De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten
Einde inhoudsopgave
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/4.3.2.1:4.3.2.1 Inleiding
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/4.3.2.1
4.3.2.1 Inleiding
Documentgegevens:
Mr. dr. J.M. Meindertsma, datum 01-06-2020
- Datum
01-06-2020
- Auteur
Mr. dr. J.M. Meindertsma
- JCDI
JCDI:ADS209941:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 16 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1107 en HR 14 december 2018, ECLI:NL:2018:2298.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De Hoge Raad heeft zich tot dusver twee keer uitgesproken over de verplichting om de kredietwaardigheid van de consument te toetsen.1 Deze verplichting kan volgens dit rechtscollege voortvloeien uit de bijzondere zorgplicht die rust op financiële instellingen. Ter concretisering daarvan is in de feitenrechtspraak meerdere malen aangesloten bij referentiekaders. Deze kaders zijn veelal opgesteld door deskundige organisaties en bevatten leennormen op basis waarvan kan worden vastgesteld hoeveel iemand mag lenen. Hierna wordt verder ingegaan op de manier waarop de genoemde verplichting is verbonden aan de bijzondere zorgplicht en op de vraag in hoeverre feitenrechters gebonden zijn aan referentiekaders.