Einde inhoudsopgave
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/5.6.2.2
5.6.2.2 Informatieplichten in het civiele recht
mr. C.A. Hage, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. C.A. Hage
- JCDI
JCDI:ADS440924:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Jansen 2012, p. 1.
Zie onder meer J.B.M. Vranken, Mededelings- informatie- en onderzoeksplichten in het verbintenissenrecht, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1989, p. 202-203; R.R.R. Hardy, Differentiatie in het (Europees) contractenrecht (diss. Maastricht) Den Haag: BJu 2009, p. 72-73.
Scheltema & Scheltema 2009, p. 87.
HR 15 november 1957, NJ 1958, 678, m.nt. L.E.H. Rutten (Baris/Riezenkamp).
P. Memelink, De verkeersopvatting (diss. Leiden), Den Haag: BJu 2009, p.152.
Ter invulling van de redelijkheid en billijkheid in relatie tot de civiele zorgplicht is een heel breed jurisprudentiekader ontwikkeld. Ik kies voor het arrest Fortis/Bourgonje omdat de AFM bij de toepassing van de artikelen 4:19 tot en met 4:22 Wft aansluiting lijkt te zoeken bij dit arrest voor de invulling van de in deze artikelen geregelde informatieplichten. Ik besef dat de waarschuwingsplicht in dit arrest Fortis/Bourgonje strikt genomen door de Hoge Raad onder de bijzondere zorgplicht wordt geschaard. Maar omdat de bijzondere zorgplicht naast de waarschuwingsplicht ook de onderzoeks- en adviseringsplicht inhoudt, acht ik dit gerechtvaardigd aangezien het in het arrest Fortis/Bourgonje om de waarschuwingsplicht gaat. In paragraaf 5.6.3 komen arresten van de Hoge Raad aan bod die meer zien op de bijzondere zorgplicht. Zie voor meer jurisprudentie onder meer Asser/Tjong Tjin Tai 7-IV* (2014) nr. 108, Jansen 2012, p. 24. Zie ook HR 23 mei 1997, NJ 1998, 192, m.nt. C.J. van Zeben (Rabobank/Everaars). En zie O.O. Cherednychenko, 2010, p. 67 en HR 11 juli 2003, NJ 2005/103 (Van Zuylen/Rabobank), zie par. 3.6.3. Anders S.B. Van Baalen, ‘’Rien ne va plus’. Over opties, zorg en aansprakelijkheid’, VrA 2004, p. 46.
HR 24 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1799, NJ 2011/251, m.nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai, JOR 2011/54, m.nt. A.C.W. Pijls.
HR 24 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1799, NJ 2011/251, m.nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai, JOR 2011/54, zie r.o. 3.4.
Informatieplichten zijn in het verbintenissenrecht een belangrijke verbindende schakel tussen de ongelijkheid van kennis van de wederzijdse contractanten en de wederzijdse eigen verantwoordelijkheid van partijen om de benodigde kennis te vergaren.1 Gebrek aan kennis kan leiden tot teleurstelling bij de marktpartij met betrekking tot de uitkomst van de overeenkomst. Zo kan een partij bijvoorbeeld verwachten dat een product bepaalde eigenschappen bezit die het niet blijkt te bezitten. Had hij hier zelf onderzoek naar moeten doen of had de wederpartij hem uit de droom moeten helpen?
In beginsel is een marktpartij zelf verantwoordelijk voor de verkrijging van deze informatie en dient zij dan ook zelf onderzoek te doen. Op dit beginsel bestaan echter uitzonderingen. Er zijn in het verbintenissenrecht omstandigheden waarin waarschuwingsplichten of mededelingsplichten rusten op de wederpartij. Dit geldt bijvoorbeeld voor, zoals al eerder gezegd in paragraaf 5.1.2, het beschermen van de zwakkere partij tegen irrationeel handelen.2 Gezien de complexiteit van financiële producten speelt de informatieachterstand bij consumenten in de financiële wereld een grote rol. Voor goed functionerende financiële markten is van belang dat de partijen die zich op de markt begeven, beschikken over voldoende informatie, zodat zij tot een afgewogen beslissing komen.3
Een belangrijke grondslag voor het aannemen van informatieplichten is de redelijkheid en billijkheid (artikelen 6:2 en/of 6:248 BW). In het arrest Baris/ Riezenkamp4 heeft de Hoge Raad het beginsel dat partijen zich bij een overeenkomst dienen te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid mede van toepassing verklaard op de precontractuele fase. Ook bij de invulling van de mededelingsplicht bij dwaling ex artikel 6:228 lid 1 sub b BW spelen de redelijkheid en billijkheid een belangrijke rol.5
Deze rol van de redelijkheid en billijkheid is ook van belang bij de invulling van de informatieplichten.6 Een goed voorbeeld met betrekking tot financiële instellingen is te vinden in het arrest Fortis/Bourgonje.7 In dit arrest gaat het om een zeer vermogende belegger die met (de rechtsvoorganger van) Fortis een vermogensbeheerrelatie was overeengekomen. In het aandelenpakket zaten ook veel aandelen van het bedrijf Predictive. Bourgonje had zelf nauwe banden met Predictive, waardoor hij over inside informatie beschikte. Medio 2000 daalt de koers van de aandelen van Predictive sterk. Bourgonje stelt een vordering tot schadevergoeding in op grond van de stelling dat Fortis de op haar rustende zorgplicht (waarschuwingsplicht) had geschonden door hem niet te adviseren de aandelen zo snel mogelijk te verkopen. Het hof wijst de vordering toe, ondanks het verweer van Fortis dat Bourgonje zich herhaaldelijk had uitgelaten over het feit dat hij inside kennis had en dat de koersen ten positieve zouden ombuigen. In cassatie overweegt de Hoge Raad dat op een vermogensbeheerder als een professionele en deskundige partij een bijzondere, op de eisen van redelijkheid en billijkheid gebaseerde zorgplicht, in dit geval waarschuwingsplicht, rust. Deze waarschuwingsplicht hield in dat de bank de verplichting had om de niet-professionele cliënt ‘uitdrukkelijk en in niet voor misverstand vatbare bewoordingen te waarschuwen’ voor de door deze met betrekking tot de samenstelling van zijn portefeuille genomen risico’s. Alle ter zake doende omstandigheden dienen te worden meegewogen bij de vraag waartoe deze waarschuwingsplicht in een concreet geval daadwerkelijk verplicht.8 Deze omstandigheden betreffen naast het feit dat Bourgonje zich gedroeg als iemand met inside kennis, ook de mate van deskundigheid en de relevante ervaring van Bourgonje. In Fortis/Bourgonje staat de civielrechtelijke beoordeling van de vraag of op Fortis een waarschuwingsplicht rustte centraal. De publiekrechtelijke toezichtwetgeving speelt in Fortis/Bourgonje geen rol.
In de volgende subparagraaf zal de wisselwerking tussen de bestuursrechtelijke en privaatrechtelijke informatieplichten worden besproken.