Sturen met proceskosten
Einde inhoudsopgave
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/5.4.3.3:5.4.3.3 Redenen en factoren terughoudendheid: overzicht en conclusie
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/5.4.3.3
5.4.3.3 Redenen en factoren terughoudendheid: overzicht en conclusie
Documentgegevens:
mr. P. Sluijter, datum 31-10-2011
- Datum
31-10-2011
- Auteur
mr. P. Sluijter
- JCDI
JCDI:ADS596759:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Tussen de termen 'redenen' en 'factoren' zit eigenlijk geen conceptueel verschil, maar de twee termen zijn in praktische zin uit elkaar gehaald. De redenen kwamen bij de open vragen naar boven, terwijl daarna in gesloten vorm de tevoren bedachte factoren zijn voorgelegd.
De nodelozekostenregeling wordt bijvoorbeeld door vrijwel alle rechters toegepast, maar de frequentie verschilt sterk.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De rechters hebben veel verschillende redenen aangevoerd voor terughoudendheid met het verbinden van proceskostenconsequenties aan partijgedrag. Ook van de tevoren bedachte factoren die aan hen zijn voorgelegd, is elke factor minstens één keer door een rechter erkend als van invloed zijnde op de terughoudend-heid.1 Hoewel uiteraard van belang is welke redenen en factoren het meest worden genoemd, moet niet worden vergeten dat ook alle minder genoemde redenen samen toch een redelijke invloed kunnen hebben op de terughoudendheid. Met andere woorden, de terughoudendheid met kostenconsequenties is de uitkomst van de som van al deze redenen en factoren. Op de volgende pagina wordt het geheel schematisch weergegeven.
Tabel 5.4: Redenen en factoren die bijdragen aan terughoudendheid met kostenconsequenties
De enen en de totaalscores geven aan hoe vaak een reden/factor spontaan genoemd is bij de open vraag. De F'jes geven aan of een respondent bij de gesloten vraag heeft erkend of een bepaalde factor van invloed is op terughoudendheid.
De rechtszekerheid, het willen voorkomen van een procedureel geschil binnen het eigenlijke geschil, de lage frequentie van evident verstorend procesgedrag en de beschikbaarheid van andere remedies dan kostenremedies steken boven de andere redenen en factoren uit. Ook het feit dat kostenconsequenties niet vaak door partijen worden gevorderd, wordt overigens door veel rechters genoemd, maar meestal wel met enige twijfel over de omvang van de invloed.
Duidelijke verschillen per instantie zijn er nauwelijks. Alleen bij satellite litigation valt op dat dit bij de rechtbanken en hoven regelmatig genoemd is, maar bij de kantonrechter nooit. Bovendien werd dit punt veel vaker genoemd door rechters met een advocatenverleden. De ex-advocaten noemen ook de factor 'staartje eindvonnis/nadruk op materiële conflict' vaker. Bij de andere redenen en factoren zijn er geen aanwijzingen dat een advocatenverleden een rol speelt.
Van alle genoemde redenen werden enkele soms in één adem met elkaar genoemd. Neem bijvoorbeeld de vage grens tussen nodig en onnodig gedrag, waarbij het voor de rechter soms moeilijk in één keer te zien is of er sprake is van voorzienbaar verstorende gedragingen. In zo' n geval kan de rechter kiezen om met nader feitenonderzoek te bekijken of er sprake is van verstorend gedrag en partijen toe te staan zich daarover uit te laten. Dat levert echter een geschil binnen een geschil op, dat niet gerechtvaardigd is, omdat de uiteindelijke prikkel in termen van tariefpunten niet groot is en bovendien achteraf pas wordt opgelegd. De rechter doet daarom niets en legt dus de drempel hoog voor het aannemen van verstorend gedrag. Hieruit blijkt dat de vier redenen (satellite litigation, de kleine omvang van de kostenveroordeling, het achteraf zijn van de kostenveroordeling en het aannemen van een hoge drempel voor verstorend gedrag) niet geheel los van elkaar staan.
Een dergelijke connectie kan ook worden gevonden tussen de rechtszekerheid en de invloed van het wel of niet door een partij gevorderd zijn van een kostenconsequenties. Ambtshalve van het liquidatietarief afwijken kan namelijk een verrassingsbeslissing opleveren, omdat dat tarief nu eenmaal zo afgesproken is.
Al met al zijn er veel redenen, die elkaar soms ook nog versterken, die er voor zorgen dat rechters terughoudend zijn met kostenconsequenties verbinden aan gedrag. Elke rechter heeft zich bij minimaal twee redenen en/of factoren aangesloten, dus iedereen heeft wel enig bezwaar tegen deze wijze van het gebruik van de proceskostenveroordeling. Toch valt hieruit ook niet op te maken dat alle rechters onder alle omstandigheden tegen het gebruik van proceskostenconsequenties zijn. De meeste rechters laten in hun antwoorden steeds doorklinken dat er uiteindelijk toch een grens is aan het procesgedrag dat zij tolereren. Dat blijkt ook uit § 5.4.1 en § 5.4.2: de meeste rechters passen soms toch enige soorten kostenconsequenties toe op verstorend gedrag.2