Einde inhoudsopgave
Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht (IVOR nr. 89) 2012/5.10.2
5.10.2 Welke criteria hanteert de Ondernemingskamer bij het treffen van een voorziening?
A.J.M. Klein Wassink, datum 14-05-2012
- Datum
14-05-2012
- Auteur
A.J.M. Klein Wassink
- JCDI
JCDI:ADS598529:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Kamerstukken II 1968/69, 9596, nr. 3 (mvt) p. 8 en 9, en verder Hof Amsterdam (OK) 23 juni 1983, NJ 1984, 571 m.nt Ma (Hyster), OK 3 november 1998, rekestnr. 601/98 (AVF Holding), OK 29 juli 1999, rekestnr. 408/99 (Sportpark Welgelegen), HR 19 oktober 2001, JOR 2002, 5 m.nt. Geerts, (Skygate).
Kamerstukken II, 9596 p. 8, Van der Heijden Van der Grinten 1992, nr. 367 Hof Amsterdam (OK) 18 maart 1976, NJ 1978 m.nt. Wachter (Seksui), Hof Amsterdam (OK) 21 juni 1979, NJ 1979 rekestnr. 6/77 (Erven Vermeulen), Hof Amsterdam (OK) 21 juni 1979, 71 m.nt Ma Batco en de al eerder genoemde Ogem beschikking.
Hof Amsterdam (OK) 2 november 1995, NV 1996, p. 14, uitmondend in HR 4 juni 1997, NJ 1997, 671 m.nt. Ma, JOR 1997, 82 m.nt. Van den Ingh en TVVS 1997, p. 252 m.nt. Van der Vlis (Text Lite). Geerts 2004, nr. 5.3.5.1.
Kamerstukken II 1968/69, 9596 mvt p. 8 en 9.
Kamerstukken II 1968/69, 9596, mvt p. 7, mva p. 15. met in het voorgaande bedoelde voorzieningen wordt zoals blijkt uit de mva gedoeld op schorsing of ontslag van bestuurders en andere eerder besproken mogelijkheden.
Zie hierover Boukema 1979, p. 649 ev. Ook in Kamerstukken II 1968/69, 9596 MvT p. 7, MvA p. 15 wordt daarnaar verwezen. De rechter mag niet belast worden met de verantwoordelijkheid voor maatregelen van ondernemingsbeleid.
Een eerste aanknopingspunt voor het bepalen welke voorziening kan worden opgelegd, bieden de woorden: 'welke zij op grond van de uitkomst van het onderzoek geboden acht' uit art. 2:355 lid 1 BW slot. Uit de memorie van toelichting is in dit verband van belang dat de Ondernemingskamer geen voorziening treft indien de vennootschap eigener beweging al maatregelen heeft genomen en voorts dat de voorzieningen niet verder gaan dan voor herstel van gezonde verhoudingen noodzakelijk is:
`In het algemeen deel der toelichting heeft deze bepaling (art 54: toev.: AKW) reeds uitvoerige bespreking gevonden. Daarin is er terecht op gewezen dat naar de mening van de ondergetekende de rechter die voorzieningen moet kunnen treffen, die tot herstel van een gezonde toestand in de vennootschap kunnen leiden zonder overigens zelf het nodige beleid te voeren. De Ondernemingskamer zal - naar men mag vertrouwen-die beslissingen geven, die, passend bij de aard en de ernst van het wanbeleid, zoals dit uit het onderzoek is gebleken, zo mogelijk de weg openen tot herstel. In de woorden "voorzieningen welke zij op grond van de uitkomst van het onderzoek geboden acht" ligt opgesloten dat de Ondernemingskamer geen voorzieningen treft, voor zover de vennootschap uit eigen beweging reeds voldoende maartregelen heeft getroffen, en voorts dat die voorzieningen niet verder gaan dan voor de sanering noodzakelijk is.' (Curs: AKW).
Over de schorsing of vernietiging van een besluit is in het vervolg van de memorie van toelichting het volgende opgenomen:
`Met betrekking tot de mogelijkheid van schorsing of vernietiging van een besluit (artikel 54a, onder a) kan nog worden opgemerkt dat de tekst van het ontwerp niet vereist dat uit een zodanig besluit op zichzelf het wanbeleid blijkt; voldoende is dat het aan sanering in de weg staat.' 1
Uit de hierboven aangehaalde passages is af te leiden dat de Ondernemingskamer moet afwegen of met de te treffen voorziening het gewenste doel namelijk herstel van gezonde verhoudingen, bereikt kan worden. De voorziening moet in andere woorden passend en geboden zijn en ertoe strekken aan het wanbeleid een einde te maken en de daaruit voortvloeiende gevolgen zoveel mogelijk ongedaan te maken en/of te beperken. In die afweging dient zij rekening te houden met maatregelen die de vennootschap op basis van de uitkomsten van het onderzoek zelf al genomen heeft.2 Naar het oordeel van de Hoge Raad heeft de Ondernemingskamer een ruime bevoegdheid bij het treffen van voorzieningen, niet alleen om aan het wanbeleid een einde te maken, maar ook om de daaruit voortvloeiende gevolgen zoveel mogelijk ongedaan te maken. In de Textlite beschikking verwoordde de Hoge Raad dat als volgt:
`De Ondernemingskamer kan voorzieningen treffen welke zij op grond van de uitkomst van het onderzoek geboden acht. Aan de Ondernemingskamer is hier een ruime bevoegdheid verschaft, niet alleen om aan wanbeleid een einde te maken, maar ook om de eruit voortgevloeide gevolgen zoveel mogelijk ongedaan te maken.3
Een tweede aanknopingspunt voor het bepalen welke voorziening kan worden opgelegd, biedt de uit de memorie van toelichting volgende regel dat voldoende is dat het besluit aan sanering in de weg staat. Tegelijkertijd mag de voorziening niet verder gaan dan voor de sanering noodzakelijk is.4 Dat houdt in dat bezien moet worden hoe de vernietiging kan bijdragen aan het herstel van de gezonde verhoudingen. Of een besluit daadwerkelijk aan herstel van gezonde verhoudingen in de weg staat, hangt af van de omstandigheden van het geval. Het wanbeleid hoeft niet direct uit het te vernietigen besluit voort te vloeien, zie de hiervoor geciteerde passage uit de memorie van toelichting. Er dient echter wel een verband te bestaan tussen besluit en wanbeleid. Anders kan het besluit niet aan herstel van gezonde verhoudingen en sanering in de weg staan. Als dat verband er is, kan vernietiging of schorsing bijdragen aan het herstel van gezonde verhoudingen. Dat past bij de in de memorie van antwoord gemaakte opmerking over de vernietiging van besluiten:
`Ondergetekende wil er in dit verband op wijzen dat de vernietiging van een besluit een maatregel van geheel andere orde is, dan de in het voorgaande bedoelde voorzieningen. De vernietiging van een besluit heeft slechts een negatieve werking, zij maakt de weg vrij voor nieuwe mogelijkheden van beleid door de verantwoordelijke vennootschapsorganen.5
In dat licht kan het nuttig zijn een besluit tijdelijk of permanent opzij te zetten door het te schorsen of te vernietigen opdat het verantwoordelijke orgaan zelf zijn beleid kan aanpassen door het nemen van andersluidende besluiten. Door de vernietiging van een besluit te combineren met een van de andere in art. 2:355 BW genoemde voorzieningen kan de Ondernemingskamer daarin sturen. Op deze manier wordt bereikt dat aan de ene kant een behoorlijke aandrang op de vennootschap wordt uitgeoefend om concrete maatregelen in het vooruitzicht te stellen. Anderzijds wordt voorkomen dat de rechter door zijn beslissing het beleid in de vennootschap bepaalt en de plaats van het bestuur inneemt.6