Einde inhoudsopgave
De aanmerkelijkbelangregeling in internationaal perspectief (FM nr. 123) 2007/8.0
8.0 Introductie
Mr. dr. F.G.F. Peters, datum 01-03-2007
- Datum
01-03-2007
- Auteur
Mr. dr. F.G.F. Peters
- JCDI
JCDI:ADS371059:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Buitenlands belastingplichtige
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Heffingsbevoegdheid
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Europees belastingrecht / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Belastingplichtige
Inkomstenbelasting / Aanmerkelijk belang (box 2)
Voetnoten
Voetnoten
Kamerstukken II 1995/96, 24 761, nr. 3, p. 19-20.
Vergelijk Van Dijck 2003, blz. 1963-1964: ‘Ik ben tot de paradoxaal klinkende conclusie gekomen dat de relevantie van rechtsvergelijking groter wordt naarmate het bewuste rechtstelsel ons meer nabij is. Rechtsvergelijking met het nagenoeg gelijke belastingsysteem van Duitsland is voor mij (...) uitermate zinvol geweest. Alleen indien men zich in de ander kan inleven, kan de verwondering over de verschillen een plaats krijgen.’
Zaak C-9/02 (De Lasteyrie).
Bij de invoering van de Nederlandse emigratieheffing wees de staatssecretaris ter rechtvaardiging van deze heffing met het oog op de mogelijke strijdigheid met Europees recht, onder meer op het feit dat enkele andere EG-lidstaten eveneens een emigratieheffing kennen voor aanmerkelijkbelanghouders. Hij wees daarbij op Duitsland, Denemarken en Oostenrijk.1 Deze omstandigheid kan uiteraard geen rechtvaardiging opleveren voor de Nederlandse regeling. Bestudering van buitenlands belastingrecht is evenwel nuttig om de Nederlandse regeling in een breder perspectief te plaatsen en eventuele aantrekkelijker alternatieven op het spoor te komen. In dit hoofdstuk komt de aanmerkelijkbelangregeling van buurland Duitsland aan bod. De Duitse inkomstenbelasting vertoont veel gelijkenis met de Nederlandse inkomstenbelasting (met name met de Wet op de inkomstenbelasting 1964); ook op het punt van de belastingheffing over inkomen uit aanmerkelijk belang. Juist vanwege de gelijkenis zijn eventuele verschillen tussen de regelingen interessant en kunnen deze op waarde worden geschat.2 Duitsland kent al sinds 1972 een aanmerkelijkbelangemigratieheffing. Bovendien is de Duitse regeling van de emigratieheffing sinds een aanschrijving door de Commissie naar aanleiding van het arrest De Lasteyrie3 volop in beweging.
Bij de bestudering van het Duitse rechtsstelsel wordt – naast een bespreking van de aanmerkelijkbelangregeling in het algemeen en de buitenlandse belastingplicht (beide beperkt tot vervreemdingsvoordelen) – met name gefocust op de emigratieheffing. In paragraaf 8.1 zal de huidige wettelijke vormgeving van de emigratieheffing worden besproken. Vervolgens zal worden bezien welke maatregelen Duitsland naar aanleiding van het De Lasteyrie-arrest heeft genomen om de Duitse emigratieheffing in overeenstemming te brengen met het EG-recht (paragraaf 8.2). Daarbij zal ook een kort uitstapje worden gemaakt naar Oostenrijk, dat het De Lasteyrie-arrest heeft aangegrepen om zijn exitheffingen in zowel de aanmerkelijkbelang- als de ondernemingssfeer aan te passen. Aandacht wordt ten slotte besteed aan de vraag of en hoe Duitsland in bilaterale belastingverdragen zijn aanmerkelijkbelangheffing heeft veiliggesteld en internationale dubbele belastingheffing als gevolg van de emigratieheffing voorkomt (paragraaf 8.3). Aan het eind van de verschillende paragrafen worden telkens de verschillen met de Nederlandse situatie belicht, en wordt aangegeven of de Duitse regeling elementen bevat die een verbetering zouden kunnen opleveren voor de Nederlandse aanmerkelijkbelangregeling. Afgesloten zal worden met een conclusie (paragraaf 8.4).