Einde inhoudsopgave
RvdW 2006, 761
HvJ EG, 13-07-2006, nr. C-74/04P
HvJ EG 13-07-2006, ECLI:EU:C:2006:460
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
13 juli 2006
- Magistraten
A. Rosas, J. Lalenovský, J.-P. Puissochet, S. van Bahr, U. Lõhmus
- Zaaknummer
C-74/04P
- Conclusie
A-G A. Tizzano
- LJN
AY6819
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht (V)
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2006:460, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 13‑07‑2006
- Wetingang
EG-Verdrag art. 81 lid 1
Essentie
Commissie van de EG tegen Volkswagen AG
Hogere voorziening, ingesteld op 16 februari 2004
Mededinging — Distributie van motorvoertuigen — Begrip ‘overeenkomsten tussen ondernemingen’ — Bewijs van bestaan van overeenkomst
Om een overeenkomst te vormen in de zin van artikel 81, lid 1, EG, is het voldoende dat een schijnbaar eenzijdige handeling of handelwijze uitdrukking geeft aan de overeenstemmende wil van ten minste twee partijen; de vorm waarin deze wilsovereenstemming tot uitdrukking komt is op zich niet beslissend. Een andere opvatting kan leiden tot omkering van de bewijslast inzake het bestaan van een inbreuk op de mededingingsregels en indruisen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.