Einde inhoudsopgave
Regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten
Bijlage IV Sectorovereenkomst inzake exportkredieten voor projecten op het gebied van duurzame energie, de matiging van en de aanpassing aan klimaatverandering en water
Geldend
Geldend vanaf 31-12-2023
- Bronpublicatie:
28-09-2023, PbEU L 2023, 2023/2738 (uitgifte: 11-12-2023, regelingnummer: 2023/2738)
- Inwerkingtreding
31-12-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-09-2023, PbEU L 2023, 2023/2738 (uitgifte: 11-12-2023, regelingnummer: 2023/2738)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Mededingingsrecht / Financiële transparantie
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
1. Doel
Het doel van deze sectorovereenkomst is een kader te creëren voor het ordelijke gebruik van door de overheid gesteunde exportkredieten voor de posten genoemd in artikel 4 hierna. De sectorovereenkomst strekt ertoe gelijke voorwaarden voor overheidssteun, zoals gedefinieerd in artikel 5, punt a), te bevorderen opdat niet zozeer de gunstigste door de overheid gesteunde financiële voorwaarden als wel prijs en kwaliteit van de uit te voeren goederen en diensten maatgevend zijn voor de concurrentie tussen exporteurs.
De deelnemers aan deze sectorovereenkomst (de deelnemers) erkennen dat de bepalingen van deze sectorovereenkomst enkel met het oog op deze sectorovereenkomst zijn opgesteld en geen afbreuk doen aan andere delen van de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten, (de regeling) en eventuele wijzigingen daarvan.
2. Status
De sectorovereenkomst is een ‘gentlemen's agreement’ tussen de deelnemers aan deze overeenkomst en vormt bijlage IV bij de regeling; zij maakt integraal deel uit van de regeling en vervangt de sectorovereenkomst die op 1 september 2011 in werking is getreden.
3. Deelnemers
Aan de sectorovereenkomst wordt thans deelgenomen door: Australië, de Europese Unie, Japan, Korea, Nieuw-Zeeland en Noorwegen.
4. Toepassingsgebied
Deze sectorovereenkomst bevat bijzondere richtsnoeren voor door de overheid gesteunde exportkredieten met een krediettermijn van twee jaar of meer, met betrekking tot contracten voor de export van:
- a)
nieuwe zeeschepen van 100 GT of meer, bestemd voor het vervoer van goederen of personen of voor het verrichten van speciale diensten (bijvoorbeeld vissersschepen, fabrieksschepen, ijsbrekers of baggerschepen, die door hun voortstuwings- en besturingssysteem permanent alle kenmerken vertonen van autonome bestuurbaarheid in volle zee), sleepboten van 365 kW of meer, en niet afgewerkte casco's die drijvend en mobiel zijn. De sectorovereenkomst heeft geen betrekking op militaire vaartuigen. Drijvende dokken en mobiele offshore-installaties vallen niet onder de sectorovereenkomst; indien echter problemen mochten ontstaan in verband met exportkredieten voor dergelijke installaties, kunnen de deelnemers aan de sectorovereenkomst (hierna ‘de deelnemers’ genoemd) na overweging van met redenen omklede verzoeken van deelnemers besluiten dat zij wel onder de sectorovereenkomst vallen;
- b)
scheepsverbouwingen. Onder ‘scheepsverbouwing’ wordt verstaan: een verbouwing van zeeschepen van meer dan 1 000 GT die een radicale wijziging van het laadplan, de romp of het voortstuwingsmechanisme inhoudt.
- c)
- 1)
Schepen van het type hovercraft vallen niet onder de sectorovereenkomst, maar de deelnemers mogen voor dergelijke schepen wel exportkredieten verstrekken op dezelfde voorwaarden als die waarin de sectorovereenkomst voorziet. Zij verbinden zich ertoe van deze mogelijkheid met mate gebruik te maken en dergelijke kredietvoorwaarden voor schepen van het type hovercraft niet toe te kennen wanneer is vastgesteld dat er geen concurrentie bestaat onder de voorwaarden van de sectorovereenkomst.
- 2)
In deze sectorovereenkomst wordt onder ‘hovercraft’ verstaan een amfibievoertuig van ten minste 100 ton, ontworpen om uitsluitend te worden gedragen door lucht die uit het voertuig wordt geblazen en een luchtkussen vormt, vastgehouden binnen een soepele rok langs de rand van het voertuig en het grond- of wateroppervlak onder het voertuig, en dat kan worden voortgestuwd en bestuurd door middel van luchtschroeven of door omsloten ventilatoren of soortgelijke toestellen.
- 3)
Overeengekomen wordt dat het toekennen van exportkredieten tegen dezelfde voorwaarden als die waarin deze sectorovereenkomst voorziet, beperkt moet blijven tot vaartuigen van het type hovercraft die worden gebruikt op zeeroutes en niet-landroutes, behalve om terminalinstallaties te bereiken die zich op ten hoogste één kilometer afstand van het water bevinden.
5. Overheidssteun
- a)
Overheidssteun kan verschillende vormen aannemen:
- 1)
exportkredietgarantie of -verzekering (zuivere dekking);
- 2)
financieringssteun van de overheid:
- —
rechtstreekse kredieten/financiering en herfinanciering, of
- —
rentesubsidie;
- 3)
alle mogelijke combinaties van bovengenoemde steun.
- b)
Overheidssteun wordt niet verstrekt indien duidelijk blijkt dat het contract, hoofdzakelijk om gunstiger kredietvoorwaarden te verkrijgen, is gesloten met een afnemer in een land dat niet de eindbestemming is van de goederen.
6. Uittreding
Een deelnemer aan deze sectorovereenkomst kan uit de overeenkomst treden door het secretariaat hiervan schriftelijk en met behulp van een middel voor onmiddellijke communicatie — bijvoorbeeld het e-mailsysteem dat door het secretariaat wordt onderhouden om de communicatie tussen de deelnemers en het secretariaat te vergemakkelijken — kennisgeving te doen. De uittreding treedt 180 kalenderdagen na ontvangst van de kennisgeving door het secretariaat in werking.
7. Toezicht
Het secretariaat ziet toe op de uitvoering van de sectorovereenkomst.
Hoofdstuk II. Financiële voorwaarden voor exportkredieten
De financiële voorwaarden voor exportkredieten die in het kader van deze sectorovereenkomst worden ondersteund, behelzen alle in dit hoofdstuk opgenomen bepalingen, die in onderlinge samenhang moeten worden gelezen. De sectorovereenkomst legt beperkingen op aan de voorwaarden die door de overheid mogen worden gesteund. De deelnemers erkennen dat in bepaalde handels- en industriesectoren van oudsher strengere financiële voorwaarden gelden dan die waarin de sectorovereenkomst voorziet. De deelnemers blijven deze gebruikelijke financiële voorwaarden onverminderd in acht nemen, met name het beginsel dat krediettermijnen de levensduur van goederen niet overschrijden.
8. Maximale krediettermijn
De maximale krediettermijn bedraagt twaalf jaar vanaf de levering.
9. Contante betalingen
De deelnemers verlangen een contante aanbetaling van ten minste 20 % van de contractprijs bij levering.
10. Aflossing van de hoofdsom en rentebetaling
- a)
De hoofdsom van een exportkrediet wordt afgelost in gelijke termijnen met regelmatige tussenpozen van gewoonlijk zes maanden en ten hoogste twaalf maanden.
- b)
De rente wordt ten minste om de zes maanden betaald, te beginnen uiterlijk zes maanden na de aanvangsdatum van het krediet, normaliter bij levering.
- c)
In geval van exportkredieten voor leasetransacties kunnen gelijke aflossingen voor het bedrag van hoofdsom en rente samen plaatsvinden in plaats van de in punt a) beschreven aflossing van de hoofdsom in gelijke termijnen.
- d)
Na de aanvangsdatum van het krediet, normaliter bij levering, wordt de verschuldigde rente niet gekapitaliseerd.
- e)
Een deelnemer aan deze sectorovereenkomst die een rentebetaling op andere dan de in punt b) vastgestelde voorwaarden wenst te steunen, geeft hiervan ten minste tien kalenderdagen voordat hij een toezegging doet, vooraf kennis overeenkomstig aanhangsel I bij deze sectorovereenkomst.
11. Rentevoeten en andere kosten
De rente omvat niet:
- a)
betalingen uit hoofde van premies of andere kosten voor het verzekeren of garanderen van leveranciers- of financieringskredieten;
- b)
betalingen uit hoofde van andere met het exportkrediet verband houdende bankkosten of provisies dan de jaarlijkse of halfjaarlijkse bankkosten die gedurende de gehele krediettermijn verschuldigd zijn, en
- c)
de door het importland geheven bronbelastingen.
12. Geldigheidsduur van exportkredieten
Met uitzondering van de in artikel 17 vastgestelde geldigheidsduur van commerciële referentierentetarieven (Commercial Interest Reference Rates — CIRR's) mogen de financiële voorwaarden voor een bepaald exportkrediet of een bepaalde kredietlijn niet worden vastgelegd voor een periode van meer dan zes maanden voordat een definitieve toezegging is gedaan.
13. Maatregelen om verliezen te voorkomen of te beperken
De sectorovereenkomst belet exportkredietinstanties of financieringsinstellingen niet na de toekenning van het contract (wanneer de exportkredietovereenkomst en de bijbehorende documenten reeds in werking zijn getreden) minder strenge financiële voorwaarden overeen te komen dan die waarin de overeenkomst voorziet, indien dit uitsluitend gebeurt om verliezen die uit wanbetaling of claims kunnen voortvloeien, te voorkomen of te beperken.
14. Matching
Rekening houdende met de internationale verplichtingen van een deelnemer en in overeenstemming met het oogmerk van de overeenkomst mag een deelnemer, overeenkomstig de in artikel 24 vastgestelde procedure, de door een deelnemer of niet-deelnemer geboden financiële voorwaarden matchen. De overeenkomstig dit artikel verleende financiële voorwaarden worden geacht in overeenstemming te zijn met de bepalingen van deze overeenkomst.
15. Vaste minimumrentetarieven bij financieringssteun van de overheid
Deelnemers die financieringssteun van de overheid voor vastrentende leningen verstrekken, passen de desbetreffende CIRR's als minimumrentetarieven toe. De CIRR's worden overeenkomstig de volgende beginselen vastgesteld:
- a)
de CIRR's stemmen overeen met de uiteindelijke commerciële rentetarieven voor leningen op de binnenlandse markt van de betrokken valuta;
- b)
de CIRR's sluiten nauw aan bij het tarief voor eersteklas binnenlandse kredietnemers;
- c)
de CIRR's worden gebaseerd op de financieringskosten van vastrentende leningen;
- d)
de CIRR's verstoren de binnenlandse concurrentieverhoudingen niet, en
- e)
de CIRR's sluiten nauw aan bij een beschikbaar tarief voor eersteklas buitenlandse kredietnemers.
16. Vaststelling van de CIRR's
- a)
Elke deelnemer die een CIRR wenst vast te stellen, kiest aanvankelijk een van de twee volgende basistariefsystemen voor zijn nationale valuta:
- 1)
ofwel het rendement van driejaars overheidsobligaties voor een krediettermijn tot en met vijf jaar, van vijfjaars overheidsobligaties voor een termijn van meer dan vijf tot en met achtenhalf jaar, en van zevenjaars overheidsobligaties voor een termijn van meer dan achtenhalf jaar, of
- 2)
het rendement van vijfjaars overheidsobligaties, voor alle krediettermijnen.
Deelnemers kunnen overeenkomen van het basistariefsysteem af te wijken.
- b)
De CIRR's worden vastgesteld op een vaste marge van 100 basispunten boven het basistarief van iedere deelnemer, tenzij de deelnemers anders zijn overeengekomen.
- c)
Indien andere deelnemers tot financiering in die valuta besluiten, gebruiken zij het CIRR dat voor een bepaalde valuta werd vastgesteld.
- d)
Een deelnemer kan zijn basistariefsysteem, na raadpleging van de deelnemers, met een kennisgevingstermijn van zes maanden wijzigen.
- e)
Een deelnemer of een niet-deelnemer kan om vaststelling van een CIRR voor de valuta van een niet-deelnemer verzoeken. In overleg met de belanghebbende niet-deelnemer kan een deelnemer of het secretariaat dat namens de niet-deelnemer optreedt, een voorstel doen voor de vaststelling van het CIRR in die valuta via de procedures voor gemeenschappelijke gedragslijnen overeenkomstig de artikelen 32, 33 en 34.
17. Geldigheidsduur van de CIRR's
De rente die op een bepaalde transactie van toepassing is, wordt vastgesteld voor een periode van ten hoogste 120 dagen. Er wordt een marge van 20 basispunten aan het betrokken CIRR toegevoegd indien de voorwaarden waarop de overheid de financieringssteun verleent voorafgaand aan de contractdatum worden vastgesteld.
18. Toepassing van de CIRR's
- a)
Wanneer de overheid financieringssteun verleent voor leningen met een zwevende rentevoet, mogen banken en andere financiële instellingen geen keuze aanbieden tussen de CIRR (ten tijde van het oorspronkelijke contract) en, indien deze lager is, de marktrente op korte termijn gedurende de gehele looptijd van de lening.
- b)
Wanneer een kredietnemer op vrijwillige basis een lening of een gedeelte daarvan vervroegd aflost, vergoedt hij de overheidsinstantie die de financieringssteun heeft verleend voor alle onkosten en verliezen die uit de vervroegde aflossing voortvloeien, met inbegrip van de kosten die deze instantie maakt ter vervanging van het gedeelte van de vastrentende kasontvangsten die door de vervroegde aflossing worden onderbroken.
19. Mededeling van minimumrentetarieven
- a)
De overeenkomstig de artikelen 16, 17 en 18 vastgestelde CIRR's voor valuta's worden ten minste eens per maand via middelen voor onmiddellijke communicatie aan het secretariaat meegedeeld voor verspreiding onder alle deelnemers.
- b)
Deze mededeling moet uiterlijk vijf dagen na het einde van de maand waarop ze betrekking heeft bij het secretariaat binnenkomen. Het secretariaat stelt alle deelnemers daarna onmiddellijk in kennis van de toepasselijke rentetarieven en maakt deze openbaar.
20. Datum van inwerkingtreding van de rentetarieven
Alle wijzigingen in de CIRR's treden op de vijftiende dag na het einde van elke maand in werking.
21. Onmiddellijke wijziging van rentetarieven
Wanneer de marktontwikkelingen de kennisgeving van een wijziging van een CIRR in de loop van een maand noodzakelijk maken, treedt het gewijzigde tarief tien dagen nadat de mededeling van deze wijziging door het secretariaat is ontvangen, in werking.
22. Kredietrisicopremie
De deelnemers rekenen een premie aan, bovenop de rente, ter dekking van het risico dat de exportkredieten niet worden terugbetaald.
Hoofdstuk III. Procedures
23. Inlichtingen inzake overheidssteun
- a)
Zodra een deelnemer de overheidssteun die hij overeenkomstig de in artikel 26 omschreven procedures heeft aangemeld, toezegt, deelt hij dit mee aan alle andere deelnemers onder verwijzing naar het kennisgevingsnummer op het desbetreffende rapportageformulier.
- b)
Bij een uitwisseling van gegevens overeenkomstig de artikelen 28, 29 en 30 stelt een deelnemer de andere deelnemers in kennis van de kredietvoorwaarden die hij voor een bepaalde transactie voornemens is te steunen en mag hij bij de andere deelnemers dezelfde gegevens opvragen.
24. Procedures inzake matching
- a)
Voordat een deelnemer financiële voorwaarden die vermoedelijk door een deelnemer of niet-deelnemer worden geboden, overeenkomstig artikel 14 matcht, levert hij alle redelijke inspanningen, indien nodig met inbegrip van rechtstreeks overleg zoals omschreven in artikel 30, om na te gaan of deze voorwaarden overheidssteun krijgen, met inachtneming van het volgende:
- 1)
de deelnemer geeft alle andere deelnemers kennis van de voorwaarden die hij voornemens is te steunen volgens dezelfde kennisgevingsprocedures als die welke zijn vereist voor de voorwaarden die hij matcht. Bij matching van de voorwaarden van een niet-deelnemer volgt de matchende deelnemer dezelfde kennisgevingsprocedures als die welke zouden zijn vereist indien hij de voorwaarden van een deelnemer matchte;
- 2)
niettegenstaande punt 1 geeft de matchende deelnemer, indien hij volgens de toepasselijke kennisgevingsprocedure zijn toezegging pas na de sluitingsdatum voor het indienen van de definitieve offerte mag doen, zo spoedig mogelijk kennis van zijn voornemen tot matching;
- 3)
indien de initiatiefnemende deelnemer de aangemelde voorwaarden niet meer of in mindere mate wenst te steunen, deelt hij dit onmiddellijk aan alle andere deelnemers mee.
- b)
Een deelnemer die voornemens is dezelfde financiële voorwaarden aan te bieden als die welke overeenkomstig artikel 26 werden aangemeld, mag dit doen na afloop van de daarin vastgestelde wachttermijn. Deze deelnemer geeft zo spoedig mogelijk kennis van zijn voornemen.
25. Bijzonder overleg
- a)
Een deelnemer die een redelijk vermoeden heeft dat door een andere deelnemer (de initiatiefnemende deelnemer) geboden financiële voorwaarden gunstiger zijn dan die waarin deze sectorovereenkomst voorziet, deelt dit mee aan het secretariaat; het secretariaat stelt deze informatie onmiddellijk ter beschikking.
- b)
De initiatiefnemende deelnemer licht de door hem geboden financiële voorwaarden toe binnen twee werkdagen na de beschikbaarstelling van de informatie door het secretariaat.
- c)
Na de toelichting van de initiatiefnemende deelnemer kan iedere andere deelnemer verzoeken dat deze kwestie wordt besproken tijdens een bijzonder overleg van de deelnemers dat binnen vijf werkdagen door het secretariaat wordt georganiseerd.
- d)
In afwachting van de uitkomst van het bijzonder overleg van de deelnemers worden de financiële voorwaarden die door de overheid worden gesteund, niet van kracht.
26. Voorafgaande kennisgeving
- a)
Ten minste tien kalenderdagen voordat een deelnemer een toezegging met een kredietwaarde van meer dan 2 miljoen SDR doet, stelt hij alle andere deelnemers hiervan overeenkomstig aanhangsel I in kennis indien hij voornemens is een krediet te steunen overeenkomstig artikel 10, punt e).
- b)
Indien de initiatiefnemende deelnemer een dergelijke transactie niet meer of in mindere mate wenst te steunen, deelt hij dit onmiddellijk aan alle andere deelnemers mee.
27. Contactpunten
Alle uitwisseling van gegevens vindt plaats tussen de aangewezen contactpunten in elk land via middelen voor onmiddellijke communicatie (bv. e-mail); de gegevens worden als vertrouwelijk behandeld.
28. Verzoeken om inlichtingen
- a)
Een deelnemer kan een andere deelnemer vragen wat zijn houding is ten aanzien van een derde land, een instelling in een derde land of een bepaalde manier van zakendoen.
- b)
Een deelnemer die een aanvraag om overheidssteun heeft ontvangen, kan een andere deelnemer om inlichtingen verzoeken en daarbij de gunstigste kredietvoorwaarden vermelden die hijzelf bereid zou zijn te steunen.
- c)
Indien een verzoek om informatie aan meer dan één deelnemer wordt gezonden, moet het een lijst van geadresseerden bevatten.
- d)
Van alle verzoeken wordt een kopie aan het secretariaat gezonden.
29. Antwoorden op verzoeken
- a)
De deelnemer die een verzoek om inlichtingen ontvangt, antwoordt binnen zeven kalenderdagen en verstrekt zo veel mogelijk inlichtingen. De deelnemer geeft in zijn antwoord zo nauwkeurig mogelijk aan welk besluit hij waarschijnlijk zal nemen. Indien nodig volgt het volledige antwoord zo spoedig mogelijk. Kopieën worden gezonden aan de andere geadresseerden van het verzoek om inlichtingen en aan het secretariaat.
- b)
Indien een antwoord op een verzoek om inlichtingen om enige reden niet meer geldig is, bijvoorbeeld:
- —
omdat een aanvraag is ingediend, gewijzigd of ingetrokken, of
- —
omdat andere voorwaarden worden overwogen,
wordt onmiddellijk een antwoord toegezonden en een kopie ervan aan alle andere geadresseerden en het secretariaat gericht.
30. Rechtstreeks overleg
- a)
Een deelnemer gaat binnen tien werkdagen op verzoeken om rechtstreeks overleg in.
- b)
Van een verzoek om rechtstreeks overleg wordt kennisgeving gedaan aan alle deelnemers en niet-deelnemers. Het overleg vindt zo spoedig mogelijk na het verstrijken van de termijn van tien werkdagen plaats.
- c)
De voorzitter van de deelnemers werkt samen met het secretariaat aan alle eventueel nodige follow-upmaatregelen, zoals een gemeenschappelijke gedragslijn. Het secretariaat maakt het resultaat van het overleg zo spoedig mogelijk bekend.
31. Procedures en vorm van gemeenschappelijke gedragslijnen
- a)
Voorstellen voor een gemeenschappelijke gedragslijn worden uitsluitend bij het secretariaat ingediend. Een voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn wordt naar alle deelnemers gestuurd. De identiteit van de initiatiefnemer wordt niet bekendgemaakt in het Register van gemeenschappelijke gedragslijnen op het elektronische bulletinboard dat door het secretariaat op de netwerkomgeving van de OESO wordt onderhouden. Het secretariaat mag de identiteit van de initiatiefnemer echter desgevraagd wel mondeling aan een deelnemer bekendmaken. Het secretariaat houdt een register van deze verzoeken bij.
- b)
Het voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn wordt gedateerd en wordt opgesteld in de volgende vorm:
- —
referentienummer, gevolgd door de woorden ‘Common Line’;
- —
naam van importland en afnemer;
- —
naam of een zo nauwkeurige omschrijving van het project dat het gemakkelijk geïdentificeerd kan worden;
- —
de door het initiatiefnemende land voorgestelde voorwaarden;
- —
het voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn;
- —
nationaliteit en naam van de bekende concurrerende aanbieders;
- —
sluitingsdatum voor het indienen van commerciële en financiële offertes en, indien bekend, aanbestedingsnummer;
- —
overige relevante gegevens, met inbegrip van de redenen van het voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn, beschikbaarheid van studies over het project en/of bijzondere omstandigheden.
- c)
Het secretariaat maakt de overeengekomen gemeenschappelijke gedragslijnen algemeen bekend.
32. Antwoorden op voorstellen voor gemeenschappelijke gedragslijnen
- a)
Antwoorden moeten binnen 20 kalenderdagen worden toegezonden. De deelnemers wordt echter verzocht zo spoedig mogelijk op een voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn te reageren.
- b)
Een antwoord kan bestaan in een verzoek om nadere informatie, de aanvaarding, de afwijzing of een voorstel tot wijziging van het voorstel voor de gemeenschappelijke gedragslijn, dan wel een alternatief voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn.
- c)
Een deelnemer die antwoordt dat hij geen standpunt heeft omdat hij niet is benaderd door een exporteur, of door de autoriteiten in het ontvangende land in geval van hulp voor het project, wordt geacht het voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn te aanvaarden.
33. Aanvaarding van gemeenschappelijke gedragslijnen
- a)
Het secretariaat deelt alle deelnemers na twintig kalenderdagen mee hoe het met het voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn staat. Heeft geen enkele deelnemer het voorstel afgewezen, maar hebben niet alle deelnemers het voorstel aanvaard, dan wordt het gedurende een tweede termijn van acht kalenderdagen als voorstel gehandhaafd.
- b)
Na deze verlenging wordt elke deelnemer die de voorgestelde gemeenschappelijke gedragslijn niet uitdrukkelijk heeft afgewezen, geacht deze te hebben aanvaard. Niettemin kan elke deelnemer, met inbegrip van de vragende deelnemer, zijn aanvaarding afhankelijk stellen van uitdrukkelijke aanvaarding door één of meer deelnemers.
- c)
Indien een deelnemer een of meer elementen van een gemeenschappelijke gedragslijn niet aanvaardt, aanvaardt hij impliciet alle andere elementen ervan. Een gedeeltelijke aanvaarding kan echter tot gevolg hebben dat andere deelnemers hun standpunt over de voorgestelde gemeenschappelijke gedragslijn wijzigen. Het staat alle deelnemers vrij voorwaarden aan te bieden of te matchen die niet door een gemeenschappelijke gedragslijn worden gedekt.
- d)
Een niet-aanvaarde gemeenschappelijke gedragslijn kan volgens de procedures van de artikelen 31 en 33 opnieuw in overweging worden genomen. De deelnemers zijn in een dergelijk geval niet aan hun oorspronkelijke besluit gebonden.
34. Geen overeenstemming over gemeenschappelijke gedragslijnen
Indien de initiatiefnemende deelnemer en een deelnemer die een wijziging of een alternatief heeft voorgesteld, binnen de verlengde termijn van acht kalenderdagen geen overeenstemming over de gemeenschappelijke gedragslijn bereiken, kan deze termijn met wederzijdse instemming weer worden verlengd. Het secretariaat stelt alle deelnemers van deze verlenging in kennis.
35. Inwerkingtreding van de gemeenschappelijke gedragslijn
Het secretariaat informeert alle deelnemers over de inwerkingtreding of afwijzing van de gemeenschappelijke gedragslijn; niet-afgewezen gemeenschappelijke gedragslijnen treden drie dagen na deze mededeling in werking. Het secretariaat verstrekt via het elektronische bulletinboard voortdurend bijgewerkte informatie over alle gemeenschappelijke gedragslijnen waarover overeenstemming is bereikt of waarover nog geen besluit is genomen.
36. Geldigheidsduur van gemeenschappelijke gedragslijnen
- a)
Een gemeenschappelijke gedragslijn waarover overeenstemming is bereikt, is vanaf de datum van inwerkingtreding twee jaar geldig, tenzij het secretariaat wordt meegedeeld dat de gedragslijn niet meer van belang is en alle deelnemers het hiermee eens zijn. De geldigheidsduur van een gemeenschappelijke gedragslijn wordt met twee jaar verlengd indien een deelnemer binnen 14 kalenderdagen na de oorspronkelijke vervaldatum een verlenging aanvraagt. Verdere verlengingen kunnen volgens dezelfde procedure worden toegestaan.
- b)
Het secretariaat houdt toezicht op de status van de gemeenschappelijke gedragslijnen en informeert de deelnemers hierover door de lijst ‘The Status of Valid Common Lines’ (de status van geldige gemeenschappelijke gedragslijnen) op het elektronische bulletinboard bij te werken. Dit betekent dat het secretariaat onder meer:
- —
nieuwe gemeenschappelijke gedragslijnen toevoegt zodra deze door de deelnemers zijn aanvaard;
- —
de vervaldata bijwerkt zodra een deelnemer om verlenging verzoekt;
- —
gemeenschappelijke gedragslijnen schrapt wanneer ze zijn vervallen;
- —
elk kwartaal een lijst doet verschijnen van gemeenschappelijke gedragslijnen die in het volgende kwartaal zullen vervallen.
37. Andere kennisgevingen
Met het oog op transparantie verstrekt iedere deelnemer, ter aanvulling op andere rapportageverplichtingen op transactieniveau, jaarlijks gegevens over zijn systeem voor de verlening van overheidssteun en over de wijze waarop deze sectorovereenkomst ten uitvoer wordt gelegd, waarbij tevens een overzicht van de van kracht zijnde regelingen wordt gegeven.
38. Evaluatie
- a)
De sectorovereenkomst wordt jaarlijks of op verzoek van een deelnemer in het kader van de werkgroep Scheepsbouw (WP6) van de Raad geëvalueerd. Van deze evaluatie wordt verslag uitgebracht aan de deelnemers aan de regeling.
- b)
Ter bevordering van de samenhang en consistentie van de regeling en deze sectorovereenkomst en met het oog op de aard van de scheepsbouwindustrie zien de deelnemers aan deze sectorovereenkomst en aan de regeling toe op passend overleg en passende coördinatie.
- c)
De deelnemers evalueren de minimumrentetarieven.
- —
De deelnemers evalueren op gezette tijden het systeem voor de vaststelling van de CIRR's om ervoor te zorgen dat de meegedeelde tarieven de marktvoorwaarden weerspiegelen en aan de doelstellingen beantwoorden waarvoor ze zijn vastgesteld. Deze evaluatie omvat ook de marge die moet worden toegevoegd wanneer deze rentetarieven worden toegepast.
- —
Een deelnemer kan bij de voorzitter van de deelnemers een met redenen omkleed verzoek om een buitengewone evaluatie indienen wanneer hij van oordeel is dat de CIRR's voor een of meer valuta's niet meer in overeenstemming zijn met de geldende marktvoorwaarden.
Aanhangsel I. Gegevens die bij kennisgevingen moeten worden verstrekt
De gegevens in de punten a) tot en met d) moeten bij alle kennisgevingen op grond van deze sectorovereenkomst worden verstrekt. Bij specifieke soorten kennisgevingen moeten, in voorkomend geval, bovendien de desbetreffende gegevens in punt e) worden verstrekt.
- a)Basisinformatie
- 1.
Kennisgevend land
- 2.
Datum van kennisgeving
- 3.
Kennisgevend(e) instelling/autoriteit/agentschap
- 4.
Exportkredietinstelling(en) die exportkredietsteun van de overheid verleent (verlenen)
- a.
Exportkredietinstelling die ondersteuning biedt op het gebied van verzekeringen/garanties
- b.
Exportkredietinstelling die financiële steun verstrekt
- 5.
Kennisgevingsnummer
- 6.
Identificatiecodes (intern)
- 7.
Referentienummer kredietlijn (indien van toepassing)
- 8.
Status (bv. origineel, herziening, vervanging)
- 9.
Herzieningsnummer (indien van toepassing)
- 10.
Artikel(en) van de sectorovereenkomst op grond waarvan kennisgeving plaatsvindt
- 11.
Referentienummer van de kennisgeving naar aanleiding waarvan matching plaatsvindt (indien van toepassing)
- 12.
Beschrijving van de gematchte steun (indien van toepassing)
- 13.
Land van bestemming
- b)Informatie over de afnemer/kredietnemer/garantiegever
- 14.
Naam van de afnemer
- 15.
Land van de afnemer
- 16.
Adres van de afnemer (indien bekend)
- 17.
Status van de afnemer
- 18.
Soort afnemer
- 19.
Naam van de kredietnemer (indien de kredietnemer niet de afnemer is)
- 20.
Land van de kredietnemer (indien de kredietnemer niet de afnemer is)
- 21.
Adres van de kredietnemer (indien de kredietnemer niet de afnemer is)
- 22.
Status van de kredietnemer (indien de kredietnemer niet de afnemer is)
- 23.
Soort kredietnemer (indien de kredietnemer niet de afnemer is)
- 24.
Naam van de garantiegever (indien van toepassing)
- 25.
Land van de garantiegever (indien van toepassing)
- 26.
Adres van de garantiegever (indien van toepassing)
- 27.
Status van de garantiegever (indien van toepassing)
- 28.
Soort garantiegever (indien van toepassing)
- c)Informatie over de geëxporteerde goederen en/of diensten en over het project
- 29.
Gedetailleerde beschrijving van de geëxporteerde producten en/of diensten
- 30.
Gedetailleerde beschrijving van het project (of de sector) waarvoor de uitvoer bestemd is
- 31.
Voorgestelde doelcode
- 32.
Plaats van het project (indien bekend)
- 33.
Uiterste inschrijvingsdatum (indien van toepassing)
- 34.
Vervaldatum van de kredietlijn (indien van toepassing)
- 35.
Waarde van het/de gesteunde contract(en), volgens de volgende schaal in miljoen SDR:
categorie
Van
Tot
I:
0
1
II:
1
2
III:
2
3
IV:
3
5
V:
5
7
VI:
7
10
VII:
10
20
VIII:
20
40
IX:
40
80
X:
80
120
XI:
120
160
XII:
160
200
XIII:
200
240
XIV:
240
280
XV:
280
(*1)
- 36.
Waarde van het/de gesteunde contract(en), feitelijk bedrag (in contractvaluta)
- 37.
Valuta van het/de contract(en)
- d)Financiële voorwaarden van de exportkredietsteun door de overheid
Voor transacties die meerdere tranches met verschillende financiële voorwaarden omvatten, moet de volgende informatie worden verstrekt met betrekking tot elke ondersteunde tranche:
- 38.
Kredietwaarde, SDR-schaal
- 39.
Kredietwaarde, feitelijk bedrag (facultatief in plaats van post 38)
- 40.
Kredietvaluta
- 41.
Contante betaling (% waarde exportcontract)
- 42.
Aanvangsdatum krediet, normaliter bij levering, bepaald overeenkomstig (onder verwijzing naar aanhangsel II, definitie j)
- 43.
Duur van de aflossingsperiode
- 44.
Duur van de aflossingsperiode — eenheden
- 45.
Basis van het rentetarief
- 46.
Rentetarief of marge boven de grondslag
- 47.
Opmerkingen, aantekeningen en/of toelichtingen met betrekking tot de in de punten a) tot en met d) verstrekte informatie
- e)Aanvullende gegevens voor kennisgevingen op grond van hoofdstuk II, artikel 10, punt e)
- 48.
aflossingsschema
- 49.
Aflossingsfrequentie (hoofdsom)
- 50.
Aflossingsfrequentie (rente)
- 51.
Eerste aflossing op de hoofdsom na aanvangsdatum krediet, normaliter bij levering
- 52.
Vóór aanvangsdatum krediet, normaliter bij levering, gekapitaliseerd rentebedrag
- 53.
Valuta gekapitaliseerde rente
- 54.
gewogen gemiddelde duur van de aflossingsperiode
- 55.
Percentage van de hoofdsom dat halverwege de kredietperiode is afgelost
- 56.
Reden waarom geen steun overeenkomstig standaardaflossingsstructuren wordt verleend
- 57.
Opmerkingen, aantekeningen en/of toelichtingen met betrekking tot de in punt e) verstrekte informatie
Aanhangsel II. Lijst van definities
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:
- a)
toezegging: elke verklaring, in welke vorm dan ook, waarmee aan het ontvangende land, de afnemer, de kredietnemer, de exporteur of de financiële instelling de bereidheid of het voornemen wordt bekendgemaakt overheidssteun te verlenen;
- b)
gemeenschappelijke gedragslijn: een overeenkomst tussen de deelnemers over specifieke financiële voorwaarden voor overheidssteun die geldt voor een bepaalde transactie of in bijzondere omstandigheden. De regels van een overeengekomen gemeenschappelijke gedragslijn hebben uitsluitend voor de in die gedragslijn omschreven transactie of omstandigheden voorrang op de regels van de overeenkomst;
- c)
waarde van het exportcontract: het totale bedrag dat door of namens de afnemer van de uitgevoerde goederen en/of diensten moet worden betaald, met uitsluiting van de hieronder gedefinieerde plaatselijke uitgaven; in geval van een leasecontract is het met de rente overeenkomende aandeel van de leasebetaling uitgesloten;
- d)
definitieve toezegging: bij een exportkrediettransactie (in de vorm van één enkele transactie of een kredietlijn) is er sprake van een definitieve toezegging wanneer de deelnemer zich tot specifieke en volledige financiële voorwaarden verbindt, hetzij door een wederzijdse overeenkomst, hetzij door een eenzijdige rechtshandeling;
- e)
rentesubsidie: een overeenkomst tussen een regering en banken of andere financiële instellingen die het verlenen van exportfinanciering tegen een vast tarief op of boven het CIRR mogelijk maakt;
- f)
kredietlijn: een kader voor exportkredieten, in welke vorm dan ook, voor een reeks transacties die al dan niet met een specifiek project verband houden;
- g)
plaatselijke uitgaven: uitgaven voor de levering van goederen en diensten in het land van de afnemer, noodzakelijk voor de uitvoering van het contract van de exporteur of de voltooiing van het project waarvan het contract van de exporteur een onderdeel vormt. Deze uitgaven omvatten niet de commissie die verschuldigd is aan de agent van de exporteur in het land van de afnemer;
- h)
zuivere dekking: door of namens een overheid verleende overheidssteun die zich beperkt tot de garantie of verzekering van een exportkrediet en waarbij m.a.w. geen overheidssteun in de vorm van financiering wordt verleend;
- i)
krediettermijn: de periode die ingaat bij de aanvangsdatum van het krediet, zoals gedefinieerd in dit aanhangsel, en eindigt op de contractdatum van de laatste aflossing van de hoofdsom;
- j)
aanvangsdatum van het krediet:
- 1)
onderdelen of componenten (intermediaire goederen) met inbegrip van de bijbehorende diensten: bij onderdelen of componenten valt de aanvangsdatum van het krediet niet later dan de feitelijke datum van de aanvaarding van de goederen of de gewogen gemiddelde datum van de aanvaarding van de goederen (met inbegrip van de diensten, indien van toepassing) door de afnemer, of voor diensten, de datum van de indiening van de facturen bij de klant of aanvaarding van de diensten door de klant;
- 2)
quasi-kapitaalgoederen, met inbegrip van de bijbehorende diensten — machines of installaties, meestal met een vrij lage eenheidswaarde, voor industrieel, productief of commercieel gebruik: bij quasi-kapitaalgoederen valt de aanvangsdatum van het krediet niet later dan de feitelijke datum van de aanvaarding van de goederen of de gewogen gemiddelde datum van de aanvaarding van de goederen door de afnemer; indien de exporteur verantwoordelijk is voor de inbedrijfstelling, is de uiterste aanvangsdatum de datum van inbedrijfstelling, of voor diensten de datum van de indiening van de facturen bij de klant of de aanvaarding van de diensten door de klant. Bij een dienstverleningsovereenkomst waarbij de leverancier verantwoordelijk is voor de inbedrijfstelling, is de uiterste aanvangsdatum de datum van inbedrijfstelling;
- 3)
kapitaalgoederen en projectdiensten — machines of installaties met een hoge waarde, voor industrieel, productief of commercieel gebruik:
- —
voor contracten inzake de verkoop van kapitaalgoederen bestaande uit afzonderlijke, als zodanig te gebruiken goederen, is de uiterste aanvangsdatum de feitelijke datum dan wel de gewogen gemiddelde datum waarop de afnemer de goederen fysiek in ontvangst neemt;
- —
voor contracten inzake de verkoop van kapitaalgoederen voor complete installaties of fabrieken waarbij de leverancier niet verantwoordelijk is voor de inbedrijfstelling, is de uiterste aanvangsdatum de datum waarop de afnemer de volledige, volgens het contract geleverde installatie (met uitzondering van reserveonderdelen) fysiek in ontvangst neemt;
- —
indien de exporteur verantwoordelijk is voor de inbedrijfstelling, is de uiterste aanvangsdatum de datum van inbedrijfstelling;
- —
voor diensten is de uiterste aanvangsdatum van het krediet de datum van de indiening van de facturen bij de klant of de aanvaarding van de diensten door de klant. Bij een dienstverleningsovereenkomst waarbij de leverancier verantwoordelijk is voor de inbedrijfstelling, is de uiterste aanvangsdatum de datum van inbedrijfstelling;
- 4)
complete installaties of fabrieken — complete productie-eenheden van hoge waarde waarvoor het gebruik van kapitaalgoederen is vereist:
- —
voor contracten inzake de verkoop van kapitaalgoederen voor complete installaties of fabrieken waarbij de leverancier niet verantwoordelijk is voor de inbedrijfstelling, is de uiterste aanvangsdatum de datum waarop de afnemer de volledige, volgens het contract geleverde installatie (met uitzondering van reserveonderdelen) fysiek in ontvangst neemt;
- —
voor bouwcontracten waarbij de aannemer niet verantwoordelijk is voor de inbedrijfstelling, is de uiterste aanvangsdatum de datum van voltooiing van de bouwwerkzaamheden;
- —
voor contracten waarbij de leverancier of aannemer contractueel verantwoordelijk is voor de inbedrijfstelling, is de uiterste aanvangsdatum de datum waarop de installatie of de bouwwerkzaamheden werden voltooid en met het oog op het gebruik werden getest. Dit geldt ongeacht het feit of de contractuele overdracht aan de afnemer op die datum geschiedt en ongeacht het feit of de leverancier of aannemer verplichtingen van langere duur heeft, bijvoorbeeld de garantie van de goede werking of voor de opleiding van plaatselijk personeel.
- —
Wanneer het contract de aparte uitvoering van afzonderlijke delen van een project inhoudt, is de uiterste aanvangsdatum de datum die geldt als aanvangsdatum voor ieder afzonderlijk deel, of de gemiddelde datum van deze aanvangsdata; wanneer het contract van de leverancier niet op het hele project doch op een belangrijk deel daarvan betrekking heeft, kan de aanvangsdatum de aanvangsdatum zijn voor het project in zijn geheel;
- —
voor diensten is de uiterste aanvangsdatum van het krediet de datum van de indiening van de facturen bij de klant of de aanvaarding van de diensten door de klant. Bij een dienstverleningsovereenkomst waarbij de leverancier verantwoordelijk is voor de inbedrijfstelling, is de uiterste aanvangsdatum de datum van inbedrijfstelling;
- k)
gewogen gemiddelde duur van de aflossingsperiode: de tijd die nodig is om de helft van de hoofdsom van een krediet af te lossen. Deze wordt berekend als de som van de tijd (in jaren) tussen de aanvangsdatum van het krediet, normaliter bij levering, en elke aflossing op de hoofdsom gewogen met het gedeelte van de hoofdsom dat op elke aflossingsdatum wordt afgelost.
Bijvoegsel: verbintenissen in verband met toekomstige werkzaamheden
De deelnemers aan deze sectorovereenkomst komen overeen:
- a)
een illustratieve lijst van scheepstypen op te stellen die algemeen als niet commercieel levensvatbaar worden beschouwd, daarbij rekening houdend met de in de regeling vervatte disciplines inzake gebonden hulp;
- b)
de bepalingen van de regeling inzake minimumpremiereferentiebedragen te herzien met het oog op de opneming ervan in deze sectorovereenkomst;
- c)
de opneming van andere disciplines inzake minimumrentetarieven, met inbegrip van speciale CIRR-rentetarieven en variabele rentetarieven, te bespreken, zulks met inachtneming van de ontwikkelingen in de internationale onderhandelingen op dat gebied;
- d)
de eventuele toepasselijkheid op deze sectorovereenkomst te bespreken van bepalingen van de regeling wat projectfinanciering aangaat;
- e)
te bespreken of:
- —
de datum van de eerste aflossing van de hoofdsom;
- —
het concept van de gewogen gemiddelde looptijd
kunnen worden gebruikt in samenhang met het in artikel 10 van deze sectorovereenkomst neergelegde aflossingsschema.
Voetnoten
Vermeld het aantal veelvouden van 40 miljoen SDR boven de 280 miljoen SDR, bijvoorbeeld 410 miljoen SDR wordt genoteerd als categorie XV + 3.