Einde inhoudsopgave
De aanmerkelijkbelangregeling in internationaal perspectief (FM nr. 123) 2007/8.2.5
8.2.5 Vergelijking met de Nederlandse regeling
Mr. dr. F.G.F. Peters, datum 01-03-2007
- Datum
01-03-2007
- Auteur
Mr. dr. F.G.F. Peters
- JCDI
JCDI:ADS372293:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Buitenlands belastingplichtige
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Heffingsbevoegdheid
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Europees belastingrecht / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Belastingplichtige
Inkomstenbelasting / Aanmerkelijk belang (box 2)
Voetnoten
Voetnoten
Zie in deze zin Kinzl 2005, blz. 453.
Anders: Schindler 2004, blz. 713. Vergelijk voorts de verklaringsverplichtingen die de Commissie als mogelijkheid noemt in het kader van het door haar gedane voorstel inzake de Fusierichtlijn: paragraaf 7.4.2, voetnoot 396.
De Duitse regeling komt als gevolg van de genomen maatregelen veel meer overeen met de Nederlandse emigratieheffing dan voorheen. Er zijn evenwel nog steeds enige opvallende verschillen aanwijsbaar (vergelijk paragraaf 8.1.2):
de Duitse faciliteiten bij emigratie gelden, anders dan in de Nederlandse regeling het geval is, ook bij emigratie naar een lidstaat van de EER;
evenals in de Nederlandse regeling wordt rekening gehouden met een waardedaling van de aandelen na emigratie, maar dat gebeurt uitsluitend indien deze waardedaling niet door de nieuwe woonstaat in aanmerking wordt genomen. Aldus wordt dubbele vergelding van het aanmerkelijkbelangverlies voorkomen in gevallen waarin de nieuwe woonstaat – op grond van diens nationale recht of het toepasselijke belastingverdrag – een step-up of een tax credit verleent. Uit r.o. 54 van het arrest N blijkt dat dit EG-rechtelijk toelaatbaar is. Ik merk hierbij wel op dat het in aanmerking nemen van de waardedaling door de aankomststaat voor de emigrant zou kunnen leiden tot een lagere compensatie dan een niet-emigrant ten deel zou zijn gevallen – denk bijvoorbeeld aan verschillende belastingtarieven en verrekeningsmogelijkheden – zodat mogelijkerwijs toch sprake is van een nadeliger behandeling ten opzichte van binnenlandse situaties1;
de Duitse regeling bevat geen kwijtschelding voor door de aankomststaat geheven belasting, noch na het verstrijken van tien jaar; mijns inziens versterkt dit de fiscale samenhang/territorialiteit van de regeling (het HvJ EG besteedt hieraan in de zaak N echter geen enkele aandacht), maar de te beperkte step-up bij immigratie doet daaraan nog steeds afbreuk, evenals het niet toepassen van de emigratieheffing in geval van een aanmerkelijkbelangverlies;
de Duitse regeling voorziet in opheffing van het betalingsuitstel bij dooremigratie naar een staat buiten de EU/EER;
de Duitse regeling bevat in vergelijking met de Nederlandse vrij uitgebreide informatieverplichtingen voor de geëmigreerde aanmerkelijkbelanghouder, die mogelijkerwijs niet in een redelijke verhouding staan tot het doel van het veiligstellen van de belastingclaim op de in Duitsland ontstane meerwaarde.2