Nadat een definitieve aanslag is opgelegd kan de inspecteur onder omstandigheden overgaan tot navordering van niet of te weinig geheven belasting.
Inleiding
Heeft de inspecteur de aanslag tot een te laag bedrag vastgesteld of heeft hij ten onrechte geen aanslag opgelegd, dan kan hij navorderen. Hiervoor gelden bepaalde voorwaarden. Een belastingplichtige ‘moet ervan uit kunnen gaan dat op een definitieve aanslag in beginsel niet wordt teruggekomen.
Gronden voor navordering
De inspecteur kan navorderen als hij over een zogenoemd nieuw feit beschikt. De inspecteur heeft niet altijd een nieuw feit nodig om te kunnen navorderen. Hij heeft bijvoorbeeld geen nieuw feit nodig als sprake is van kwade trouw of als er sprake is van een kenbare fout.
De navorderingstermijn
De bevoegdheid tot het vaststellen van een navorderingsaanslag vervalt in beginsel na verloop van vijf jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Deze termijn wordt verlengd met de duur van eventueel verleend uitstel voor het doen van aangifte. Bij een tijdvakbelasting wordt de belastingschuld geacht te zijn ontstaan op het tijdstip waarop het tijdvak eindigt. Op de reguliere navorderingstermijn van vijf jaar heeft de wetgever diverse uitzonderingen gemaakt, onder meer in buitenlandsituaties en als sprake is van een kenbare fout.
Kennisgroepstandpunt Belastingdienst van 20 december 2022, KG:206:2022:5, De begrippen fout en kenbaarheid van artikel 16, tweede lid, onderdeel c, AWR, V-N 2023/26.12.2
Kennisgroepstandpunt Belastingdienst van 6 juni 2023, KG:202:2023:18, Toerekening gezamenlijke grondslag sparen en beleggen bij navordering, art. 16 AWR, art. 2.17 Wet IB 2001, V-N Vandaag 2023/1248
Kennisgroepstandpunt Belastingdienst van 6 juni 2023, KG:202:2023:19, De verdeling persoonsgebonden aftrek blijft in stand bij navordering, art. 16 AWR, art. 2.17 Wet IB 2001, V-N Vandaag 2023/1249
Kennisgroepstandpunt Belastingdienst van 6 juni 2023, KG:202:2023:20, Toerekening gezamenlijke bestanddelen als bij navordering eigenwoningschuld naar box 3 gaat, art. 16 AWR, art. 2.17 Wet IB 2001, V-N Vandaag 2023/1250
Kennisgroepstandpunt Belastingdienst van 21 november 2023, KG:202:2023:40, Heffingvrij vermogen en heffingskorting bij navordering, art. 16 AWR, V-N Vandaag 2023/2767
Standaardarrest
HR 11 april 2001, nr. 36088, ECLI:NL:HR:2001:AB1005, BNB 2001/260, V-N 2001/22.5, FED 2001/268, FED 2001/305, WFR 2001/521, 2
HR 16 april 2010, nr. 08/05088, ECLI:NL:HR:2010:BJ9082, BNB 2010/227, V-N 2010/19.4, FED 2010/83
Belangrijkste uitspraken
HR 11 juni 1997, nr. 32 299, ECLI:NL:HR:1997:AA2160, BNB 1997/384, V-N 1997/2360, 6, FED 1997/440
HR 8 augustus 2003, nr. 37570, ECLI:NL:HR:2003:AI0921, BNB 2003/345, V-N 2003/38.7, FED 2003/428, WFR 2003/1261
Diana Jansen
Advocaat belastingrecht verbonden aan Tax Studio te Amsterdam, docent en auteur op het gebied van formeel belastingrecht
Meer over Diana Jansen
Nadat een definitieve aanslag is opgelegd kan de inspecteur onder omstandigheden overgaan tot navordering van niet of te weinig geheven belasting.
Inleiding
Heeft de inspecteur de aanslag tot een te laag bedrag vastgesteld of heeft hij ten onrechte geen aanslag opgelegd, dan kan hij navorderen. Hiervoor gelden bepaalde voorwaarden. Een belastingplichtige ‘moet ervan uit kunnen gaan dat op een definitieve aanslag in beginsel niet wordt teruggekomen.
Gronden voor navordering
De inspecteur kan navorderen als hij over een zogenoemd nieuw feit beschikt. De inspecteur heeft niet altijd een nieuw feit nodig om te kunnen navorderen. Hij heeft bijvoorbeeld geen nieuw feit nodig als sprake is van kwade trouw of als er sprake is van een kenbare fout.
De navorderingstermijn
De bevoegdheid tot het vaststellen van een navorderingsaanslag vervalt in beginsel na verloop van vijf jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Deze termijn wordt verlengd met de duur van eventueel verleend uitstel voor het doen van aangifte. Bij een tijdvakbelasting wordt de belastingschuld geacht te zijn ontstaan op het tijdstip waarop het tijdvak eindigt. Op de reguliere navorderingstermijn van vijf jaar heeft de wetgever diverse uitzonderingen gemaakt, onder meer in buitenlandsituaties en als sprake is van een kenbare fout.
Documenten bij dit thema
Wetgeving
Artikel 16 AWR
Artikel 66 lid 3 Successiewet 1956
Kennisgroepstandpunt Belastingdienst van 20 december 2022, KG:206:2022:5, De begrippen fout en kenbaarheid van artikel 16, tweede lid, onderdeel c, AWR, V-N 2023/26.12.2
Kennisgroepstandpunt Belastingdienst van 6 juni 2023, KG:202:2023:18, Toerekening gezamenlijke grondslag sparen en beleggen bij navordering, art. 16 AWR, art. 2.17 Wet IB 2001, V-N Vandaag 2023/1248
Kennisgroepstandpunt Belastingdienst van 6 juni 2023, KG:202:2023:19, De verdeling persoonsgebonden aftrek blijft in stand bij navordering, art. 16 AWR, art. 2.17 Wet IB 2001, V-N Vandaag 2023/1249
Kennisgroepstandpunt Belastingdienst van 6 juni 2023, KG:202:2023:20, Toerekening gezamenlijke bestanddelen als bij navordering eigenwoningschuld naar box 3 gaat, art. 16 AWR, art. 2.17 Wet IB 2001, V-N Vandaag 2023/1250
Kennisgroepstandpunt Belastingdienst van 21 november 2023, KG:202:2023:40, Heffingvrij vermogen en heffingskorting bij navordering, art. 16 AWR, V-N Vandaag 2023/2767
Standaardarrest
HR 11 april 2001, nr. 36088, ECLI:NL:HR:2001:AB1005, BNB 2001/260, V-N 2001/22.5, FED 2001/268, FED 2001/305, WFR 2001/521, 2
HR 16 april 2010, nr. 08/05088, ECLI:NL:HR:2010:BJ9082, BNB 2010/227, V-N 2010/19.4, FED 2010/83
Belangrijkste uitspraken
HR 11 juni 1997, nr. 32 299, ECLI:NL:HR:1997:AA2160, BNB 1997/384, V-N 1997/2360, 6, FED 1997/440
HR 8 augustus 2003, nr. 37570, ECLI:NL:HR:2003:AI0921, BNB 2003/345, V-N 2003/38.7, FED 2003/428, WFR 2003/1261
HR 26 februari 2010, nr. 43050bis, ECLI:NL:HR:2010:BJ9092, BNB 2010/199, V-N 2010/13.7
HR 27 juni 2014, nr. 13/02194, ECLI:NL:HR:2014:1529, BNB 2014/202, V-N 2014/34.9, V-N Vandaag 2014/1285
HR 17 februari 2017, nr. 16/01006, ECLI:NL:HR:2017:249, BNB 2017/81, V-N 2017/11.8, FED 2017/108, V-N Vandaag 2017/359, TaxVisions editie 24 februari 2017
HR 16 maart 2018, 16/06097, ECLI:NL:HR:2018:359, BNB 2018/88, V-N 2018/15.3-4, FED 2018/128, V-N Vandaag 2021/1900, TaxVisions editie 23 maart 2018
HR 6 augustus 2021, nr. 20/02510, ECLI:NL:HR:2021:1189, BNB 2021/150, V-N 2021/33.17, FED 2021/140, V-N Vandaag 2021/1900, TaxVisions editie 20 augustus 2021
HR 13 januari 2023, nr. 20/01589, ECLI:NL:HR:2023:26, V-N 2023/4.7, V-N Vandaag 2023/73, NJB 2023/279, TaxVisions editie 20 januari 2023
HR 9 juni 2023, nr. 20/02893, ECLI:NL:HR:2023:873, BNB 2023/109, V-N 2023/28.18, FED 2023/101, V-N Vandaag 2023/1276, NJB 2023/1881, TaxVisions editie 16 juni 2023
HR 27 oktober 2023, nr. 21/02394, V-N 2023/49.4, NJB 2023/2646, FED 2023/128, V-N Vandaag 2023/2549
Literatuur
Navorderen op grond van het kenbaarheidsvereiste, E. Poelmann, FED 2010/82
Naheffing, navordering en ambtshalve vermindering, R.E.C.M. Niessen en R.M.P.G. Niessen-Cobben, TFO 2012/123.4
Actuele ontwikkelingen rond het leerstuk van de redelijkerwijs kenbare fout, A.J. Luimes, WFR 2014/1076
Is het einde in zicht?, G.H. Ulrich en A.M.E. Nuyens, WFR 2014/554
De (on)mogelijkheid van het navorderen over eerder verjaarde jaren, J.D. Baron, WFR 2016/15
Nieuw feit in een tijdperk van big data en data-analyse: rechtsbescherming op de tocht?, R.N.J. Kamerling en F. Muis-Visser, WFR 2021/62
Algemene wet inzake rijksbelastingen, S.C.W. Douma, R.J. Koopman, E.A.G. van der Ouderaa (voorheen: L.A. de Blieck e.a.), Deventer: Kluwer, 2023 (vijftiende druk), paragraaf 5.7
Naslag
Cursus Belastingrecht, Misbruik: Internationaal Belastingrecht, Europees Belastingrecht en Formeel Belastingrecht, prof. mr. F.P.G. Pötgens
Cursus Belastingrecht, Hoofdstuk 2 Navordering en naheffing, mr. W.A.P. van Roij
Vakstudie Algemeen deel, art. 16 Algemene wet inzake rijksbelastingen, aant. 1 e.v.
Verwante onderwerpen
Thema: Informatiebeschikking: stand van zaken
Thema: Aangiftecontrole door de Belastingdienst: Fiscaalrechtelijke aspecten