141
Essentie
Verrekenbeding; afrekening op voet niet-uitgevoerde periodieke verrekening; beleggingsleer; bewijsvermoeden van art. 1:141 lid 3 BW; “tenzij-clausule”; maatstaf.
Het hof heeft bij de afrekening op de voet van het niet nagekomen verrekenbeding bij het einde van het huwelijk toepassing gegeven aan de volgens art. 1:141 BW en vaste rechtspraak van de Hoge Raad geldende beleggingsleer en terecht tot uitgangspunt genomen dat voor beantwoording van de vraag of de waarde van de aandelen in de holding op de voet van art. 1:141 verrekend moet worden, bepalend is of de volstorting van die aandelen is gefinancierd door ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.