De aanmerkelijkbelangregeling in internationaal perspectief
Einde inhoudsopgave
De aanmerkelijkbelangregeling in internationaal perspectief (FM nr. 123) 2007/8.4:8.4 Conclusie
De aanmerkelijkbelangregeling in internationaal perspectief (FM nr. 123) 2007/8.4
8.4 Conclusie
Documentgegevens:
Mr. dr. F.G.F. Peters, datum 01-03-2007
- Datum
01-03-2007
- Auteur
Mr. dr. F.G.F. Peters
- JCDI
JCDI:ADS365033:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Buitenlands belastingplichtige
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Heffingsbevoegdheid
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Europees belastingrecht / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Belastingplichtige
Inkomstenbelasting / Aanmerkelijk belang (box 2)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De Duitse aanmerkelijkbelangregeling vertoont veel gelijkenis met de Nederlandse regeling. De belangrijkste verschillen tussen de oorspronkelijke Duitse regeling en de Nederlandse regeling zijn dat Duitsland geen step-up verleent bij immigratie van de aanmerkelijkbelanghouder, dat de Duitse emigratieheffing uitsluitend wordt toegepast ten aanzien van belangen in binnenlandse vennootschappen, dat de emigratieheffing geen toepassing vindt bij een aanmerkelijkbelangverlies, en dat voor de Duitse emigratieheffing (in haar oorspronkelijke vormgeving) slechts gespreide betaling over vijf jaar mogelijk is.
Duitsland heeft evenwel, aangespoord door de door de Europese Commissie gestarte inbreukprocedure, belangrijke wijzigingen aangebracht in de regeling van de emigratieheffing. Op grond van het BMF-Schreiben van 8 juni 2005 wordt nu zonder zekerheidstelling uitstel van betaling voor de emigratieheffing verleend bij emigratie naar een lidstaat van de EU of de EER. Intrekking van het uitstel volgt bij vervreemding van de aandelen of dooremigratie naar een derde land. Een na emigratie opgetreden waardevermindering van de aandelen leidt tot een vermindering van de heffing, mits de vermindering niet in de nieuwe woonstaat in aanmerking wordt genomen. Ingevolge de wet SEStEG wordt voorts de beperking van de emigratieheffing tot binnenlandse vennootschappen opgeheven, en wordt een step-up verleend indien de belastingplichtige in het buitenland ter gelegenheid van zijn emigratie naar Duitsland heeft afgerekend. Er zijn echter nog enkele belangrijke EG-rechtelijke twijfelpunten; de beperking van de step-up bij immigratie tot gevallen waarin in het buitenland is afgerekend, doet afbreuk aan de territorialiteit/interne fiscale samenhang van de regeling, en de jaarlijkse mededelingsverplichting is wellicht disproportioneel. Ten opzichte van de Nederlandse regeling biedt de Duitse regeling mijns inziens met name voordelen op het gebied van de kwijtscheldingsmogelijkheden; zo ontbreekt een kwijtschelding na tien jaar en wordt slechts kwijtschelding voor na emigratie gerealiseerde waardeverminderingen verleend indien deze niet door de nieuwe woonstaat in aanmerking worden genomen. De Oostenrijkse regeling, waarin pas bij daadwerkelijke vervreemding een aanslag wordt opgelegd, biedt wellicht een mogelijkheid om de zetelverplaatsingheffing in overeenstemming met het EG-recht vorm te geven.
Ook de Duitse belastingverdragen bevatten enkele interessante aanmerkelijkbelangbepalingen waarmee Nederland zijn voordeel zou kunnen doen. Niettegenstaande het feit dat de meeste Duitse belastingverdragen op het punt van aanmerkelijkbelangwinst het OESO-modelverdrag volgen, bevat een aantal verdragen vrij uiteenlopende aanmerkelijkbelangvoorbehouden. Voor zover de Duitse voorbehouden specifiek op de toepassing van de emigratieheffing zien, schrijven zij voor dat de aankomststaat een step-up dan wel een credit verleent, indien de vertrekstaat een emigratieheffing heeft toegepast. Daarbij valt op dat zij veel eenvoudiger zijn opgezet dan de Nederlandse bepaling, de vertrekstaat meer heffingsrechten toekennen, en dat in een aantal belangrijke belastingverdragen, in tegenstelling tot in de Nederlandse verdragen, geen vestigingseis ten aanzien van de vennootschap wordt gesteld.