Zie onder meer HR 7 juni 2005, LJN AT3659, NJ 2005/448, HR 18 april 2006, LJN AV4824, NJ 2006/397 m.nt. Buruma, HR 25 januari 2011, LJN BP1834 en HR 25 januari 2011, LJN BP1858.
HR, 22-05-2012, nr. 11/00916
ECLI:NL:HR:2012:BW6181, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22-05-2012
- Zaaknummer
11/00916
- Conclusie
Mr. Hofstee
- LJN
BW6181
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BW6181, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑05‑2012
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSGR:2010:BO3350
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BW6181
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSGR:2010:BO3350
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSGR:2010:BO3350
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSGR:2010:BO3350
ECLI:NL:HR:2012:BW6181, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑05‑2012; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2010:BO3350, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2010:BO3350, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2010:BO3350, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2010:BO3350, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BW6181
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑03‑2011
- Wetingang
- Vindplaatsen
NJ 2012/502 met annotatie van J.M. Reijntjes
SR-Updates.nl 2012-0252
NbSr 2012/251
Conclusie 22‑05‑2012
Mr. Hofstee
Partij(en)
Nr. 11/00916
Mr. Hofstee
Zitting: 20 maart 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te 's-Gravenhage bij arrest van 10 november 2010 vrijgesproken van de hem ten laste gelegde 'bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht'.
2.
De Advocaat-Generaal bij het ressortparket 's-Gravenhage heeft één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is van 'bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht' in de zin van art. 285 Sr, aangezien het Hof met betrekking tot het tenlastegelegde bestanddeel 'bedreiging' een onjuiste maatstaf heeft aangelegd en derhalve, met verlating van de grondslag van de tenlastelegging, de verdachte heeft vrijgesproken van iets anders dan is ten laste gelegd, althans dat de motivering van de vrijspraak onjuist, ontoereikend en/of onbegrijpelijk is.
4.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
"hij op of omstreeks 22 augustus 2007, althans in het jaar 2007, te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg en/of Rotterdam, althans in Nederland, G. Wilders heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde G. Wilders (in een op de internetsite www.youtube.com en/of (een) ander(e) internetsite(s) geplaatste video-/muziekclip van een door hem, verdachte, gemaakte/gezongen/gesproken rap-/muzieknummer) dreigend de tekstfragmenten/woorden toegevoegd:
"Pim Fortuyn praat over moslims, wordt afgeknald,
Theo van Gogh praat over moslims, wordt neergeknald,
Wie is de volgende? Wie is de volgende? Wie is de volgende?
Als ik begin, vraag ik om stilte om een aanslag te plegen op Geert Wilders,
Ik vind het zo'n etter.
Ik pak je beet, laat je niet los,
En als je [verdachte] tegenkomt, ben je de klos.
Iedere... (onverstaanbaar) ...die over moslims praat, wordt omgelegd, Motherfucker.
'T is een zelfmoordpoging, Geert je kan liever van de dak afspringen
Of wil je liever kogels in je lijf hebben.
Ik ben geen terrorist maar een onschuldige rapper, die waarschuwt.
Wil je blijven leven, moet je al je uitspraken terugnemen.
Luister Geert, dit is geen grap,
Gisteravond droomde ik, dat ik je kop had afgehakt.
Je moet paraat staan, ik ken je kop niet uitstaan,
Zet je tegen Wilders, bam, bam.
Als je buiten loopt, blijf achterom kijken. Als je zo blijft doorgaan, ben jij de volgende. Niet door mij hoor, misschien wel door iemand anders,",
althans tekstfragmenten/woorden van gelijke dreigende aard of strekking."
5.
Het Hof heeft zijn bestreden beslissing tot vrijspraak als volgt gemotiveerd:
"Vrijspraak
Van de zijde van de verdediging is betoogd dat de verdachte wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Voor wat betreft de onderbouwing van het betoog verwijst het hof - kortheidshalve - naar hetgeen daaromtrent in de aan het proces-verbaal van de terechtzitting gehechte pleitaantekeningen is verwoord.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is onder meer vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
In de onderhavige zaak staat de vraag centraal of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de raptekst van de verdachte van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is uitgevoerd dat bij het slachtoffer, in casu de heer G. Wilders, hierna te noemen "de aangever", de redelijke vrees kon ontstaan dat hij van het leven zou worden beroofd.
Het hof stelt voorop dat - als de geuite woorden op zichzelf genomen een bedreiging tegen het leven inhouden - als regel mag worden aangenomen dat die woorden bij degene tot wie zij waren gericht, de redelijke vrees konden doen ontstaan dat hij of zij van het leven zou worden beroofd. Uitzonderingen op die regel kunnen gevallen zijn waarin bijvoorbeeld sprake is van scherts, spel of beeldspraak.
Het hof zal moeten beoordelen of in de onderhavige zaak, mede gelet op de omstandigheden waaronder de raptekst bij de aangever bekend is geworden en bezien tegen de achtergrond van de rapcultuur, er sprake is van een serieus te nemen bedreiging van de verdachte jegens de aangever.
De vraag of de rap bij de aangever de redelijke vrees kon doen de ontstaan dat deze van het leven zou worden beroofd, is derhalve een vraag die afhangt van een waardering van de feiten en omstandigheden van feitelijke aard.
Het hof stelt op grond van de zich in het dossier bevindende stukken, alsmede het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep het volgende vast.
Naar aanleiding van het beluisteren en bekijken van een videoclip, getiteld "[VERDACHTE] - Wie Iz De Volgende (Geert Wilders Diss)" heeft de aangever op 29 augustus 2007 aangifte gedaan van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. In zijn verklaring zijn tekstfragmenten uit die videoclip opgenomen die in de tenlastelegging zijn vermeld.
Ter terechtzitting in eerste aanleg van 4 december 2009 is de aangever als getuige gehoord. Hij heeft (onder meer) het volgende verklaard:
"Ik heb het beeld en geluid bekeken, anders had ik geen aangifte gedaan. Ik heb het in zijn geheel beluisterd. In de aangifte staan een aantal tekstfragmenten, maar in het filmpje staan nog wel meer uitspraken die ik als bedreigend ervaar. Het lijkt mij een goed idee om het af te spelen, want ik heb in de krant gelezen dat de advocaat van de verdachte zou hebben gezegd dat het over het zinnetje gaat: "Als ik je tegenkom, dan is het bam, bam.". Maar als je het filmpje ziet, dan is dat een enorme knal, een geluid van een kogel of wat dan ook. Dat is wat anders dan de woorden bam, bam. Ik geloof ook niet dat dat letterlijk zo in de aangifte staat, maar dat is wat ik bijvoorbeeld zeer bedreigend vind en ook zo heb ervaren. (...) Een filmpje waarin ik pistoolgeluiden of knallen hoor met de tekst als ik je tegenkom is het bang, bang, waarin gezegd wordt dat ik voor mijn leven moet vrezen als ik niet terugkom op mijn uitspraken, dat ik de klos ben als ik iemand tegen kom of dat ik liever kogels in mijn lijf wil hebben."
Uit de hierboven weergegeven verklaring van de aangever leidt het hof af dat niet zozeer de tekst van de rap, maar de raptekst in combinatie met het filmpje en het in dat filmpje weergegeven geluid van pistoolschoten door de aangever als bedreigend is ervaren.
De verdachte heeft verklaard een rap getiteld: "Wie iz de volgende?" te hebben geschreven en gerapt. Vervolgens heeft hij die rap op een CD gezet, waarvan er tweehonderdvijftig exemplaren zijn verkocht.
De verdachte heeft van meet af aan echter ten stelligste ontkend een videoclip bij die rap te hebben gemaakt dan wel die videoclip op Youtube te hebben gezet; hij heeft ook ontkend het geluid van pistoolschoten te hebben gebruikt.
Voorts heeft de verdachte verklaard nimmer de intentie te hebben gehad om de aangever met de dood te bedreigen; hij wilde slechts uiting aan zijn gevoelens geven door "een aanslag met woorden" op de aangever te plegen.
Uit onderzoek is gebleken dat een persoon die gebruik maakt van de naam 'mastapyy' de bewuste videoclip op Youtube heeft gezet. Ondanks een poging daartoe is niet komen vast te staan wie die bewuste persoon is.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof een door de advocaat-generaal meegebrachte videoclip bekeken. Na het zien van die videoclip heeft het hof geconstateerd dat daarop geen geluiden van pistoolschoten zijn te horen en dit dus een andere videoclip betreft dan de clip die de aangever heeft gehoord en bekeken. Voornoemde constatering brengt het hof tot de conclusie dat er kennelijk meerdere videoclips in omloop zijn, waarin de raptekst van de verdachte als uitgangspunt is gebruikt.
Voor de beantwoording van de vraag of de rap van de verdachte van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is uitgevoerd dat bij de aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat hij van het leven zou worden beroofd, is echter niet alleen de tekst als zodanig van belang, maar ook de context van die tekst zelf, alsmede de wijze waarop de tekst in de openbaarheid is gebracht.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de inhoud van de raptekst in zijn geheel, derhalve bezien in de gehele context van de tekst, niet zonder meer worden afgeleid dat de verdachte heeft begrepen of heeft moeten begrijpen dat zijn rap bij de aangever de redelijke vrees kon doen ontstaan dat de verdachte de aangever zou ombrengen.
Nu het hof heeft geconcludeerd dat er kennelijk meerdere videoclips in omloop zijn, niet kan worden vastgesteld dat de verdachte daar enige betrokkenheid bij heeft gehad en de ter terechtzitting in hoger beroep getoonde videoclip kennelijk een andere is dan die waarop de aangifte is gebaseerd, kan in hoger beroep niet worden vastgesteld welke videoclip voor de aangever aanleiding is geweest om aangifte te doen. Het hof kan de context waarin de tekst is geplaatst derhalve niet vaststellen. Voorts merkt het hof op dat voor de aangever de rap in combinatie met het geluid van pistoolschoten aanleiding is geweest om aangifte van bedreiging te doen.
Uit het vorenoverwogene volgt tevens dat het hof, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel is dat in de onderhavige zaak een enkele beoordeling van de tekst van de rap onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van de aan de verdachte verweten bedreiging te komen.
Onder voormelde omstandigheden kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat sprake is van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, zodat de verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken."
6.
Aan de verdachte is (onder meer) ten laste gelegd dat hij Wilders met enig misdrijf tegen het leven gericht heeft bedreigd, doordat hij - in de kern beschouwd - "Wilders opzettelijk dreigend tekstfragmenten/woorden heeft toegevoegd". Blijkens de inhoud van de tenlastelegging rept deze in een 'rap' gegoten tekst onder meer van de volgende bewoordingen (zakelijk weergegeven): wie is na het neerknallen van Pim Fortuyn en Theo van Gogh de volgende? Als ik begin vraag ik om stilte om een aanslag te plegen op Geert Wilders, iedere (...) die over moslims praat wordt omgelegd, Geert je kan liever van het dak afspringen of wil je liever kogels in je lijf hebben, dit is geen grap, als je zo blijft doorgaan ben jij de volgende. Daarnaast is in de tenlastelegging tussen haakjes opgenomen dat deze tekstfragmenten in de vorm van een video- of muziekclip zijn geplaatst op de website www.youtube.com en/of een andere internetsite. Centraal in de tenlastelegging staan echter de tekstfragmenten die door de verdachte zijn geschreven.
7.
Het Hof heeft in zijn bestreden arrest onder het hoofd 'Vrijspraak' overwogen dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging tegen het leven gericht onder meer vereist is dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht. Daarmee heeft het Hof uiteengezet wanneer in algemene zin sprake is van bedreiging van een misdrijf tegen het leven gericht en de juiste maatstaf aangelegd.1. In zoverre mist het middel feitelijke grondslag.
8.
Voorts konden naar het oordeel van het Hof de tenlastegelegde tekstfragmenten op zichzelf genomen bij degene tot wie zij waren gericht (Wilders) de redelijke vrees doen ontstaan dat hij van het leven zou worden beroofd. Althans, zo versta ik de desbetreffende overweging van het Hof. Daarmee is volgens het Hof nog niet gezegd dat aan alle te dezen geldende vereisten is voldaan. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een (serieuze) bedreiging tegen het leven van Wilders gericht, dienen naar het oordeel van het Hof ook de context van de raptekst en de omstandigheden waaronder de raptekst bij Wilders bekend is geworden, te worden betrokken en wel tegen de achtergrond van de rapcultuur. Uit de ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde getuigenverklaring van Wilders leidt het Hof af dat "niet zozeer de tekst van de rap, maar de raptekst in combinatie met het filmpje en het in dat filmpje weergegeven geluid van pistoolschoten door Wilders als bedreigend is ervaren".
9.
Verder heeft het Hof vastgesteld dat een onbekend gebleven persoon, gebruik makend van de naam 'mastapyy', de door Wilders bekeken videoclip op Youtube heeft gezet, dat de verdachte ten stelligste heeft ontkend een videoclip bij zijn raptekst te hebben gemaakt, dat de verdachte heeft verklaard nimmer de intentie te hebben gehad om Wilders van het leven te beroven en dat naar eigen waarneming van het Hof op die videoclip geen geluiden van pistoolschoten zijn te horen. Uit deze eigen waarneming heeft het Hof afgeleid dat er kennelijk meerdere videoclips in omloop zijn, waarin de raptekst van de verdachte als uitgangspunt is gebruikt. Op grond van dit een en ander is het Hof van oordeel dat niet kan worden vastgesteld welke videoclip voor Wilders aanleiding is geweest om aangifte te doen en in welke context de raptekst is te plaatsen.
10.
Naar het oordeel van het Hof kan, gelet op de inhoud van de raptekst in zijn geheel, dus bezien in de gehele context van deze tekst, niet worden gezegd dat "de verdachte heeft begrepen of heeft moeten begrijpen dat zijn rap bij de aangever de redelijke vrees kon doen ontstaan dat de verdachte de aangever zou ombrengen" en is "in de onderhavige zaak een enkele beoordeling van de tekst van de rap onvoldoende (...) om tot een bewezenverklaring van de aan de verdachte verweten bedreiging te komen", zodat de verdachte van het tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken.
11.
Dit oordeel is naar mijn mening in het licht van de door het Hof aangelegde en aan de rechtspraak van de Hoge Raad ontleende maatstaf onbegrijpelijk. Ik zal dit hieronder toelichten.
12.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is, als gezegd, vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. Daarop is het opzet van de dader gericht. Ook strekt het opzet ertoe dat de bedreiging daadwerkelijk bij de bedreigde aankomt. Over de vraag wanneer van bedreiging met een 'misdrijf tegen het leven gericht' kan worden gesproken, heeft de Hoge Raad talrijke arresten gewezen. Doorgaans gaat het om zaken waarin de dader verbaal bedreigend is geweest. Uit de desbetreffende rechtspraak van de Hoge Raad valt af te leiden dat niet vereist is "dat komt vast te staan dat bij de bedreigde daadwerkelijk de vrees voor aantasting van de persoonlijke vrijheid is opgewekt" (HR 3 februari 2004, LJN AN9309). En direct daaropvolgend overweegt de Hoge Raad: "Voldoende is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat zij in het algemeen geschikt is de vrees voor een inbreuk op de persoonlijke vrijheid teweeg te brengen". De beantwoording van de vraag of sprake is van bedreiging, laat zich dus in belangrijke mate objectiveren en dient te worden beoordeeld aan de hand van de concreet vastgestelde aspecten van het voorliggende geval.2. Ook blijkens latere rechtspraak van de Hoge Raad wordt de hier aan te leggen maatstaf door deze objectivering omgeven.3. De aard van de uitlatingen en de omstandigheden waaronder deze zijn gedaan zullen duidelijk moeten maken of de laakbare woordkeus dient te worden aangemerkt als een bedreiging, dan wel kan worden afgedaan als bijvoorbeeld bangmakerij, een misplaatste grap of een scherts.4.
13.
Volgens het Hof kan gelet op de inhoud van de raptekst, bezien in de gehele context daarvan, niet worden afgeleid dat de verdachte heeft begrepen of heeft moeten begrijpen dat zijn rap bij Wilders de redelijke vrees kon doen ontstaan dat hij de aangever zou ombrengen. Met de steller van het middel ben ik van oordeel dat in het licht van het voorgaande het Hof daarmee een onjuiste invulling heeft gegeven aan meergenoemde maatstaf, nog daargelaten dat dit oordeel onbegrijpelijk is gezien de inhoud van de raptekst. De door de verdachte geschreven raptekst duidt erop dat Wilders de dood zal vinden, terwijl de aard van deze tekst en de inhoud van de gebezigde woorden mijns inziens in objectieve redelijkheid een bedreiging in de zin van art. 285, eerste lid, Sr vormen. Het is bij de beantwoording van de vraag of de raptekst bij Wilders de hier bedoelde vrees kon doen ontstaan irrelevant of de verdachte dat heeft begrepen of heeft moeten begrijpen.5. Hetzelfde geldt voor de overweging van het Hof dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een (serieuze) bedreiging tegen het leven van Wilders gericht, de context van de raptekst en de omstandigheden waaronder de raptekst bij Wilders bekend is geworden, dienen te worden betrokken tegen de achtergrond van de rapcultuur. Ik vermag niet in te zien welke, kennelijk zelfs als verlichtend bedoelde betekenis in het onderhavige verband aan de zogenoemde rapcultuur zou toekomen.
14.
Aan het voorgaande kan niet afdoen de vaststelling van het Hof dat een onbekend gebleven persoon (een zekere 'mastapyy') de kennelijk door Wilders bekeken videoclip op Youtube heeft gezet en dat het Hof zelf geen pistoolschoten op die videoclip heeft gehoord. Daarbij wijs ik er overigens op dat (als gezegd) in de tenlastelegging de inhoud van de door de verdachte geschreven raptekst centraal staat en niet de, tussen haakjes opgenomen, op www.youtube.com geplaatste videoclip, en dat het klinken van pistoolschoten niet in de tekst van de tenlastelegging is opgenomen. Het feit dat niet de verdachte het geluid van de schoten aan de rap heeft toegevoegd, maakt uiteraard niet dat de raptekst zelf in zijn geheel genomen niet meer bedreigend zou zijn. De tekst van het nummer liegt er niet om.6. Dat Wilders heeft verklaard dat hij ook die pistoolschoten zeer bedreigend vond, staat er niet aan in de weg dat Wilders de enkele tekst van de rap eveneens als zeer bedreigend kon ervaren. Ook hierop gelet, is de vrijspraak zonder nadere motivering niet zonder meer begrijpelijk.
15.
Het doet er, lijkt mij, niet toe dat het niet de verdachte is geweest die vervolgens de rap in een clip op www.youtube.com heeft gezet, als gevolg waarvan Wilders bekend werd met de tekst van de rap. Het is immers niet vereist dat de bedreiging rechtstreeks tot de bedreigde komt. Een bedreiging kan de bedreigde ook indirect - in dit geval via 'mastapyy' - bereiken.7. Waar het om gaat is dat Wilders hoe dan ook, of op welke wijze dan ook, kennis heeft genomen van de raptekst en, naar hij blijkens de overwegingen van het Hof op de terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard, daarvan een aantal fragmenten (en ook wel meer uitspraken in het filmpje) subjectief als bedreigend heeft ervaren. Juist lijkt mij ook de opmerking van de steller van het middel dat de verdachte door de raptekst op CD te plaatsen en te verkopen zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de in de raptekst tot uitdrukking gebrachte bedreiging op enigerlei wijze bij Wilders bekend zou worden.
16.
Het middel slaagt.
17.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
18.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Hof, teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 22‑05‑2012
Zie Noyon-Langemeijer-Remmelink (NLR), aant. 4 bij artikel 285 Sr (bewerkt door prof. mr. A.J. Machielse, bij t/m 01-06-2010).
Ik wijs onder meer op: HR 7 juni 2005, LJN AT3659, NJ 2005/448 (rov. 3.3); HR 4 december 2007, LJN BB7104 (rov. 5.3.1 en 5.3.2); HR 10 mei 2005, LJN AT1802 (rov. 3.3); en HR 28 maart 2006, LJN AV4191 (rov. 3.4).
Vgl. ook de conclusie van mijn ambtgenoot Knigge vóór HR 18 april 2006, LJN AV4824, NJ 2006/397 m.nt. Buruma.
Zou dat wel van belang zijn, dan zou de bedoelde 'objectivering' worden omgebogen in de subjectieve beleving van de verdachte!
De onderhavige rap wijkt door de realistische bedreiging aan het adres van Wilders af van bijvoorbeeld de rap 'in' HR 19 juni 2007, LJN BA3135.
Vgl. HR 19 juni 2007, LJN BA3135 over een bedreiging opgenomen in een rap en verspreid via MSN alsmede HR 15 december 2009, LJN BJ7237, NJ 2010/22 over een bedreiging van de minister-president via internet.
Uitspraak 22‑05‑2012
Inhoudsindicatie
Bedreiging Wilders. Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is onder meer vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen (vgl. HR LJN AT3659) en dat het opzet van verdachte daarop was gericht (vgl. HR NJ 1984/479). Het Hof is blijkens zijn beslissing van dit beslissingskader uitgegaan maar heeft zijn beslissing niet voldoende gemotiveerd.
Partij(en)
22 mei 2012
Strafkamer
nr. S 11/00916
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 november 2010, nummer 22/000062-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over de motivering van de door het Hof gegeven vrijspraak.
2.2.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 22 augustus 2007, althans in het jaar 2007, te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg en/of Rotterdam, althans in Nederland, G. Wilders heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde G. Wilders (in een op de internetsite "www.youtube.com" en/of (een) ander(e) internetsite(s) geplaatste video-/muziekclip van een door hem, verdachte, gemaakt/gezongen/gesproken rap-/muzieknummer) dreigend de tekstfragmenten/woorden toegevoegd:
"Pim Fortuyn praat over moslims, wordt afgeknald, Theo van Gogh praat over moslims, wordt neergeknald, Wie is de volgende? Wie is de volgende? Wie is de volgende? Als ik begin, vraag ik om stilte om een aanslag te plegen op Geert Wilders, Ik vind het zo'n etter. Ik pak je beet, laat je niet los, En als je [verdachte] tegenkomt, ben je de klos. Iedere...(onverstaanbaar)...die over moslims praat, wordt omgelegd, Motherfucker. 'T is een zelfmoordpoging, Geert je kan liever van de dak springen
Of wil je liever kogels in je lijf hebben. Ik ben geen terrorist maar een onschuldige rapper, die waarschuwt. Wil je blijven leven, moet je al je uitspraken terugnemen. Luister Geert, dit is geen grap, Gisteravond droomde ik, dat ik je kop had afgehakt. Je moet paraat staan, ik ken je kop niet uitstaan, Zet je tegen Wilders, bam, bam. Als je buiten loopt, blijf achterom kijken. Als je zo blijft doorgaan, ben jij de volgende. Niet door mij hoor, misschien wel door iemand anders,", althans tekstfragmenten/woorden van gelijke dreigende aard of strekking."
- 2.3.
Het Hof heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Het heeft daartoe het volgende overwogen:
"Van de zijde van de verdediging is betoogd dat de verdachte wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Voor wat betreft de onderbouwing van het betoog verwijst het hof - kortheidshalve - naar hetgeen daaromtrent in de aan het proces-verbaal van de terechtzitting gehechte pleitaantekeningen is verwoord.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is onder meer vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
In de onderhavige zaak staat de vraag centraal of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de raptekst van de verdachte van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is uitgevoerd dat bij het slachtoffer, in casu de heer G. Wilders, hierna te noemen "de aangever", de redelijke vrees kon ontstaan dat hij van het leven zou worden beroofd.
Het hof stelt voorop dat - als de geuite woorden op zichzelf genomen een bedreiging tegen het leven inhouden - als regel mag worden aangenomen dat die woorden bij degene tot wie zij waren gericht, de redelijke vrees konden doen ontstaan dat hij of zij van het leven zou worden beroofd. Uitzonderingen op die regel kunnen gevallen zijn waarin bijvoorbeeld sprake is van scherts, spel of beeldspraak.
Het hof zal moeten beoordelen of in de onderhavige zaak, mede gelet op de omstandigheden waaronder de raptekst bij de aangever bekend is geworden en bezien tegen de achtergrond van de rapcultuur, er sprake is van een serieus te nemen bedreiging van de verdachte jegens de aangever.
De vraag of de rap bij de aangever de redelijke vrees kon doen ontstaan dat deze van het leven zou worden beroofd, is derhalve een vraag die afhangt van een waardering van de feiten en omstandigheden van feitelijke aard.
Het hof stelt op grond van de zich in het dossier bevindende stukken, alsmede het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep het volgende vast.
Naar aanleiding van het beluisteren en bekijken van een videoclip, getiteld "[VERDACHTE] - Wie Iz De Volgende (Geert Wilders Diss)" heeft de aangever op 29 augustus 2007 aangifte gedaan van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. In zijn verklaring zijn tekstfragmenten uit die videoclip opgenomen die in de tenlastelegging zijn vermeld.
Ter terechtzitting in eerste aanleg van 4 december 2009 is de aangever als getuige gehoord. Hij heeft (onder meer) het volgende verklaard:
"Ik heb het beeld en geluid bekeken, anders had ik geen aangifte gedaan. Ik heb het in zijn geheel beluisterd. In de aangifte staan een aantal tekstfragmenten, maar in het filmpje staan nog wel meer uitspraken die ik als bedreigend ervaar. Het lijkt mij een goed idee om het af te spelen, want ik heb in de krant gelezen dat de advocaat van de verdachte zou hebben gezegd dat het over het zinnetje gaat: "Als ik je tegenkom, dan is het bam, bam.". Maar als je het filmpje ziet, dan is dat een enorme knal, een geluid van een kogel of wat dan ook. Dat is wat anders dan de woorden bam, bam. Ik geloof ook niet dat dat letterlijk zo in de aangifte staat, maar dat is wat ik bijvoorbeeld zeer bedreigend vind en ook zo heb ervaren. (...) Een filmpje waarin ik pistoolgeluiden of knallen hoor met de tekst als ik je tegenkom is het bang, bang, waarin gezegd wordt dat ik voor mijn leven moet vrezen als ik niet terugkom op mijn uitspraken, dat ik de klos ben als ik iemand tegen kom of dat ik liever kogels in mijn lijf wil hebben."
Uit de hierboven weergegeven verklaring van de aangever leidt het hof af dat niet zozeer de tekst van de rap, maar de raptekst in combinatie met het filmpje en het in dat filmpje weergegeven geluid van pistoolschoten door de aangever als bedreigend is ervaren.
De verdachte heeft verklaard een rap getiteld: "Wie iz de volgende?" te hebben geschreven en gerapt. Vervolgens heeft hij die rap op een CD gezet, waarvan er tweehonderdvijftig exemplaren zijn verkocht.
De verdachte heeft van meet af aan echter ten stelligste ontkend een videoclip bij die rap te hebben gemaakt dan wel die videoclip op Youtube te hebben gezet; hij heeft ook ontkend het geluid van pistoolschoten te hebben gebruikt.
Voorts heeft de verdachte verklaard nimmer de intentie te hebben gehad om de aangever met de dood te bedreigen; hij wilde slechts uiting aan zijn gevoelens geven door "een aanslag met woorden" op de aangever te plegen.
Uit onderzoek is gebleken dat een persoon die gebruik maakt van de naam 'mastapyy' de bewuste videoclip op Youtube heeft gezet. Ondanks een poging daartoe is niet komen vast te staan wie die bewuste persoon is.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof een door de advocaat-generaal meegebrachte videoclip bekeken. Na het zien van die videoclip heeft het hof geconstateerd dat daarop geen geluiden van pistoolschoten zijn te horen en dit dus een andere videoclip betreft dan de clip die de aangever heeft gehoord en bekeken. Voornoemde constatering brengt het hof tot de conclusie dat er kennelijk meerdere videoclips in omloop zijn, waarin de raptekst van de verdachte als uitgangspunt is gebruikt.
Voor de beantwoording van de vraag of de rap van de verdachte van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is uitgevoerd dat bij de aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat hij van het leven zou worden beroofd, is echter niet alleen de tekst als zodanig van belang, maar ook de context van die tekst zelf, alsmede de wijze waarop de tekst in de openbaarheid is gebracht.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de inhoud van de raptekst in zijn geheel, derhalve bezien in de gehele context van de tekst, niet zonder meer worden afgeleid dat de verdachte heeft begrepen of heeft moeten begrijpen dat zijn rap bij de aangever de redelijke vrees kon doen ontstaan dat de verdachte de aangever zou ombrengen.
Nu het hof heeft geconcludeerd dat er kennelijk meerdere videoclips in omloop zijn, niet kan worden vastgesteld dat de verdachte daar enige betrokkenheid bij heeft gehad en de ter terechtzitting in hoger beroep getoonde videoclip kennelijk een andere is dan die waarop de aangifte is gebaseerd, kan in hoger beroep niet worden vastgesteld welke videoclip voor de aangever aanleiding is geweest om aangifte te doen. Het hof kan de context waarin de tekst is geplaatst derhalve niet vaststellen. Voorts merkt het hof op dat voor de aangever de rap in combinatie met het geluid van pistoolschoten aanleiding is geweest om aangifte van bedreiging te doen.
Uit het vorenoverwogene volgt tevens dat het hof, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel is dat in de onderhavige zaak een enkele beoordeling van de tekst van de rap onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van de aan de verdachte verweten bedreiging te komen.
Onder voormelde omstandigheden kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat sprake is van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, zodat de verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken."
- 2.4.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is onder meer vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen (vgl. HR 7 juni 2005, LJN AT3659, NJ 2005/448) en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht (vgl. HR 17 januari 1984, NJ 1984/479).
- 2.5.
Het Hof is blijkens zijn overwegingen van dit beslissingskader uitgegaan, maar heeft zijn beslissing niet voldoende gemotiveerd. In het bijzonder is zonder nadere motivering niet begrijpelijk waarom "in de onderhavige zaak een enkele beoordeling van de tekst van de rap onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van de aan de verdachte verweten bedreiging te komen", terwijl daarnaast niet duidelijk is in hoeverre binnen dit beslissingskader past zijn overweging: "Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de inhoud van de raptekst in zijn geheel, derhalve bezien in de gehele context van de tekst, niet zonder meer worden afgeleid dat de verdachte heeft begrepen of heeft moeten begrijpen dat zijn rap bij de aangever de redelijke vrees kon doen ontstaan dat de verdachte de aangever zou ombrengen".
- 2.6.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, W.F. Groos en J. Wortel, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 22 mei 2012.
Beroepschrift 31‑03‑2011
Aan de Hoge Raad der Nederlanden:
Het beroep in cassatie van rekwirant is gericht tegen het arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof te 's‑Gravenhage van 10 november 2010 (LJN: BO3350), waarbij het gerechtshof — met vernietiging van het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 18 december 2009 — in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
adres: [adres] te [postcode] [woonplaats],
de verdachte heeft vrijgesproken van het tenlastegelegde en de vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam van 1 juni 2007 onder parketnummer 10-632244-07 opgelegde voorwaardelijke straf heeft afgewezen.
Rekwirant kan zich met deze uitspraak en de motivering daarvan niet verenigen.
Cassatiemiddel
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan de niet-inachtneming nietigheid meebrengt als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij in het bijzonder zijn (is) geschonden althans niet zijn (is) nageleefd: artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht en/of artikel 350, al dan niet in verbinding met artikel 358, tweede lid, artikel 359, tweede lid, en/of artikel 415, van het Wetboek van Strafvordering, en/of enige andere wettelijke bepaling en/of enig algemeen rechtsbeginsel of beginsel van een goede procesorde,
doordat het gerechtshof ten onrechte heeft geoordeeld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht,
aangezien het gerechtshof, zoals hierna zal worden toegelicht, met betrekking tot de uitleg van het in de tenlastelegging voorkomende, aan artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht ontleende, woord ‘bedreiging’ een onjuiste maatstaf heeft aangelegd en derhalve — met verlating van de grondslag van de tenlastelegging — de verdachte heeft vrijgesproken van iets anders dan is tenlastegelegd,
althans aangezien de motivering van de vrijspraak onjuist, ontoereikend en/of onbegrijpelijk is.
Toelichting
1.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
‘hij op of omstreeks 22 augustus 2007, althans in het jaar 2007, te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg en/of te Rotterdam, althans in Nederland, G. Wilders heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde G. Wilders (in een op de internetsite ‘www.youtube.com’ en/of (een) ander(e) internetsite(s) geplaatste video-/muziekclip van een door hem, verdachte, gemaakt/gezongen/gesproken rap-/muzieknummer) dreigend de tekstfragmenten/woorden toegevoegd:
‘Pim Fortuyn praat over moslims, wordt afgeknald,
Theo van Gogh praat over moslims, wordt neergeknald,
Wie is de volgende? Wie is de volgende? Wie is de volgende?
Als ik begin, vraag ik om stilte om een aanslag te plegen op Geert Wilders,
Ik vind het zo'n etter.
Ik pak je beet, laat je niet los,
En als je [verdachte] tegenkomt, ben je de klos. ledere…(onverstaanbaar)…die over moslims praat, wordt omgelegd, Motherfucker.
'T is een zelfmoordpoging, Geert je kan liever van de dak springen Of wil je liever kogels in je lijf hebben.
Ik ben geen terrorist maar een onschuldige rapper, die waarschuwt.
Wil je blijven leven, moet je al je uitspraken terugnemen.
Luister Geert, dit is geen grap,
Gisteravond droomde ik, dat ik je kop had afgehakt.
Je moet paraat staan, ik ken je kop niet uitstaan,
Zet je tegen Wilders, bam, bam.
Als je buiten loopt, blijf achterom kijken. Als je zo blijft doorgaan, ben jij de volgende. Niet door mij hoor, misschien wel door iemand anders,’,
althans tekstfragmenten/woorden van gelijke dreigende aard of strekking.’
2.
Het gerechtshof heeft de vrijspraak van het tenlastegelegde als volgt gemotiveerd:
‘Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is onder meer vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
In de onderhavige zaak staat de vraag centraal of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de raptekst van de verdachte van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is uitgevoerd dat bij het slachtoffer, in casu de heer G. Wilders, hierna te noemen ‘de aangever’, de redelijke vrees kon ontstaan dat hij van het leven zou worden beroofd.
Het hof stelt voorop dat — als de geuite woorden op zichzelf genomen een bedreiging tegen het leven inhouden — als regel mag worden aangenomen dat die woorden bij degene tot wie zij waren gericht, de redelijke vrees konden doen ontstaan dat hij of zij van het leven zou worden beroofd. Uitzonderingen op die regel kunnen gevallen zijn waarin bijvoorbeeld sprake is van scherts, spel of beeldspraak.
Het hof zal moeten beoordelen of in de onderhavige zaak, mede gelet op de omstandigheden waaronder de raptekst bij de aangever bekend is geworden en bezien tegen de achtergrond van de rapcultuur, er sprake is van een serieus te nemen bedreiging van de verdachte jegens de aangever.
De vraag of de rap bij de aangever de redelijke vrees kon doen de ontstaan dat deze van het leven zou worden beroofd, is derhalve een vraag die afhangt van een waardering van de feiten en omstandigheden van feitelijke aard.
Het hof stelt op grond van de zich in het dossier bevindende stukken, alsmede het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep het volgende vast.
Naar aanleiding van het beluisteren en bekijken van een videoclip, getiteld ‘[verdachte] — Wie Iz De Volgende (Geert Wilders Diss)’ heeft de aangever op 29 augustus 2007 aangifte gedaan van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. In zijn verklaring zijn tekstfragmenten uit die videoclip opgenomen die in de tenlastelegging zijn vermeld.
Ter terechtzitting in eerste aanleg van 4 december 2009 is de aangever als getuige gehoord. Hij heeft (onder meer) het volgende verklaard:
‘Ik heb het beeld en geluid bekeken, anders had ik geen aangifte gedaan. Ik heb het in zijn geheel beluisterd. In de aangifte staan een aantal tekstfragmenten, maar in het filmpje staan nog wel meer uitspraken die ik als bedreigend ervaar. Het lijkt mij een goed idee om het af te spelen, want ik heb in de krant gelezen dat de advocaat van de verdachte zou hebben gezegd dat het over het zinnetje gaat: ‘Als ik je tegenkom, dan is het bam, bam.’.Maar als je het filmpje ziet, dan is dat een enorme knal, een geluid van een kogel of wat dan ook. Dat is wat anders dan de woorden bam, bam. Ik geloof ook niet dat dat letterlijk zo in de aangifte staat, maar dat is wat ik bijvoorbeeld zeer bedreigend vind en ook zo heb ervaren. (…) Een filmpje waarin ik pistoolgeluiden of knallen hoor met de tekst als ik je tegenkom is het bang, bang, waarin gezegd wordt dat ik voor mijn leven moet vrezen als ik niet terugkom op mijn uitspraken, dat ik de klos ben als ik iemand tegen kom of dat ik liever kogels in mijn lijf wil hebben.’
Uit de hierboven weergegeven verklaring van de aangever leidt het hof af dat niet zozeer de tekst van de rap, maar de raptekst in combinatie met het filmpje en het in dat filmpje weergegeven geluid van pistoolschoten door de aangever als bedreigend is ervaren.
De verdachte heeft verklaard een rap getiteld: ‘Wie iz de volgende?’ te hebben geschreven en gerapt. Vervolgens heeft hij die rap op een CD gezet, waarvan er tweehonderdvijftig exemplaren zijn verkocht.
De verdachte heeft van meet af aan echter ten stelligste ontkend een videoclip bij die rap te hebben gemaakt dan wel die videoclip op Youtube te hebben gezet; hij heeft ook ontkend het geluid van pistoolschoten te hebben gebruikt.
Voorts heeft de verdachte verklaard nimmer de intentie te hebben gehad om de aangever met de dood te bedreigen; hij wilde slechts uiting aan zijn gevoelens geven door ‘een aanslag met woorden’ op de aangever te plegen.
Uit onderzoek is gebleken dat een persoon die gebruik maakt van de naam ‘mastapyy’ de bewuste videoclip op Youtube heeft gezet. Ondanks een poging daartoe is niet komen vast te staan wie die bewuste persoon is.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof een door de advocaat-generaal meegebrachte videoclip bekeken. Na het zien van die videoclip heeft het hof geconstateerd dat daarop geen geluiden van pistoolschoten zijn te horen en dit dus een andere videoclip betreft dan de clip die de aangever heeft gehoord en bekeken. Voornoemde constatering brengt het hof tot de conclusie dat er kennelijk meerdere videoclips in omloop zijn, waarin de raptekst van de verdachte als uitgangspunt is gebruikt.
Voor de beantwoording van de vraag of de rap van de verdachte van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is uitgevoerd dat bij de aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat hij van het leven zou worden beroofd, is echter niet alleen de tekst als zodanig van belang, maar ook de context van die tekst zelf, alsmede de wijze waarop de tekst in de openbaarheid is gebracht.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de inhoud van de raptekst in zijn geheel, derhalve bezien in de gehele context van de tekst, niet zonder meer worden afgeleid dat de verdachte heeft begrepen of heeft moeten begrijpen dat zijn rap bij de aangever de redelijke vrees kon doen ontstaan dat de verdachte de aangever zou ombrengen.
Nu het hof heeft geconcludeerd dat er kennelijk meerdere videoclips in omloop zijn, niet kan worden vastgesteld dat de verdachte daar enige betrokkenheid bij heeft gehad en de ter terechtzitting in hoger beroep getoonde videoclip kennelijk een andere is dan die waarop de aangifte is gebaseerd, kan in hoger beroep niet worden vastgesteld welke videoclip voor de aangever aanleiding is geweest om aangifte te doen. Het hof kan de context waarin de tekst is geplaatst derhalve niet vaststellen. Voorts merkt het hof op dat voor de aangever de rap in combinatie met het geluid van pistoolschoten, aanleiding is geweest om aangifte van bedreiging te doen.
Uit het vorenoverwogene volgt tevens dat het hof, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel is dat in de onderhavige zaak een enkele beoordeling van de tekst van de rap onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van de aan de verdachte verweten bedreiging te komen.
Onder voormelde omstandigheden kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat sprake is van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, zodat de verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. ’
3.
Rekwirant stelt het volgende voorop. In het arrest van 3 februari 2004, LJN AN9309, waarbij iemand bij wijze van grap een poederbrief (met daarin melkpoeder) naar het slachtoffer had gezonden oordeelde Uw Raad dat ‘(…) niet is vereist dat komt vast te staan dat bij de bedreigde daadwerkelijk de vrees voor aantasting van de persoonlijke vrijheid is opgewekt. Voldoende is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat zij in het algemeen geschikt is de vrees voor een inbreuk op de persoonlijke vrijheid teweeg te brengen’. In latere arresten heeft Uw Raad de volgende maatstaf geformuleerd: de gedane bedreigingen moeten onder zodanige omstandigheden zijn geschied en van dien aard zijn dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. Zie HR 7 juni 2005, NJ 2005, 448, HR 11 november 2008, LJN: BF07040 en HR 25 januari 2011, LJN: BP1858. Het komt dus aan op de aard van de bedreigingen en de omstandigheden waaronder deze zijn gedaan, bezien in de situatieve context1..
4.
Het gerechtshof heeft onder meer het volgende vastgesteld.
De verdachte heeft een rap getiteld: ‘Wie iz de volgende?’ geschreven en gerapt. Vervolgens heeft de verdachte die rap op een CD gezet, waarvan er tweehonderdvijftig exemplaren zijn verkocht. In de aangifte zijn tekstfragmenten uit een door de aangever bekeken en beluisterde videoclip opgenomen die in de tenlastelegging zijn vermeld. Er zijn meerdere videoclips in omloop, waarin de raptekst van de verdachte als uitgangspunt is gebruikt. Een persoon die gebruik maakt van de naam ‘mastapyy’ heeft een videoclip waarop in de tenlastelegging omschreven tekstfragmenten voorkomen2. op Youtube gezet.
Uit de door het gerechtshof vastgestelde feiten en omstandigheden kan worden geconcludeerd dat de door de verdachte geschreven, in de tenlastelegging opgenomen en op een CD gezette raptekst door een derde door middel van een op de internetsite www.youtube.com geplaatste videoclip ter kennis van de aangever is gekomen. Onder deze omstandigheden is voor een veroordeling ter zake van het misdrijf van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht slechts vereist dat de in de die raptekst besloten liggende bedreiging van dien aard is dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen.
Oordelende dat ‘gelet op de inhoud van de raptekst in zijn geheel, derhalve bezien in de gehele context van de tekst, niet zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte heeft begrepen of heeft moeten begrijpen (onderstreping door rekwirant) dat zijn rap bij de aangever de redelijke vrees kon doen ontstaan dat de verdachte de aangever zou ombrengen’ heeft het gerechtshof naar de mening van rekwirant een onjuiste maatstaf aangelegd.
Met het oog op de toepassing van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht acht rekwirant het rechtens niet van enig belang op welke wijze de aangever uiteindelijk van de raptekst heeft kennis genomen. Ook acht rekwirant in dezen irrelevant welke videoclip nu precies voor de aangever aanleiding is geweest om aangifte te doen, zolang maar vaststaat — en dat is hier het geval — dat op die videoclip de in de tenlastelegging opgenomen tekstfragmenten voorkomen.
Eveneens irrelevant acht rekwirant dat uit de verklaring van de aangever als getuige valt af te leiden dat niet zozeer de tekst van de rap, maar de raptekst in combinatie met het filmpje en het in dat filmpje weergegeven geluid van pistoolschoten door de aangever als (het meest) bedreigend is ervaren en dat voor de aangever de rap in combinatie met het geluid van pistoolschoten aanleiding is geweest om aangifte van bedreiging te doen. Immers de term ‘bedreiging’ als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht is blijkens de jurisprudentie van Uw Raad in sterke mate geobjectiveerd. Mitsdien is niet bepalend welke fragmenten en/of (bijkomende) omstandigheden door de aangever nu exact als het meest bedreigend zijn ervaren. Ten slotte acht rekwirant het rechtens niet van belang of sprake is geweest van enige betrokkenheid van de verdachte bij de totstandkoming van een of meer videoclips. Door de raptekst op een CD te plaatsen en te verkopen heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de in de raptekst tot uitdrukking gebrachte bedreiging aan het adres van de aangever op enigerlei wijze bij die aangever bekend zou worden. De verklaring van de verdachte dat ‘hij slechts uiting aan zijn gevoelens [wilde] geven door ‘een aanslag met woorden’ op de aangever te plegen’, bezien in samenhang met de plaatsing van die ‘aanslag met woorden’ op een CD en vervolgens de verkoop van die CD, kan toch bezwaarlijk anders worden verstaan dan in deze zin dat de verdachte wilde dat die ‘aanslag met woorden’ op enigerlei wijze bij de aangever bekend zou worden. Daarmee heeft de verdachte ook bewust het risico aanvaard dat die ‘aanslag met woorden’ van dien aard is dat bij de aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen.
Uit het voorgaande volgt tevens dat de motivering van de vrijspraak onjuist, ontoereikend dan wel onbegrijpelijk is.
5.
Indien het cassatiemiddel doel treft, zal het arrest van het gerechtshof te 's‑Gravenhage van 10 november 2010 niet in stand kunnen blijven. Rekwirant verzoekt Uw Raad dan ook dit arrest te vernietigen en vervolgens te bevelen hetgeen overeenkomstig de bepalingen der wet behoort of had behoren te geschieden.
's‑Gravenhage, 31 maart 2011,
L.Plas
Advocaat-generaal-bij-het-ressortparket's‑Gravenhage.
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 31‑03‑2011
Aldus de Advocaat-Generaal mr. Hofstee in zijn conclusie bij HR 25 januari 2011, LJN: BP1858.
Het gerechtshof spreekt over ‘de bewuste videoclip’. Het gebruik van deze woorden komt rekwirant niet geheel begrijpelijk voor, nu het gerechtshof verderop in het arrest heeft overwogen dat in hoger beroep niet kan worden vastgesteld welke videoclip voor de aangever aanleiding is geweest om aangifte te doen.