Einde inhoudsopgave
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/5.5.3.5
5.5.3.5 Betrokkenheid van een deskundige bij dezelfde zaak of dezelfde materie
G. de Groot, datum 20-10-2008
- Datum
20-10-2008
- Auteur
G. de Groot
- JCDI
JCDI:ADS448715:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie par. 5.4.2.4.
Rb. Zutphen 14 maart 2007, LJN BB0906.
Noot van F. Fernhout bij EHRM 2 juni 2005 (Cottin/Belgié), EHRC 2005, 72.
Zie par. 5.4.2.6.
Hof Den Haag 8 februari 1950, NJ 1951, 198. Ook de grief dat één van de deskundigen, die bijna tachtig was, te oud was om als deskundige op te treden, werd verworpen, 'nu niet is gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt dat hij door ouderdom ongeschikt is geworden tot intellectueel werk.'
Hof Arnhem 21 januari 2003, rekestnummer 2002/502, ongepubliceerd.
Zie par. 5.4.2.2.
Zie par. 5.4.2.6.
Benoeming van een bepaalde persoon kan volgens de Hoge Raad geen onderwerp zijn van een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht. Zie HR 5 januari 2001, NJ 2001, 77.
Hof Arnhem 17 maart 1998, VR 1998, 123.
Zie over de beoordeling van een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht par. 4.5.1.
Hof Arnhem 8 april 2008, LJN BD2252.
CRvB 10 augustus 2006, LJN AY 6543 .
Eerder kwam aan de orde dat een deskundige die in een zaak door een partij is ingeschakeld, volgens de Oostenrijkse rechter in dezelfde zaak niet meer door de rechter behoort te worden benoemd.1 In Nederland vond de rechtbank Zutphen benoeming van TNO als deskundige ter beoordeling van de brandwerendheid van materialen minder gelukkig in een zaak waarin TNO Bouw op verzoek van een partij reeds een rapport had opgemaakt, ook al hoefde volgens de rechtbank in het algemeen aan de deskundigheid en onafhankelijkheid van TNO niet te worden getwijfeld. De rechtbank benoemde een deskundige van Peutz B.V., aan wiens onafhankelijkheid volgens de rechtbank niet afdeed dat in het verleden door een afdeling van Peutz B.V. voor partijen een akoestische proef was gedaan, omdat het daarbij was gegaan om een ander vakgebied en andere medewerkers.2
De rechtbank Groningen heeft het ongewenst geacht dat een deskundige die in opdracht van een partij onroerend goed heeft gewaardeerd, daarna door de kantonrechter was benoemd om hetzelfde onroerend goed te taxeren. Het verweer dat het niet nodig was de deskundige te vervangen, omdat de kantonrechter in totaal drie deskundigen had benoemd en deze het eens waren over de waarde, werd verworpen. Volgens de rechtbank kon het inzicht van een nieuw te benoemen deskundige aanleiding geven tot wijziging van het oordeel van de beide andere deskundigen.3
Naar mijn mening valt te betwijfelen of een gewijzigd oordeel een reële optie is. Fernhout heeft erop gewezen dat het risico van belief perseverance, de menselijke neiging om vast te houden aan een eerder gegeven oordeel, meebrengt dat fouten in een deskundigenonderzoek eigenlijk alleen kunnen worden hersteld door een geheel nieuw deskundigenonderzoek te gelasten.4
Betrokkenheid bij de materie
Betrokkenheid van een deskundige bij de materie van het deskundigenonderzoek doet, vergelijkbaar met uitspraken van de Zwitserse rechter,5 in het algemeen niet af aan de onpartijdigheid van de deskundige. Het hof Den Haag zag in het feit dat in een octrooizaak in eerste aanleg deskundigen waren benoemd die in andere zaken over hetzelfde octrooi ook een deskundigenadvies hadden uitgebracht, geen aanleiding hen in hoger beroep als deskundige te diskwalificeren. Het hof meende dat een deskundige onpartijdig moest zijn. Daaronder moest volgens het hof worden verstaan dat de deskundige beide partijen gelijk behandelt en onbevangen tegenover de zaak staat, dat wil zeggen dat hij openstaat voor alle argumenten die door partijen worden aangevoerd en deze nauwlettend en eerlijk onderzoekt en weegt, maar niet dat hij tevoren nog geen enkel oordeel heeft gehad omtrent de betrokken materie of onderdelen daarvan.6
Standpunt van de beroepsvereniging
Het hof Arnhem was van oordeel dat de onpartijdigheid van een neuroloog niet in het geding kwam doordat zijn beroepsvereniging een standpunt had ingenomen over het postwhiplashsyndroom. In deze zaak was in hoger beroep aangevoerd dat een neuroloog, door de rechtbank benoemd om een voorlopig deskundigenbericht uit te brengen, geen onafhankelijk en onpartijdig oordeel zou kunnen geven. Het hof overwoog dat de klacht geen doel trof:
`Dat Nederlandse neurologen whiplash hebben erkend als oorzaak voor klachten en beperkingen en dat volgens [verzekeraar] en [verzekerde] in de jurisprudentie nimmer door een Nederlandse neuroloog is geconcludeerd dat betrokkene geen whiplash heeft, maakt niet dat Nederlandse neurologen, in het onderhavige geval de benoemde deskundige, geen onafhankelijk en onpartijdig oordeel kunnen geven. Erkenning van whiplash als zodanig heeft immers niet tot gevolg dat een Nederlandse neuroloog geen onafhankelijke en onpartijdige beoordeling zou kunnen geven ten aanzien van de vraag of in een specifieke situatie sprake is van een whiplash.'7
Dit doet denken aan rechtspraak van de Duitse8 en de Zwitserse9 rechter: een standpunt over het onderwerp van het deskundigenonderzoek, ingenomen in een wetenschappelijke publicatie, doet in beginsel niet af aan de onpartijdigheid van een deskundige, tenzij in de publicatie op de zaak zelf zou zijn ingegaan.
Pregnant standpunt van de deskundige
Enkele jaren eerder was aan het hof Arnhem ook een zaak voorgelegd waarin het standpunt van een neuroloog een rol speelde. Een WAM-verzekeraar had het hof verzocht een voorlopig deskundigenbericht te gelasten over de vraag of een slachtoffer van een verkeersongeval een postwhiplashsyndroom als gevolg van het ongeval had. De WAM-verzekeraar wenste benoeming van een met name genoemde neuroloog.10 Tussen partijen was reeds een bodemprocedure aanhangig. Het slachtoffer stelde geen vertrouwen te hebben in de objectiviteit van de voorgestelde neuroloog. Volgens het slachtoffer had deze neuroloog een pregnant standpunt over whiplash. Het hof overwoog dat de te benoemen deskundige een persoon dient te zijn die een onafhankelijk en onpartijdig oordeel kan geven. Zelfs de schijn van partijdigheid moet ontbreken en geen van partijen moet in redelijkheid bezwaar tegen de te benoemen persoon kunnen hebben. Gezien de bezwaren van het slachtoffer tegen de benoeming van de door de verzekeraar genoemde neuroloog, zou volgens het hof niet deze neuroloog tot deskundige moeten worden benoemd, maar een andere medisch specialist, in wiens deskundigheid en onafhankelijkheid ook het slachtoffer vertrouwen had. Omdat de verzekeraar het verzoek uitdrukkelijk had beperkt tot benoeming van de met name genoemde neuroloog, werd het verzoek afgewezen.11 In deze zaak valt op dat het hof het standpunt van het slachtoffer over de onpartijdigheid van de neuroloog zonder meer honoreert en niet aan een eigen oordeel onderwerpt. Kennelijk en begrijpelijk geeft het hof er de voorkeur aan dat de deskundige voor beide partijen aanvaardbaar is. Dat neemt niet weg dat het verzoek afkomstig was van de verzekeraar en een toewijsbaar verzoek niet kan worden afgewezen op de grond dat de wederpartij van de verzoeker bezwaar heeft tegen de door de verzoeker voorgestelde deskundige, tenzij het bezwaar door de rechter gerechtvaardigd en voldoende zwaarwegend wordt geacht.12
Een deskundige die door de rechtbank werd benoemd in een verzekeringszaak over opstalschade als gevolg van brand, had tijdens het deskundigenonderzoek in gezelschap van de verzekerde een bezoek gebracht aan een reconditioneringsbedrijf, zonder de verzekeraar daarbij eveneens uit te nodigen. In het deskundigen-bericht liet hij zich in algemene zin negatief uit over de wijze van schadeafwikkeling door de verzekeraar, ook buiten de grenzen van de opdracht. Bij een daaropvolgend deskundigenverhoor had de deskundige onder andere verklaard dat hij lid was van een stichting van contra-experts die hoofdzakelijk voor verzekerden optreden. De bezwaren van de verzekeraar tegen het deskundigenbericht werden door de rechtbank verworpen. In hoger beroep kwam de verzekeraar hiertegen op. Het hof was van oordeel dat de deskundige niet onpartijdig was en dat het deskundigenbericht niet bruikbaar was voor de verdere beslissing van de zaak. Volgens het hof bleek uit overgelegde internetpublicaties van de stichting dat de deskundige zich 'vanuit zijn bedrijfsvoering en taakopvatting (...) (hoofdzakelijk) inzet voor de belangen van verzekerden en zonder enige reserve stelling neemt tegen verzekeraars in het algemeen' .13
Veelvuldig optreden voor een professionele procespartij
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat uit het enkele feit dat bepaalde personen regelmatig in verschillende zaken als deskundigen worden geraadpleegd, niet kan worden afgeleid dat zij niet onafhankelijk of onpartijdig zouden zijn.14 De appellant in deze zaak had zich op het standpunt gesteld dat de desbetreffende deskundigen regelmatig optraden voor verzekeringsmaatschappijen en bekend stonden als 'werkgeversdeskundigen'. Zoals besproken in par. 5.3.4.3, was een soortgelijk argument volgens het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Brandstetter/Oostenrijk evenmin aanleiding om een deskundige partijdig te achten. Ook in Engeland is het argument verworpen, zoals vermeld in par. 5.4.3.