Sturen met proceskosten
Einde inhoudsopgave
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/5.4.3.2:5.4.3.2 Voorgelegde factoren
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/5.4.3.2
5.4.3.2 Voorgelegde factoren
Documentgegevens:
mr. P. Sluijter, datum 31-10-2011
- Datum
31-10-2011
- Auteur
mr. P. Sluijter
- JCDI
JCDI:ADS599055:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Ktr Provincie, man.
Hof Randstad, man.
Rb Provincie, man.
Rb Provincie, man.
Ktr Randstad, man.
Hof Provincie, man.
Rb Provincie, vrouw.
Ktr Provincie, man,
Rb Randstad, vrouw.
Ktr Randstad, vrouw.
Hof Randstad, vrouw.
Rb Provincie, vrouw.
Hof Randstad, man.
Rb Randstad, vrouw.
Rb Provincie, vrouw.
Hof Provincie, man.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Aan de respondenten is een aantal factoren ter reactie voorgelegd, die mede voortvloeien uit de mogelijke verklaringen voor terughoudendheid die in hoofdstuk 4 zijn geformuleerd. Als een dergelijke factor al eerder tijdens het interview aan bod was geweest, werd er niet opnieuw op terugkomen. Zulke spontane opmerkingen zijn hieronder bij de verschillende factoren meegenomen.
Andere remedies zijn beschikbaar (15x als factor, waarvan 3x spontaan)
Rechters hebben meer instrumenten dan alleen de proceskostenveroordeling om aan verstorend procesgedrag consequenties te verbinden of het zelfs al bij voorbaat af te kappen. Vrijwel alle rechters geven aan dat bij de terughoudendheid met kostenconsequenties meespeelt dat er ook andere remedies beschikbaar zijn. Genoemd worden: stukken buiten beschouwing laten, het weigeren van een vermeerdering/verandering van eis, geen nieuwe zittingsdatum bepalen na niet verschijnen, nieuwe stellingen na een bindende eindbeslissing afkappen, verstorend gedrag meteen bespreken tijdens de zitting (eventueel op boze toon), rekening met gedrag houden bij de buitengerechtelijke kosten, een klacht bij de deken indienen over de advocaat en verstorend gedrag optekenen in het vonnis.
‘Wat ik wel als andere oplossing gebruik, is dat je gewoon inhoudelijke consequenties verbindt aan gedrag. Je komt nu pas met jouw feitelijke toelichting, veel te laat, dus ik
laat het maar buiten beschouwing. Dat zou een hele zware sanctie kunnen zijn. Er zijn wel zaken waarin ik dat wel eens gedaan heb. 1
‘ Ik vind het dus veel zinvoller om als partijen procedureel dingen niet goed doen, dat dat een materiële consequentie heeft. Als je weet dat er bij een verzekeraar een rapport zit omdat ze zelf naar de toedracht onderzoek hebben gedaan en ze zijn niet bereid het rapport over te leggen, dan kun je zeggen: daaruit leid ik het vermoeden af dat het niet zo gegaan is als deze verzekeraar nu in deze procedure stelt dat het gegaan is. Dat is even een willekeurig voorbeeld. Dat vind ik dan een veel zinvollere manier, want dan betrek je wat je beschouwt als procedurele misstappen (die misstappen hebben ook betrekking op de inhoud)... De sanctie betrek je ook op de inhoud. En dat vind ik een veel zinvollere manier dan een apart debat over: als jij teveel vertraagt dan moet jouw proceskostenveroordeling maar wat hoger. Dan verwijdert het zich van de kern. 2
Andere rechters geven weliswaar aan dat andere remedies beschikbaar zijn, waardoor ze minder naar kostenconsequenties grijpen, maar ze zijn soms evenmin enthousiast over die andere (materiële) remedies. Het weigeren en buiten beschouwing laten leidt bijvoorbeeld snel tot appellen, aldus die rechters, waarbij niemand -in termen van tijd, kosten en recht doen aan de materiële werkelijkheid - gebaat is.
‘ Nou, dat zie ik eigenlijk niet zo. En ik denk dat we ook zeer terughoudend zijn om materiële sancties toe te passen. En dat is voor een deel ook omdat dat uiteraard de uitkomst van de procedure dan beïnvloedt. En je een grote kans loopt datje partijen het appel in jaagt. Daar is de partij die in eerste instantie ongelijk krijgt niet bij gebaat, maar ook zijn wederpartij is er niet bij gebaat. Omdat die mee moet in dat appel om daar opnieuw te kosten te maken. Dat is een afweging waarom we toch heel vaak zeggen: 'Het is eigenlijk vervelend, niet in de haak dat je het zo hebt gedaan. Maar goed, om erger te vermijden gaan we er toch maar zo mee verder. 3
Bij een deel van de rechters is nog doorgevraagd of er gedragingen voorkomen waarop zij nu andere consequenties (moeten) toepassen, maar waarvoor zij liever een kostensanctie zouden gebruiken. Dus hebben zij liever dat ze het gedrag wel toestaan mét een kostenconsequentie, dan dat zij het bij voorbaat niet toestaan? Hierop volgen gemengde reacties, variërend van meestal 'nee', tot 'soms' en 'zou nuttig kunnen zijn .
‘ Maar nee, in dat geval zou mijn voorkeur er zeker niet naar uitgaan om dan een nieuwe zitting te beleggen en dat dan voor rekening te laten voor degene die niet wilde komen, want dan spelen we hem in de kaart. Het zal vaak iemand zijn die inzet op vertraging. 4
‘ Ja, daarmee werken en de kosten dan daar laten waar ze behoren te liggen, terwijl je dan het materiële geschil toch wel kunt oplossen zodanig dat partijen daar misschien ook vrede mee kunnen hebben. Want kijk, als je als rechter zou zeggen van: ' Ik laat één deel van de stellingen helemaal buiten beschouwing, ik ga mijn oordeel baseren op maar de helft van de stellingen , ja dat is per definitie natuurlijk onbevredigend. En de partij die dan in het ongelijk gesteld wordt, ja die zal, denk ik, in ieder geval moeite hebben om die beslissing te aanvaarden. Als het belang heel groot is, dan is de kans dat er een appel komt, natuurlijk heel groot. 5
Kortom, verreweg de meeste respondenten zeggen dat een factor voor hun terughoudendheid met kostenconsequenties is dat er ook andere remedies beschikbaar zijn. Dat betekent echter niet dat elke rechter tevreden is met de werking van die andere remedies; daarover verschillen de meningen sterk.
Kostenconsequenties worden niet vaak gevorderd (8x als factor, waarvan 1x spontaan)
In deze factor zit feitelijk nog een voorvraag, waarop de meeste rechters ook ingaan: worden kostenconsequenties weinig gevorderd? De meerderheid zegt dat het inderdaad niet vaak of zelfs nooit voorkomt, en bevestigen daarmee het beeld uit de jurisprudentieanalyse, maar sommige rechters zien het wel vaker gebeuren. Dat zijn echter niet altijd de gevallen waarin ook (iets in de richting van) verstorend gedrag heeft plaatsgevonden.
‘Dat gebeurt wel eens. En dat, ook in zaken waarin ik het helemaal niet begrijp of waarin de partij zelfs ongelijk heeft, die dat doet. Dus het wordt meer als een krachtargument gebruikt ('ik vind het ook echt een schande!'), dan dat het nou ergens op gebaseerd is. Het wordt ook niet echt uitgewerkt (..). Zeggen dat je Van der Wiel gelezen hebt <lacht>, weet ik veel wat. Maar het wordt meer gewoon geroepen van: ' Het is zo schandalig, dus wilt u het niet integraal doen? Maar dit wordt nog vaker geroepen dan: 'Zou u dit of dat met de punten moeten doen?"6
Op de vraag of het gegeven dat kostenconsequenties niet vaak worden gevorderd door partijen meespeelt bij de terughoudendheid om ze toe te passen, wordt erg divers geantwoord. Er is 8 keer sprake van een duidelijk bevestigend antwoord, maar andere rechters twijfelen hier bovendien over: veel antwoorden komen neer op ' misschien .
‘Nou misschien wel, want dan word je gedwongen om er in ieder geval even aandacht aan te besteden. Terwijl anders ben je het misschien ook wel vergeten. Kijk, zo n procedure kent natuurlijk een verloop van tijd (..). En een ergernis die je daar over hebt bij de behandeling bijvoorbeeld ter zitting, die ben je misschien vergeten als je vier weken later het vonnis maakt. Terwijl als er een uitdrukkelijk verzoek in de stukken
staat, van: 'Hé houd daar rekening mee met de proceskostenveroordeling', dan moetje er op beslissen.'7
De respondenten die twijfelen of erkennen dat het partijstandpunt er toe doet, zien dat effect vooral ontstaan door de signaalfunctie. Als een partij vraagt om een kostensanctie, dan zullen zij er in elk geval naar kijken. Waarschijnlijk leidt dat dan ook tot meer toepassingen van consequenties, maar dat weet niet elke rechter zeker en volgens een aantal rechters gebeurt dat juist zeker niet.
‘ Nee, beslissingen over proceskosten worden niet ingegeven door standpunten van partijen. Maar gewoon door wat de rechter in die zaak vindt. En omdat we dat op dit moment met zijn allen nu redelijk gestandaardiseerd hebben, doen we het gewoon zo.'8
‘ Ik zou er iets meer over nadenken, maar ik denk niet dat ik daar heel erg in mijn beslissing door zal wijken. 9
Twee rechters zien niet alleen een signaalfunctie, maar antwoorden dat zij vinden dat het afwijken van het liquidatietarief niet zo snel ambtshalve zou mogen.
‘ Ja, je mag ook werkelijke kosten toewijzen. Maar als ze niet gevorderd worden, dan kun je dat denk ik niet ambtshalve doen, want dan treed je buiten het geschil tussen 10 partijen.
Kortom, als partijen vaker kostenconsequenties zouden gaan vorderen bij verstorend gedrag door de wederpartij, dan zouden zij rechters vaker op dat procesgedrag wijzen en hebben zij bij in elk geval een deel van de rechters meer kans om een voor hen gunstigere kostenbeslissing te krijgen.
Verschillende taken rolrechter en zaaksrechter (1x als factor, niet spontaan genoemd)
Aan de respondenten is het volgende voorgelegd. De rolrechter bewaakt de procedure en de zaaksrechter gaat vooral over de inhoud van de zaak. De rolrechter kan echter geen kostenveroordelingen uitspreken. De zaaksrechter kan en moet dat wel, maar in hoeverre kijkt die nog terug naar eerdere procedurele beslissingen? Aan de rechters is gevraagd of zij dit als een factor zien die meespeelt bij de terughoudendheid met kostenconsequenties.
Slechts één rechter antwoordt hier duidelijk 'ja' op, drie keer volgt een voorzichtige ' misschien , maar bij de overgrote meerderheid is het ' nee . Men kan zich er weinig bij voorstellen. Rolrechters nemen vooral binaire beslissingen:
toelaten of weigeren. Daar zit verder weinig ruimte in voor een kostenbeslissing. Zaaksrechters kijken niet meer terug naar de juistheid van die beslissingen en krijgen daardoor iets minder mee van de eventuele procedurele irritaties over en weer, maar dat leidt volgens de respondenten niet tot meer terughoudendheid met kostenconsequenties.
‘ Nee, dat zijn gescheiden taken. Als rolraadsheer bewaak je wat er op de rol gebeurt en kijk je niet inhoudelijk naar de zaak. Behalve als er een akte wordt genomen, maar goed. En de zaaksrechter kijkt inhoudelijk naar de zaak. Nee, het zijn gescheiden dingen.'11
Tussen de antwoorden van enerzijds respondenten die ook rolrechter zijn en de respondenten die dat niet zijn, valt overigens geen verschil te ontdekken.
Geautomatiseerd uitrekenen kosten liquidatietarief(3x als factor, niet spontaan genoemd)
Bij de rechtbank Breda, waar ik een onderzoeksstage liep, kon je met het computerprogramma JustWord eenvoudig een kostenberekening volgens het liquidatietarief in het vonnis plaatsen. Ook werden de berekeningen veelal door concipiërende secretarissen gemaakt (maar daarna uiteraard nog door de verantwoordelijke rechter bekeken). Uit de interviews blijkt dat JustWord of een vergelijkbaar computerprogramma bij de hoven en de sectoren kanton niet (overal) wordt gebruikt. Toch blijft de vraag staan: speelt bij de terughoudendheid met kostenconsequenties mee dat de standaardweg (normale toepassing van het liquidatietarief) het eenvoudigst is, waardoor afwijken onaantrekkelijk is voor de rechter?
Verreweg de meeste rechters zien niet dat dit meespeelt. De kostenveroorde-ling maakt volgens hen gewoon deel uit van het hele vonnis. Ook secretarissen zijn zich daar bewust van en bij meervoudige kamers komt het dictum inclusief kostenveroordeling altijd bij het gezamenlijk raadkameren aan bod. Bovendien zeggen sommigen dat het niet ingewikkelder is om punten buiten beschouwing te laten in de berekening.
‘ Ik weet niet hoe iedereen het doet, maar volgens mij is het bij ons nog steeds zo dat die rechter gewoon zelf zit te kijken, weliswaar met gebruikmaking van de rekenmodule die in het computersysteem zit. Maar wel nog invoert van: ' Nou ik heb dus een dagvaarding en ik heb een repliek en aktes . Die toetst wel nog hoeveel proceshandelingen het zijn geweest. Dus dat is wel een moment waarop je je bewust bent van wat er wel of niet in aanmerking genomen moet worden.'12
‘ En er wordt bij dat raadkameren ook altijd een beslissing genomen over de proceskosten. Want uiteindelijk wordt (..) er ook altijd over nagedacht wat dan het dictum is. Dat dictum wordt uiteindelijk ook op een formulier gezet na het raadkameren. Dat kan eigenlijk niet gemist worden. Dus er wordt altijd over de proceskosten geraadkamerd. En daarbij, soms is dat volkomen duidelijk. En daarbij wordt wel gesproken over de verdeling van de kosten, of er wel of geen aanleiding is om geheel of gedeeltelijk te compenseren, voor wie ze moeten blijven. Je hebt allerlei varianten, soms heb je nog een incidenteel appel of een principaal appel en daar slaagt maar één grief en daar slagen twee griefjes en hoe verhoudt zich dat uiteindelijk tot het materiële resultaat van de eerste aanleg? En wat betekent het voor de kosten in eerste aanleg als er bij het hoger beroep iets anders uitkomt? Over dat soort dingen wordt gesproken.'13
Staartje eindvonnis/nadruk op het materiële geschil (9x als factor, waarvan 4x spontaan genoemd)
Uit de meeste interviews blijkt wel dat rechters de kostenveroordeling niet het belangrijkste deel van hun vonnis vinden. Zij is het staartje van het eindvonnis en zij heeft weinig te maken met waar het geschil tussen partijen echt om draait. Aan de respondenten is gevraagd of dit een rol speelt bij hun terughoudendheid om bij de kostenveroordeling rekening te houden met het procesgedrag van partijen.
De helft van de respondenten vermoedt dat dit wel mee kan spelen, maar de een is daar stelliger in dan de ander:
‘Absoluut. Zo zie ik het wel ja, het is een noodzakelijk kwaad, ja.'14
‘ Maar het is vervelend, want zeker als je gewoon net een enorm ei hebt gelegd, met zo n vonnis, en je moet dan nog de kostenveroordeling doen, dan wil het wel eens voorkomen dat dat niet de aandacht krijgt die het behoeft.'15
De rechters die het hier niet mee eens zijn, vinden het materiële geschil meestal wel belangrijker dan de kostenveroordeling, maar zij denken niet dat dit invloed heeft op de beslissingen over de kosten.
‘ Maar rechters zijn gemiddeld genomen, niet gemiddeld genomen, maar bijna zonder uitzondering, heel integere mensen. Als ze zichzelf eens erop betrappen dat het is uit luiheid, dan spreken ze zichzelf over het algemeen streng toe, en gaan ze van 'Foei, foei, foei! Dat is denk ik wel de psychologie van de rechters. 16