Einde inhoudsopgave
Regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten
Bijlage III Sectorovereenkomst inzake exportkredieten voor burgerlucgtvaartuigen
Geldend
Geldend vanaf 31-12-2023
- Bronpublicatie:
28-09-2023, PbEU L 2023, 2023/2738 (uitgifte: 11-12-2023, regelingnummer: 2023/2738)
- Inwerkingtreding
31-12-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-09-2023, PbEU L 2023, 2023/2738 (uitgifte: 11-12-2023, regelingnummer: 2023/2738)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Mededingingsrecht / Financiële transparantie
Deel 1. Algemene bepalingen
1. Doel
- a)
Het doel van deze sectorovereenkomst is een kader te creëren voor het voorspelbare, consequente en transparante gebruik van door de overheid gesteunde exportkredieten voor de verkoop of lease van luchtvaartuigen en andere goederen en diensten genoemd in artikel 4, punt a), hierna. De onderhavige sectorovereenkomst strekt ertoe gelijke voorwaarden voor deze exportkredieten te bewerkstelligen opdat niet zozeer de gunstigste door de overheid gesteunde financiële voorwaarden als wel prijs en kwaliteit van de uit te voeren goederen en diensten maatgevend zijn voor de concurrentie tussen exporteurs.
- b)
Deze sectorovereenkomst bevat de gunstigste voorwaarden waarop door de overheid gesteunde exportkredieten kunnen worden verleend.
- c)
Hiertoe tracht de onderhavige sectorovereenkomst evenwichtige verhoudingen tot stand te brengen die op alle markten:
- 1)
de concurrentie tussen de financiële voorwaarden van de deelnemers gelijktrekken;
- 2)
overheidssteun van de deelnemers neutraliseren als factor bij de keuze uit de in artikel 4, punt a), hieronder bedoelde concurrerende goederen en diensten, en
- 3)
vervalsing van de mededinging tussen de deelnemers aan deze sectorovereenkomst en andere financieringsbronnen voorkomen.
- d)
De deelnemers aan deze sectorovereenkomst (de deelnemers) erkennen dat de bepalingen van deze sectorovereenkomst enkel met het oog op deze sectorovereenkomst zijn opgesteld en geen afbreuk doen aan andere delen van de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten, (de regeling) en eventuele wijzigingen daarvan.
2. Status
Deze sectorovereenkomst is een ‘gentlemen's agreement’ tussen de deelnemers aan deze overeenkomst en vormt bijlage III bij de regeling; zij maakt integraal deel uit van de regeling en vervangt de sectorovereenkomst die in juli 2007 in werking is getreden.
3. Deelnemers
Aan de sectorovereenkomst wordt thans deelgenomen door: Australië, Brazilië, Canada, de Europese Unie, Japan, Korea, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Zwitserland. Een niet-deelnemer kan deelnemer worden overeenkomstig de in aanhangsel I vermelde procedures.
4. Toepassingsgebied
- a)
Deze sectorovereenkomst is van toepassing op alle door of namens een overheid verleende overheidssteun met een krediettermijn van ten minste twee jaar, voor de export van:
- 1)
nieuwe burgerluchtvaartuigen en daarin gemonteerde motoren, met inbegrip van door de koper aangeleverde uitrusting;
- 2)
gebruikte, geconverteerde en gerenoveerde burgerluchtvaartuigen met daarin gemonteerde motoren, telkens met inbegrip van door de koper aangeleverde uitrusting;
- 3)
reservemotoren;
- 4)
reserveonderdelen voor burgerluchtvaartuigen en motoren;
- 5)
onderhouds- en servicecontracten voor burgerluchtvaartuigen en -motoren;
- 6)
conversie, ingrijpende wijzigingen en renovatie van burgerluchtvaartuigen;
- 7)
motorkits.
- b)
Overheidssteun kan verschillende vormen aannemen:
- 1)
exportkredietgarantie of -verzekering (zuivere dekking);
- 2)
financieringssteun van de overheid:
- —
rechtstreekse kredieten/financiering en herfinanciering, of
- —
rentesubsidie;
- 3)
alle mogelijke combinaties van bovengenoemde steun.
- c)
Deze sectorovereenkomst is niet van toepassing op overheidssteun voor:
- 1)
de uitvoer van nieuwe of gebruikte militaire luchtvaartuigen en aanverwante goederen en diensten als genoemd in punt a), hierboven, mede wanneer deze voor militaire doeleinden worden gebruikt;
- 2)
nieuwe of gebruikte vluchtsimulators.
5. Informatieverstrekking aan niet-deelnemers
Een deelnemer antwoordt, op basis van wederkerigheid, op een verzoek dat een niet-deelnemer met wie hij zich in een concurrentiesituatie bevindt, tot hem richt over de door hem voor overheidssteun gestelde financiële voorwaarden, zoals hij op een verzoek van een deelnemer zou antwoorden.
6. Hulp
De deelnemers steunen geen hulp, behalve voor humanitaire doeleinden, via een gemeenschappelijke gedragslijn.
7. Maatregelen om verliezen te voorkomen of te beperken
Deze sectorovereenkomst belet de deelnemers eraan niet, nadat de exportkredietovereenkomst en de bijbehorende documenten reeds van kracht zijn geworden, minder strenge financiële voorwaarden overeen te komen dan die waarin deze sectorovereenkomst voorziet, indien daarmee uitsluitend wordt beoogd verliezen te voorkomen of te beperken die voortvloeien uit gebeurtenissen die tot wanbetaling of claims aanleiding kunnen geven. Een deelnemer doet alle andere deelnemers en het secretariaat van de OESO (het secretariaat) binnen 20 werkdagen na de overeenkomst van de deelnemer met de afnemer/kredietnemer, kennisgeving van de gewijzigde financiële voorwaarden. De kennisgeving bevat informatie, met inbegrip van de motivering, over de nieuwe financiële voorwaarden, waarbij gebruik wordt gemaakt van het in aanhangsel IV opgenomen rapportageformulier.
Deel 2. Nieuwe lucgtvaartuigen
Hoofdstuk I. Toepassingsgebied
8. Nieuwe luchtvaartuigen
- a)
Voor de toepassing van deze sectorovereenkomst wordt onder een nieuw luchtvaartuig verstaan:
- 1)
een luchtvaartuig, inclusief de door de koper geleverde uitrustingen en de daarin gemonteerde motoren waarvan de constructeur nog eigenaar is en dat niet eerder is geleverd of gebruikt voor het beoogde doel ervan, namelijk het vervoer van passagiers en/of vracht, en
- 2)
reservemotoren en -onderdelen die geacht worden deel uit te maken van de oorspronkelijke order voor het luchtvaartuig in overeenstemming met artikel 20, punt a), hierna.
- b)
Onverminderd het bepaalde in punt a) kan een deelnemer voorwaarden steunen die passend zijn voor nieuwe luchtvaartuigen, voor transacties waarvoor, met medeweten van deze deelnemer, voorlopige financieringsregelingen zijn getroffen omdat de overheidssteun vertraging had opgelopen; deze vertraging mag niet langer duren dan 18 maanden. In dergelijke gevallen zijn de krediettermijn en de datum van de laatste aflossing dezelfde als wanneer voor de verkoop of de lease van het luchtvaartuig overheidssteun zou zijn verleend vanaf de oorspronkelijke leveringsdatum van het luchtvaartuig.
Hoofdstuk II. Financiële voorwaarden
De financiële voorwaarden voor exportkredieten behelzen alle in dit hoofdstuk opgenomen bepalingen, die in onderlinge samenhang moeten worden gelezen.
9. In aanmerking komende valuta's
De valuta's die voor financieringssteun van de overheid in aanmerking komen, zijn de euro, de Japanse yen, het Britse pond sterling, de Amerikaanse dollar en andere volledig converteerbare valuta's waarvoor gegevens beschikbaar zijn voor de vaststelling van de in aanhangsel III vermelde minimumrentetarieven.
10. Aanbetalingen en maximale overheidssteun
- a)
Voor transacties met afnemers/kredietnemers die zijn ingedeeld in risicocategorie 1 (volgens tabel 1 van aanhangsel II):
- 1)
eisen de deelnemers voorafgaand aan of op de aanvangsdatum van het krediet een minimumaanbetaling van ten minste 20 % van de nettoprijs van het luchtvaartuig;
- 2)
verlenen de deelnemers overheidssteun tot ten hoogste 80 % van de nettoprijs van het luchtvaartuig.
- b)
Voor transacties met afnemers/kredietnemers die zijn ingedeeld in een van de risicocategorieën 2 tot en met 8 (volgens tabel 1 van aanhangsel II):
- 1)
eisen de deelnemers voorafgaand aan of op de aanvangsdatum van het krediet een minimumaanbetaling van ten minste 15 % van de nettoprijs van het luchtvaartuig;
- 2)
verlenen de deelnemers overheidssteun tot ten hoogste 85 % van de nettoprijs van het luchtvaartuig.
- c)
Een deelnemer die artikel 8, punt b), hierboven toepast, vermindert het maximumbedrag aan overheidssteun met het bedrag van de aflossingen van de hoofdsom die verschuldigd zijn sinds de aanvangsdatum van het krediet, om te waarborgen dat op het tijdstip van uitboeking het uitstaande bedrag hetzelfde is als wanneer een door de overheid gesteund exportkrediet op het tijdstip van de levering zou worden verstrekt. In deze omstandigheden moet de deelnemer voorafgaand aan de levering een aanvraag voor overheidssteun hebben ontvangen.
11. Minimumpremietarieven
- a)
De deelnemers die overheidssteun verlenen, brengen voor het door de overheid gesteunde kredietbedrag niet minder dan het in aanhangsel II omschreven minimumpremietarief in rekening.
- b)
De deelnemers gebruiken indien nodig het overeengekomen premietariefomrekeningsmodel voor de omrekening tussen de marges per jaar die worden berekend op basis van het uitstaande bedrag aan overheidssteun en de verschillende premietarieven bij aanvang die worden berekend op basis van het oorspronkelijke bedrag aan overheidssteun.
12. Maximale krediettermijn
- a)
De maximale krediettermijn bedraagt twaalf jaar voor alle nieuwe luchtvaartuigen.
- b)
Bij wijze van uitzondering, en met voorafgaande kennisgeving, wordt een maximale krediettermijn van 15 jaar toegestaan. In dit geval is een toeslag van 35 % op de minimumpremietarieven, berekend overeenkomstig aanhangsel II, van toepassing.
- c)
De krediettermijn van een door de overheid gesteund exportkrediet wordt niet verlengd door rechten met betrekking tot de zekerheid op gelijke voet met commerciële financiers te delen.
13. Aflossing van de hoofdsom en rentebetaling
- a)
De deelnemers passen voor de aflossing van de hoofdsom en de rentebetaling een van de in punt 1) en punt 2) hieronder vermelde schema's toe (1):
- 1)
de aflossing van het bedrag van hoofdsom en rente samen vindt in gelijke termijnen plaats:
- —
de termijnen worden ten minste om de drie maanden betaald, te beginnen uiterlijk drie maanden na de aanvangsdatum van het krediet;
- —
als alternatief kunnen de termijnen, mits vooraf kennisgeving wordt gedaan (tenzij het een de-minimistransactie betreft), elke zes maanden worden betaald, te beginnen uiterlijk zes maanden na de aanvangsdatum van het krediet. In dit geval is een toeslag van 15 % op de minimumpremietarieven, berekend overeenkomstig aanhangsel II, van toepassing.
- —
bij transacties met een variabele rente wordt het schema voor de aflossing van de hoofdsom voor de volledige terugbetalingstermijn bepaald, en wel niet meer dan vijf werkdagen vóór de uitboekingsdatum op basis van de variabele of swaprente op dat tijdstip;
- 2)
de aflossing van de hoofdsom vindt in gelijke termijnen plaats, en de rente is over het afnemende bedrag van de restschuld verschuldigd:
- —
de termijnen worden ten minste om de drie maanden betaald, te beginnen uiterlijk drie maanden na de aanvangsdatum van het krediet;
- —
als alternatief kunnen de termijnen, mits vooraf kennisgeving wordt gedaan (tenzij het een de-minimistransactie betreft), elke zes maanden worden betaald, te beginnen uiterlijk zes maanden na de aanvangsdatum van het krediet. In dit geval is een toeslag van 15 % op de minimumpremietarieven, berekend overeenkomstig aanhangsel II, van toepassing.
- b)
In afwijking van punt a) hierboven kan de terugbetaling van de hoofdsom, mits vooraf kennisgeving wordt gedaan, zodanig worden gestructureerd dat een eindaflossing van alle uitstaande bedragen op een bepaalde datum wordt overeengekomen. In dat geval worden aflossingen van de hoofdsom vóór de eindaflossing gestructureerd als beschreven in punt a) hierboven, op basis van een aflossingsperiode die niet langer is dan de maximumkrediettermijn die voor de goederen en diensten waarvoor steun wordt verleend, is toegekend.
- c)
In afwijking van punt a) hierboven kan de aflossing van de hoofdsom met voor de kredietnemer minder gunstige voorwaarden worden gestructureerd.
- d)
Na de aanvangsdatum van het krediet wordt de verschuldigde rente niet gekapitaliseerd.
14. Minimumrentetarieven
- a)
De deelnemers die overheidsfinancieringssteun verstrekken, passen hetzij een variabel minimumrentetarief, hetzij een vast minimumrentetarief toe, in overeenstemming met de bepalingen van aanhangsel III.
- b)
Voor straalvliegtuigen met een nettoprijs van ten minste 35 miljoen USD wordt alleen in uitzonderlijke omstandigheden financieringssteun van de overheid op CIRR-basis verleend. Een deelnemer die voornemens is zulke steun te verstrekken, geeft daarvan alle andere deelnemers ten minste twintig kalenderdagen vóór de definitieve toezegging kennis, onder vermelding van de kredietnemer.
- c)
De rente omvat geen betalingen uit hoofde van de in artikel 11 hierboven bedoelde premies en evenmin de in artikel 16 hieronder bedoelde vergoedingen.
15. Rentesubsidie
De deelnemers die rentesubsidie verlenen moeten voldoen aan de financiële voorwaarden van deze sectorovereenkomst; zij verlangen van banken of andere financiële instellingen die partij zijn bij de transactie waarvoor rentesubsidie wordt verleend, dat zij aan die transactie enkel deelnemen op voorwaarden die in alle opzichten met de financiële voorwaarden van de sectorovereenkomst in overeenstemming zijn.
16. Vergoedingen
- a)
Binnen de grenzen van de premievaste periode berekenen de deelnemers die overheidssteun in de vorm van zuivere dekking verlenen, een vergoeding voor de handhaving van de premie over het niet-uitgeboekte gedeelte van de overheidssteun gedurende de premievaste periode, en wel als volgt:
- 1)
voor de eerste zes maanden van de premievaste periode: nul basispunten per jaar;
- 2)
voor de zevende tot en met de twaalfde maand van de premievaste periode: 12,5 basispunten per jaar.
- 3)
voor de dertiende tot en met de achttiende maand van de premievaste periode: 25 basispunten per jaar.
- b)
De deelnemers die overheidssteun in de vorm van rechtstreeks krediet/rechtstreekse financiering verstrekken, brengen de volgende vergoedingen in rekening:
- 1)
dossierkosten/structureringskosten: 25 basispunten op het uitgeboekte bedrag, betaalbaar bij elke uitboeking;
- 2)
een bereidstellingsvergoeding en een vergoeding voor premiehandhaving: 20 basispunten per jaar over het niet-uitgeboekte gedeelte van het door de overheid gesteunde uit te boeken exportkrediet, in de premievaste periode, betaalbaar na ommekomst van de termijnen;
- 3)
een beheersvergoeding: vijf basispunten per jaar over het uitstaande bedrag aan overheidssteun, te betalen na ommekomst van de termijnen. Als alternatief kunnen de deelnemers bepalen dat deze vergoeding overeenkomstig artikel 11, punt b), hierboven bij aanvang verschuldigd is over het uitgeboekte bedrag en op het tijdstip van elke uitboeking.
17. Cofinanciering
Bij cofinanciering waarbij overheidssteun in de vorm van rechtstreeks krediet en zuivere dekking wordt verleend, en de zuivere dekking ten minste 35 % van het door de overheid gesteunde bedrag vertegenwoordigt, worden door de deelnemer die het rechtstreekse krediet verleent, in afwijking van de artikelen 14 en 16 hierboven, dezelfde financiële voorwaarden, met inbegrip van vergoedingen, toegepast als door de financiële instelling uit hoofde van de zuivere dekking, opdat de totale kosten van de verstrekker van de zuivere dekking en die van de rechtstreekse kredietverstrekker gelijkwaardig zijn. In die situatie geeft de deelnemer die deze steun verstrekt, in overeenstemming met het in aanhangsel IV opgenomen rapportageformulier kennis van de aangeboden financiële voorwaarden, met inbegrip van de vergoedingen.
Deel 3. Gebruikte luchtvaartuigen, reservemotoren, reserveonderdelen, onderhouds- en servicecontracten
Hoofdstuk I. Toepassingsgebied
18. Gebruikte luchtvaartuigen en andere goederen en diensten
Dit deel van de sectorovereenkomst is van toepassing op gebruikte luchtvaartuigen en op reservemotoren, reserveonderdelen, conversie (ombouw), ingrijpende wijzigingen, renovatie, onderhouds- en servicecontracten met betrekking tot zowel nieuwe als gebruikte luchtvaartuigen en motorkits.
Hoofdstuk II. Financiële voorwaarden
De toe te passen financiële voorwaarden, met uitzondering van de maximale krediettermijn, moeten in overeenstemming met deel 2 van deze sectorovereenkomst zijn.
19. Verkoop van gebruikte luchtvaartuigen
- a)
Onverminderd het in punt b) bepaalde, wordt de maximale krediettermijn voor gebruikte luchtvaartuigen bepaald in overeenstemming met de ouderdom van het luchtvaartuig, zoals in de tabel hieronder weergegeven:
Ouderdom van het luchtvaartuig (jaren sinds de oorspronkelijke productiedatum)
Maximale krediettermijnen voor transacties waarvoor zakelijke zekerheid is gesteld of waarvoor de overheid zekerheid heeft gesteld (jaren)
Maximale krediettermijnen voor transacties waarvoor geen zakelijke zekerheid is gesteld en waarvoor de overheid evenmin zekerheid heeft gesteld (jaren)
1
10
8,5
2
9
7,5
3
8
6,5
4
7
6
5 tot 8
6
5,5
Meer dan 8
5
5
- b)
De maximale krediettermijn voor geconverteerde luchtvaartuigen wordt — mits de transactie voldoet aan alle vereisten van artikel 19 van aanhangsel II en eventuele voor die conversie verstrekte overheidssteun niet is verstrekt in overeenstemming met artikel 21, punt a), hieronder — bepaald in overeenstemming met de sinds de conversiedatum verstreken tijd en de ouderdom van het luchtvaartuig, zoals weergegeven in onderstaande tabel:
Maximale krediettermijnen voor geconverteerde luchtvaartuigen waarvoor zakelijke zekerheid is gesteld (jaren) Tijdvak sinds de conversiedatum (jaren)
Ouderdom van het luchtvaartuig (jaren sinds de oorspronkelijke productiedatum)
1
2
3
4
5 tot 8
Meer dan 8
0 (pas geconverteerd)
10
9
8
8
8
8
1
10
9
8
7
7
7
2
-
9
8
7
6
6
3 of meer
-
-
8
7
6
5
20. Reservemotoren en reserveonderdelen
- a)
Wanneer reservemotoren worden aangekocht of besteld in verband met de motoren die in een nieuw luchtvaartuig moeten worden gemonteerd, kan de overheidssteun voor de reservemotoren op dezelfde voorwaarden als voor het luchtvaartuig worden verstrekt.
- b)
Wanneer reserveonderdelen samen met een nieuw luchtvaartuig worden gekocht, kan de overheidssteun voor de reserveonderdelen op dezelfde voorwaarden als voor het luchtvaartuig worden verstrekt, tot maximaal 5 % van de nettoprijs van het nieuwe luchtvaartuig en de daarin gemonteerde motoren; bij overschrijding van die 5 %-grens is hetgeen hieronder bij punt d) wordt vermeld, van toepassing op de overheidssteun voor de reserveonderdelen.
- c)
Wanneer reservemotoren niet samen met een nieuw luchtvaartuig worden gekocht, bedraagt de maximale krediettermijn acht jaar. Voor reservemotoren met een waarde per eenheid van 10 miljoen USD of meer mag de krediettermijn worden verhoogd tot tien jaar, mits de transactie voldoet aan alle vereisten van artikel 19 van aanhangsel II.
- d)
Wanneer andere reserveonderdelen niet met een nieuw luchtvaartuig worden gekocht, bedraagt de maximale krediettermijn:
- 1)
vijf jaar bij een contractwaarde van 5 miljoen USD of meer;
- 2)
twee jaar bij een contractwaarde van minder dan 5 miljoen USD.
21. Contracten voor conversie, ingrijpende wijzigingen en renovatie
- a)
Als een transactie voor conversie:
- 1)
een kredietwaarde heeft van 5 miljoen USD of meer, en
- —
voldoet aan alle vereisten van artikel 19 van aanhangsel II, dan kan een deelnemer overheidssteun met een krediettermijn van ten hoogste acht jaar aanbieden;
- —
niet voldoet aan alle vereisten van artikel 19 van aanhangsel II, dan kan een deelnemer overheidssteun met een krediettermijn van ten hoogste vijf jaar aanbieden;
- 2)
een kredietwaarde heeft van minder dan 5 miljoen USD, dan kan een deelnemer overheidssteun met een krediettermijn van ten hoogste twee jaar aanbieden.
- b)
Als een transactie betrekking heeft op een ingrijpende wijziging of renovatie, dan kan een deelnemer overheidssteun aanbieden met een krediettermijn van ten hoogste:
- 1)
vijf jaar bij een contractwaarde van 5 miljoen USD of meer;
- 2)
twee jaar bij een contractwaarde van minder dan 5 miljoen USD.
22. Onderhouds- en servicecontracten
De deelnemers kunnen overheidssteun met een krediettermijn van ten hoogste drie jaar aanbieden.
23. Motorkits
De deelnemers kunnen overheidssteun met een krediettermijn van ten hoogste vijf jaar aanbieden.
Deel 4. Transparantieprocedures
Alle uitwisseling van gegevens tussen de aangewezen contactpunten in elk deelnemend land vindt plaats via middelen voor onmiddellijke communicatie, bijvoorbeeld het e-mailsysteem dat door het secretariaat wordt onderhouden om de communicatie tussen de deelnemers en het secretariaat te vergemakkelijken. Tenzij anders is overeengekomen, wordt alle informatie die in het kader van dit deel van de sectorovereenkomst wordt uitgewisseld, door alle deelnemers als vertrouwelijk behandeld.
Afdeling 1. Eisen inzake informatieverstrekking
24. Inlichtingen inzake overheidssteun
- a)
Binnen een maand na de datum van een definitieve toezegging verstrekt een deelnemer de ingevolge aanhangsel IV vereiste informatie aan alle andere deelnemers, en stuurt hij een kopie aan het secretariaat.
- b)
Met het oog op de vaststelling van de margebenchmark overeenkomstig artikel 8, punt b), van aanhangsel III, wordt informatie over zuivere dekkingsmarges, zoals aangegeven in artikel 8, punten c) en d), van aanhangsel III, uiterlijk vijf dagen na het einde van elke maand bij het secretariaat ingediend.
Afdeling 2. Uitwisseling van informatie
25. Verzoeken om inlichtingen
- a)
Een deelnemer kan een andere deelnemer vragen om inlichtingen over het gebruik van zijn door de overheid gesteunde exportkredieten voor de verkoop of lease van luchtvaartuigen waarop deze sectorovereenkomst van toepassing is.
- b)
Een deelnemer die een aanvraag om overheidssteun heeft ontvangen, kan een andere deelnemer om inlichtingen verzoeken en daarbij de gunstigste kredietvoorwaarden vermelden die hijzelf bereid zou zijn te steunen.
- c)
De deelnemer die een dergelijk verzoek om inlichtingen ontvangt, antwoordt binnen zeven kalenderdagen zo uitvoerig mogelijk. De deelnemer geeft in zijn antwoord zo nauwkeurig mogelijk aan welk besluit hij waarschijnlijk zal nemen. Indien nodig volgt het volledige antwoord zo spoedig mogelijk.
- d)
Een kopie van alle verzoeken en antwoorden wordt aan het secretariaat toegezonden.
26. Rechtstreeks overleg
- a)
In een concurrentiesituatie kan een deelnemer om rechtstreeks overleg met een of meer deelnemers verzoeken.
- b)
Deelnemers stemmen binnen tien werkdagen met dergelijke verzoeken in.
- c)
Het overleg vindt zo spoedig mogelijk na het verstrijken van de termijn van tien werkdagen plaats.
- d)
De voorzitter van de deelnemers werkt samen met het secretariaat aan alle eventueel nodige follow-upmaatregelen. Het secretariaat maakt het resultaat van het overleg zo spoedig mogelijk aan alle deelnemers bekend.
27. Bijzonder overleg
- a)
Heeft een deelnemer (de vragende deelnemer) redelijke gronden om aan te nemen dat een andere deelnemer (de antwoordende deelnemer) gunstigere voorwaarden biedt dan die waarin deze sectorovereenkomst voorziet, dan stelt hij het secretariaat hiervan in kennis; het secretariaat stelt deze informatie onmiddellijk aan de antwoordende deelnemer ter beschikking.
- b)
Binnen vijf werkdagen na de beschikbaarstelling van de informatie door het secretariaat licht de antwoordende deelnemer de betrokken financiële voorwaarden van de overheidssteun toe.
- c)
Na de toelichting van de antwoordende deelnemer kan de vragende deelnemer verzoeken dat het secretariaat binnen vijf werkdagen een bijzonder overleg met de antwoordende deelnemer organiseert om de aangelegenheid te bespreken.
- d)
De antwoordende deelnemer wacht op de uitkomst van het overleg, die wordt vastgesteld op de dag van dit overleg, alvorens met de transactie verder te gaan.
Afdeling 3. Gemeenscgappelijke gedragslijnen
28. Procedures en vorm van gemeenschappelijke gedragslijnen
- a)
Voorstellen voor een gemeenschappelijke gedragslijn worden uitsluitend bij het secretariaat ingediend. De identiteit van de initiatiefnemer wordt niet bekendgemaakt in het Register van gemeenschappelijke gedragslijnen op het elektronische bulletinboard dat door het secretariaat op de netwerkomgeving van de OESO wordt onderhouden. Het secretariaat mag de identiteit van de initiatiefnemer echter desgevraagd wel mondeling aan een deelnemer bekendmaken. Het secretariaat houdt een register van deze verzoeken bij.
- b)
Het voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn wordt gedateerd en wordt opgesteld in de volgende vorm:
- 1)
referentienummer, gevolgd door de woorden ‘Common Line’;
- 2)
naam van het land van invoer en van de afnemer/kredietnemer;
- 3)
benaming van de transactie of zodanig nauwkeurige omschrijving van de transactie dat deze duidelijk geïdentificeerd kan worden;
- 4)
voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn voor de gunstigste te steunen voorwaarden;
- 5)
nationaliteit en naam van de bekende concurrerende aanbieders;
- 6)
sluitingsdatum voor het indienen van een offerte en, voor zover bekend, aanbestedingsnummer;
- 7)
overige relevante gegevens, met inbegrip van de redenen voor het voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn en, in voorkomend geval, van bijzondere omstandigheden.
29. Antwoorden op voorstellen voor gemeenschappelijke gedragslijnen
- a)
Antwoorden moeten binnen 20 kalenderdagen worden toegezonden. De deelnemers wordt echter verzocht zo spoedig mogelijk op een voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn te reageren.
- b)
Een reactie kan bestaan in aanvaarding, afwijzing, een verzoek om nadere informatie, een voorstel tot wijziging van de gemeenschappelijke gedragslijn, dan wel een tegenvoorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn.
- c)
Zwijgt een deelnemer of laat hij weten geen standpunt in te nemen, dan wordt hij geacht het voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn te hebben aanvaard.
30. Aanvaarding van gemeenschappelijke gedragslijnen
- a)
Het secretariaat deelt alle deelnemers na twintig kalenderdagen mee hoe het met het voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn staat. Heeft geen enkele deelnemer het voorstel afgewezen, maar hebben niet alle deelnemers het voorstel aanvaard, dan wordt het gedurende een tweede termijn van acht kalenderdagen als voorstel gehandhaafd.
- b)
Na deze verlenging wordt elke deelnemer die de voorgestelde gemeenschappelijke gedragslijn niet uitdrukkelijk heeft afgewezen, geacht deze te hebben aanvaard. Niettemin kan elke deelnemer, met inbegrip van de vragende deelnemer, zijn aanvaarding afhankelijk stellen van uitdrukkelijke aanvaarding door één of meer deelnemers.
- c)
Indien een deelnemer een of meer elementen van een gemeenschappelijke gedragslijn niet aanvaardt, aanvaardt hij impliciet alle andere elementen ervan.
31. Geen overeenstemming over gemeenschappelijke gedragslijnen
- a)
Indien de vragende deelnemer en een deelnemer die een wijziging of een alternatief heeft voorgesteld, binnen de in artikel 30 hierboven genoemde aanvullende termijn van acht kalenderdagen geen overeenstemming over een gemeenschappelijke gedragslijn bereiken, kan deze termijn met wederzijdse instemming worden verlengd. Het secretariaat stelt alle deelnemers van deze verlenging in kennis.
- b)
Een niet-aanvaarde gemeenschappelijke gedragslijn kan volgens de procedures van de artikelen 28, 29 en 30 hierboven opnieuw in overweging worden genomen. De deelnemers zijn in een dergelijk geval niet aan hun oorspronkelijke besluit gebonden.
32. Inwerkingtreding van de gemeenschappelijke gedragslijn
Het secretariaat informeert alle deelnemers over de inwerkingtreding of afwijzing van de gemeenschappelijke gedragslijn; de overeengekomen gemeenschappelijke gedragslijn treedt drie dagen na deze mededeling in werking.
33. Geldigheidsduur van gemeenschappelijke gedragslijnen
- a)
Tenzij anders is overeengekomen, is een gemeenschappelijke gedragslijn waarover overeenstemming is bereikt, vanaf de datum van inwerkingtreding twee jaar geldig, tenzij het secretariaat wordt meegedeeld dat de gedragslijn niet meer van belang is en alle deelnemers het hiermee eens zijn.
- b)
Indien een deelnemer binnen 14 kalenderdagen vóór de oorspronkelijke vervaldatum en zonder dat hiertegen wordt opgekomen, een verlenging van een gemeenschappelijke gedragslijn aanvraagt, blijft deze nog eens twee jaar geldig; verdere verlengingen kunnen volgens dezelfde procedure worden toegestaan.
- c)
Het secretariaat houdt toezicht op de status van de gemeenschappelijke gedragslijnen en informeert de deelnemers hierover door de lijst ‘The Status of Valid Common Lines’ (de status van geldige gemeenschappelijke gedragslijnen) op het elektronische bulletinboard bij te werken. In overeenstemming hiermee stelt het secretariaat onder meer elk kwartaal een lijst op van gemeenschappelijke gedragslijnen die in het volgende kwartaal komen te vervallen.
- d)
Indien een niet-deelnemer die concurrerende luchtvaartuigen produceert daarom verzoekt, stelt het secretariaat geldige gemeenschappelijke gedragslijnen aan die niet-deelnemer ter beschikking.
Afdeling 4. Matcging
34. Matching
- a)
Met inachtneming van zijn internationale verplichtingen kan een deelnemer de door een niet-deelnemer aangeboden financiële voorwaarden voor overheidssteun matchen.
- b)
In geval van matching van door een niet-deelnemer aangeboden niet-conforme voorwaarden:
- 1)
stelt de matchende deelnemer alles in het werk om die voorwaarden te verifiëren;
- 2)
stelt de matchende deelnemer uiterlijk tien kalenderdagen alvorens een toezegging te doen, het secretariaat en alle andere deelnemers op de hoogte van de aard en de resultaten van deze inspanningen, alsmede van de voorwaarden die hij voornemens is te steunen;
- 3)
wacht de matchende deelnemer, wanneer een concurrerende deelnemer in die periode van tien kalenderdagen om een bespreking verzoekt, nog eens tien kalenderdagen alvorens een toezegging op die voorwaarden te doen.
- c)
Indien de matchende deelnemer de aangemelde voorwaarden niet meer of op andere wijze wenst te steunen, deelt hij dit onmiddellijk aan alle andere deelnemers mee.
Deel 5. Toezicgt en evaluatie
35. Toezicht
Het secretariaat ziet toe op de uitvoering van deze sectorovereenkomst en brengt verslag uit aan de deelnemers op jaarbasis.
36. Evaluatie
De deelnemers evalueren de procedures en bepalingen van deze sectorovereenkomst aan de hand van de criteria en op de tijdstippen die in de punten a) en b) hieronder zijn vermeld.
- a)
De deelnemers evalueren deze sectorovereenkomst als volgt:
- 1)
in kalenderjaar 2019 en daarna om de vier jaar, waarbij telkens drie maanden vooraf kennis wordt gegeven door het secretariaat;
- 2)
op verzoek van een deelnemer en na passend overleg, mits door het secretariaat drie maanden vooraf kennis is gegeven en de verzoekende deelnemer een schriftelijke toelichting verstrekt van de reden voor en doelstellingen van de evaluatie, alsmede een samenvatting van het overleg dat aan zijn verzoek vooraf is gegaan;
- 3)
de wijzen van bijwerking van minimumpremietarieven en minimumrentetarieven staan beschreven in aanhangsel II, respectievelijk aanhangsel III;
- 4)
de in artikel 16 beschreven vergoedingen worden eveneens geëvalueerd.
- b)
Bij de in punt a), 1), hierboven beschreven evaluatie komt het volgende aan de orde:
- 1)
in hoeverre de doelstellingen van deze sectorovereenkomst, vermeld in artikel 1 hierboven, zijn verwezenlijkt, alsmede elke andere aangelegenheid die een deelnemer eventueel zou willen bespreken;
- 2)
of, gelet op de in b), punt 1, hierboven vermelde elementen, wijzigingen van afzonderlijke aspecten van deze sectorovereenkomst gerechtvaardigd zijn.
- c)
Elke deelnemer erkent het belang van het evaluatieproces en behoudt zich, om te waarborgen dat de voorwaarden van deze sectorovereenkomst aan de behoeften van de deelnemers blijven beantwoorden, het recht voor om overeenkomstig artikel 40 hieronder uit deze sectorovereenkomst te treden.
37. Toekomstige werkzaamheden
Aandacht moet worden besteed aan:
- a)
onderzoek van de praktijken van de deelnemers inzake het verlenen van overheidssteun vóór de aanvangsdatum van het krediet;
- b)
de bepalingen die op indirecte leningen van toepassing zijn;
- c)
een verlenging van de maximale krediettermijnen uit hoofde van artikel 19 voor gebruikte luchtvaartuigen die vóór de verkoop ervan aanzienlijk zijn gerenoveerd;
- d)
een verlenging van de maximale krediettermijnen uit hoofde van artikel 21 voor contracten met een grotere waarde;
- e)
de bepalingen die op ‘renovatie’ (artikel 21) en ‘service’ (artikel 22) van toepassing zijn;
- f)
de procedure ter bepaling of er reden is om steun te verlenen van de overeenkomst van Kaapstad;
- g)
de definitie van de ‘belanghebbende deelnemer’.
Deel 6. Slotbepalingen
38. Inwerkingtreding
Deze sectorovereenkomst treedt in werking op 1 februari 2011.
39. Uittreding
Een deelnemer kan uit deze sectorovereenkomst treden door het secretariaat schriftelijk te berichten via onmiddellijke communicatie, bv. e-mail. De uittreding treedt zes maanden na ontvangst van de kennisgeving door het secretariaat in werking. De uittreding laat de overeenkomsten met betrekking tot vóór de uittredingsdatum aangegane individuele transacties onverlet.
Aanhangsel I. Deelname aan de sectorovereenkomst inzake lucgtvaartuigen
- 1.
De deelnemers moedigen niet-deelnemers die een productiecapaciteit voor burgerluchtvaartuigen ontwikkelen aan, de regels van deze sectorovereenkomst toe te passen. In deze context nodigen de deelnemers niet-deelnemers uit om met hen een dialoog over de voorwaarden voor toetreding tot de ASU aan te gaan.
- 2.
Het secretariaat zorgt ervoor dat een in deelname aan deze sectorovereenkomst geïnteresseerde niet-deelnemer de volledige informatie over de voorwaarden voor toetreding tot deze sectorovereenkomst ontvangt.
- 3.
De niet-deelnemer wordt vervolgens door de deelnemers verzocht om aan de activiteiten in het kader van deze sectorovereenkomst deel te nemen en als waarnemer bij de relevante vergaderingen aanwezig te zijn. Een dergelijke uitnodiging geldt voor een periode van ten hoogste twee jaar en kan eenmaal met een periode van nog eens twee jaar worden verlengd. In deze periode wordt de niet-deelnemer verzocht een analyse van zijn exportkredietstelsel te verstrekken, met name wat de export van burgerluchtvaartuigen betreft.
- 4.
Aan het einde van deze periode laat de niet-deelnemer weten of hij tot deze sectorovereenkomst wil toetreden en de regels ervan wil toepassen; ingeval van een dergelijke bevestiging draagt de niet-deelnemer jaarlijks bij in de met de tenuitvoerlegging van deze sectorovereenkomst verband houdende kosten.
- 5.
De belangstellende niet-deelnemer wordt vanaf 30 werkdagen na de in artikel 4 van dit aanhangsel bedoelde bevestiging als deelnemer aangemerkt.
Aanhangsel II. Minimumpremietarieven
Dit aanhangsel beschrijft de procedures die moeten worden gevolgd om te bepalen welk tarief voor overheidssteun voor een onder deze sectorovereenkomst vallende transactie in rekening wordt gebracht. Afdeling 1 beschrijft de procedures voor risico-indeling; afdeling 2 beschrijft de in rekening te brengen minimumpremietarieven voor nieuwe en gebruikte luchtvaartuigen, en afdeling 3 die voor reservemotoren, reserveonderdelen, conversie/ingrijpende wijzigingen/renovatie, onderhouds- en servicecontracten en motorkits.
Afdeling 1. Procedures voor risico-indeling
- 1.
De deelnemers hebben overeenstemming bereikt over een lijst van risico-indelingen (‘de lijst’) voor afnemers/kredietnemers; deze risico-indeling weerspiegelt de rating van eersterangs ongedekte kredieten van afnemers/kredietnemers, waarbij gebruik wordt gemaakt van een gemeenschappelijke ratingschaal die met die van één van de kredietratingbureaus (credit rating agencies — CRA's) vergelijkbaar is.
- 2.
De risico-indelingen worden door deskundigen die door de deelnemers zijn benoemd, opgesteld aan de hand van de in tabel 1 van dit aanhangsel weergegeven risicocategorieën.
- 3.
Onverminderd het in artikel 15 van dit aanhangsel bepaalde is de lijst is in elke fase van de transactie (bv. acquisitiestadium en levering) bindend.
I. Vaststelling van de lijst van risico-indelingen
- 4.
De lijst wordt vóór de inwerkingtreding van deze sectorovereenkomst door de deelnemers opgesteld en overeengekomen; zij wordt bijgehouden door het secretariaat en aan alle deelnemers op basis van vertrouwelijkheid ter beschikking gesteld.
- 5.
Op verzoek kan het secretariaat een niet-deelnemer die luchtvaartuigen produceert, op basis van vertrouwelijkheid in kennis stellen van de risico-indeling van een afnemer/kredietnemer; in dit geval stelt het secretariaat alle deelnemers in kennis van het verzoek. Een niet-deelnemer kan te allen tijde aan het secretariaat toevoegingen aan de lijst voorstellen. Een niet-deelnemer die een toevoeging aan de lijst voorstelt, kan aan de procedure voor risico-indeling deelnemen als ware hij een belanghebbende deelnemer.
II. Bijwerking van de lijst van risico-indelingen
- 6.
Onverminderd het bepaalde in artikel 15 van dit aanhangsel kan de lijst op ad-hocbasis worden bijgewerkt wanneer een deelnemer hetzij, in welke vorm dan ook, signaleert dat hij voornemens is om een andere risico-indeling dan die van de lijst toe te passen, hetzij een risico-indeling nodig heeft voor een afnemer/kredietnemer die nog niet op de lijst is vermeld (1)(2).
- 7.
Voordat een deelnemer een alternatieve of nieuwe risico-indeling gebruikt, verzoekt hij het secretariaat om een bijwerking van de lijst op basis van de alternatieve of nieuwe risico-indeling. Het secretariaat zendt dit verzoek binnen twee werkdagen naar alle deelnemers, zonder vermelding van de identiteit van de deelnemer die het verzoek heeft ingediend.
- 8.
Belanghebbende deelnemers kunnen gedurende tien werkdagen (3) met voorgestelde wijzigingen van de lijst instemmen of daar tegen opkomen; het uitblijven van een reactie binnen deze termijn wordt als instemming met het voorstel aangemerkt. Als bij het verstrijken van de termijn van tien dagen niet tegen het voorstel is opgekomen, wordt de voorgestelde wijziging van de lijst geacht te zijn overeengekomen. Het secretariaat wijzigt de lijst dienovereenkomstig en stuurt binnen vijf werkdagen een bericht via e-mail; de herziene lijst is vanaf de datum van dat bericht bindend.
III. Oplossing van meningsverschillen
- 9.
Wanneer tegen een voorgestelde risico-indeling wordt opgekomen, doen de belanghebbende deelnemers op deskundigenniveau hun uiterste best om overeenstemming over de risico-indeling te bereiken, en wel binnen een aanvullende termijn van tien werkdagen na de kennisgeving van het meningsverschil. Alle middelen moeten worden benut om het meningsverschil op te lossen, zo nodig met hulp van het secretariaat (bv. telefonisch vergaderen en rechtstreeks overleg). Indien belanghebbende deelnemers binnen deze termijn van tien werkdagen met een risico-indeling instemmen, delen zij de uitkomst mee aan het secretariaat, dat de lijst dienovereenkomstig bijwerkt en binnen de vijf daaropvolgende werkdagen een bericht via e-mail uitstuurt. De aangepaste lijst is vanaf de datum van dat bericht bindend.
- 10.
Wanneer de deskundigen het meningsverschil niet binnen tien werkdagen tot een oplossing brengen, wordt de kwestie aan de deelnemers voorgelegd opdat zij een besluit ten aanzien van een passende risico-indeling nemen; deze besluitvorming vindt binnen vijf werkdagen plaats.
- 11.
Bij uitblijven van definitieve overeenstemming kan een deelnemer zich tot een CRA wenden om vast te stellen wat de risico-indeling van de afnemer/kredietnemer is. In dat geval stuurt de voorzitter van de deelnemers namens de deelnemers binnen tien werkdagen een mededeling aan de afnemer/kredietnemer. Deze mededeling omvat de tussen de deelnemers overeengekomen taakomschrijving voor de raadpleging over de risicobeoordeling. De daaruit resulterende risico-indeling wordt op de lijst geregistreerd en is bindend zodra het secretariaat het bericht heeft verzonden om de bijwerkingsprocedure binnen vijf werkdagen af te ronden.
- 12.
Tenzij anders is overeengekomen, worden de kosten van een dergelijk beroep op een CRA door de belanghebbende afnemer/kredietnemer gedragen.
- 13.
Tijdens de in de artikelen 9, 10 en 11 van dit aanhangsel beschreven procedures blijft de geldende risico-indeling (indien beschikbaar op de lijst) van toepassing.
IV. Geldigheidsduur van indelingen
- 14.
De toepasselijke risico-indelingen zijn de risico-indelingen die zijn opgenomen in de door het secretariaat bijgehouden lijst; indicaties en toezeggingen in verband met premietarieven richten zich dan ook enkel naar deze risico-indelingen.
- 15.
Risico-indelingen hebben een maximale geldigheidsduur van twaalf maanden, te rekenen vanaf de datum die door het secretariaat op de lijst is vermeld; dit is van belang voor aanduidingen en definitieve toezeggingen van de deelnemers in verband met premietarieven; de geldigheidsduur kan voor een specifieke transactie worden verlengd met nog eens 18 maanden nadat een toezegging of een definitieve toezegging is gedaan en een vergoeding voor premiehandhaving in rekening is gebracht. In geval van een wezenlijke wijziging van het risicoprofiel van de afnemer/kredietnemer, bijvoorbeeld door wijziging van een rating door een CRA, kan een risico-indeling binnen de geldigheidstermijn van twaalf maanden worden herzien.
- 16.
Tenzij een deelnemer ten minste 20 werkdagen vóór het verstrijken van de geldigheidstermijn van de betrokken risico-indeling verzoekt de lijst bij te werken, verwijdert het secretariaat die risico-indeling in de eerstvolgende bijgewerkte versie van de lijst. Het secretariaat stuurt dit verzoek tot bijwerking binnen twee werkdagen aan alle deelnemers, zonder vermelding van de identiteit van de deelnemer die het verzoek heeft ingediend, waarbij de in de artikelen 9, 10 en 11 van dit aanhangsel beschreven procedures van toepassing zijn.
V. Verzoek van afnemer/kredietnemer om risico-indeling
- 17.
Indien een afnemer/kredietnemer in de acquisitiefase verzoekt om een indicatie van zijn risico-indeling en wanneer deze nog niet op de lijst is vermeld, kan deze afnemer/kredietnemer op zijn eigen kosten om een indicatieve risico-indeling van een CRA verzoeken. Deze risico-indeling wordt niet opgenomen in de lijst; zij kan door de deelnemers als basis voor hun eigen risicobeoordeling worden gebruikt.
Afdeling 2. Minimumpremietarieven voor nieuwe en gebruikte lucgtvaartuigen
I. Vaststelling van de minimumpremietarieven
- 18.
De artikelen 19 tot en met 60 van dit aanhangsel beschrijven de minimumpremietarieven die verband houden met de risico-indeling van een afnemer/kredietnemer (of, indien het om een andere entiteit gaat, de primaire bron voor terugbetaling in verband met de transactie).
- 19.
De deelnemers mogen overheidssteun verlenen tegen ten minste het minimumpremietarief, mits aan alle onderstaande eisen wordt voldaan:
- a)
voor de transactie is zakelijke zekerheid gesteld waarbij aan alle navolgende criteria wordt voldaan:
- 1)
een eersterangszekerheid op of verband houdend met het luchtvaartuig en de motoren;
- 2)
in geval van een leasestructuur, een cessie en/of een eersterangszekerheid in verband met de leasebetalingen;
- 3)
in het kader van de voorgestelde financiering moet zijn bepaald dat ingeval van verzuim alle crediteuren gelijk zullen worden behandeld wanneer een van de leningen niet wordt terugbetaald (‘cross default’) en dat er sprake is van kruislingse zekerheidstelling (‘cross collateralization’), voor alle luchtvaartuigen en motoren die juridisch en beneficiair eigendom van dezelfde partijen zijn, voor zover mogelijk in het kader van het toepasselijke recht;
- b)
de transactie is zodanig gestructureerd dat zij ten minste maatregelen ter beperking van het kredietrisico omvat als weergegeven in onderstaande tabel 1:
Tabel 1. Maatregelen ter beperking van het kredietrisico ASU-risicocategorie
Risico-indelingen
Maatregelen ter beperking van het kredietrisico
TOTAAL
Waarvan ten minste ‘A’
1
AAA t/m BBB-
0
0
2
BB+ en BB
0
0
3
BB-
1
1
4
B+
2
1
5
B
2
1
6
B-
3
2
7
CCC
4
3
8
CC t/m C
4
3
- 20.
Voor de toepassing van artikel 19 van dit aanhangsel:
- a)
kunnen de deelnemers kiezen uit de volgende maatregelen ter beperking van het kredietrisico:
‘A’-maatregelen ter beperking van het kredietrisico
- 1)
verlaagde LTV-ratio (‘reduced advance rate’): elke verlaging met vijf procentpunten van de in artikel 10, punten a) en b), van deze sectorovereenkomst bedoelde LTV-ratio's telt als één ‘A’-maatregel ter beperking van het kredietrisico. In dit geval verleent de deelnemer geen steun in de vorm van een overheidskrediet dat de verlaagde LTV-ratio te boven gaat;
- 2)
lineaire aflossing: aflossing van de hoofdsom in gelijke termijnen telt als één maatregel ter beperking van het kredietrisico;
- 3)
verkorte krediettermijn: een krediettermijn van maximaal tien jaar telt als één maatregel ter beperking van het kredietrisico, ongeacht de toegestane maximale krediettermijn.
‘B’-maatregelen ter beperking van het kredietrisico
- 1)
depot tot zekerheid van een schuld (‘security deposit’): elk depot tot zekerheid van een schuld ter hoogte van een bedrag dat gelijk is aan een driemaandelijkse termijn van de hoofdsom en de rente, telt als één maatregel ter beperking van het kredietrisico. Depot tot zekerheid van een schuld kan geschieden in de vorm van geld of van een ‘standby letter of credit’ (documentair krediet);
- 2)
vooruitbetaling van leasetermijnen: leasetermijnen ter hoogte van een bedrag dat gelijk is aan een driemaandelijkse termijn van de hoofdsom en de rente worden een kwartaal vóór elke aflossingsdatum betaald;
- 3)
onderhoudsreserves in een vorm en een omvang die de beste marktpraktijken weerspiegelen;
- b)
na voorafgaande kennisgeving kan een van de ‘A’-maatregelen ter beperking van het kredietrisico door een toeslag van 15 % op het toepasselijke minimumpremietarief worden vervangen.
- 21.
De minimumpremietarieven die op een transactie moeten worden toegepast, kunnen vóór de levering worden vastgesteld, hetzij op het moment van de toezegging, de definitieve toezegging of anderszins bij het begin van de premievaste periode van een bepaalde duur. Definitieve premietarieven bij aanvang, per marge per jaar, of een combinatie daarvan die worden toegepast op de transactie moeten voldoen aan het aldus vastgestelde minimumpremietarief en aan de verplichte risicobeperkende factoren zoals voorgeschreven in artikel 19, punt b), van dit aanhangsel vanaf de datum waarop de minimumpremietarieven zijn vastgesteld. Deze voorwaarden zijn van toepassing tijdens de volledige duur van de premievaste periode en kunnen slechts worden herzien na het verstrijken van die periode, op welk moment de minimumpremietarieven en de verplichte risicobeperkende factoren zoals voorgeschreven door de dan van kracht zijnde ASU van toepassing worden en kunnen worden vastgesteld voor een volgende premievaste periode.
- 22.
Ingevolge artikel 11 van deze sectorovereenkomst zijn de toe te passen minimumpremietarieven opgebouwd uit minimumrisicopremies (risk-based rates — RBR), die worden verhoogd met een markttoeslag (market reflective surcharge — MRS), overeenkomstig de artikelen 23 tot en met 35 hieronder.
- 23.
Met ingang van de inwerkingtreding van deze sectorovereenkomst zijn de RBR's als volgt:
Tabel 2. Risicopremies ASU-risicocategorie
Marges (basispunten)
Bij aanvang (%)
1
89
4,98
2
98
5,49
3
116
6,52
4
133
7,49
5
151
8,53
6
168
9,51
7
185
10,50
8
194
11,03
- 24.
De RBR's worden jaarlijks aangepast, uitgaande van het vierjaars voortschrijdende gemiddelde van het verlies bij wanbetaling (Loss Given Default — LGD) volgens Moody's. De passende LGD voor deze aanpassingen is gebaseerd op een pandrecht in eerste rang op eersterangs gedekte bankleningen (‘1st Lien Senior Secured Bank Loans’), en wordt als volgt berekend:
Tabel 3. LGD concordantietabel 4-jaars voortschrijdend gemiddelde
In aanmerking genomen LGD
>=45 %
25 %
>= ‘35 %’ < 45 %
23 %
>= ‘30 %’ < 35 %
21 %
< 30 %
19 %
- 25.
Een RBR-aanpassingsfactor wordt op de volgende wijze bepaald:
In aanmerking genomen LGD / 19 % = RBR-aanpassingsfactor
- 26.
Om de opnieuw vastgestelde RBR's vast te stellen, wordt de RBR-aanpassingsfactor met de in tabel 2 hierboven vermelde RBR's vermenigvuldigd.
- 27.
De RBR's die uit de hierboven vermelde bijwerkingsprocessen voortvloeien, worden telkens vanaf 15 april van het volgende jaar van kracht. Wanneer de uit de jaarlijkse bijwerking volgende RBR's zijn vastgesteld, informeert het secretariaat onmiddellijk alle deelnemers over de toepasselijke tarieven en maakt het deze openbaar.
- 28.
Voor elke risicocategorie wordt een markttoeslag berekend en wel als volgt:
waarbij
- —
B een wegingscoëfficiënt is die varieert van 0,7 tot 0,35 naargelang van de in tabel 4 hieronder vermelde risicocategorieën;
- —
MCS een 90-daags voortschrijdend gemiddelde is van de door Moody's berekende mediaan van de kredietmarges (Median Credit Spreads — MCS) met een gemiddelde looptijd van zeven jaar.
MRS = B×[(0.5×MCS)−RBR]
- 29.
Wanneer de risicocategorieën meer dan één risicorating omvatten, wordt het gemiddelde van de marges gehanteerd. In risicocategorie 1 moet de marge voor BBB- worden gebruikt.
- 30.
Om rekening te houden met het feit dat er sprake is van zakelijke zekerheid, worden de MCS met 50 % verlaagd. Het verschil tussen de aldus verlaagde MCS en de RBR wordt dan aangepast aan de hand van een wegingsfactor die ingevolge tabel 4 hieronder varieert van 70 % tot 35 %. Indien deze bewerking tot een negatieve marge leidt, wordt deze vervolgens niet in mindering gebracht.
Tabel 4. Wegingsfactoren Risicorating
ASU-risicocategorie
Wegingsfactor (%)
AAA
1
70
AA
1
70
A
1
70
BBB+
1
70
BBB
1
70
BBB−
1
70
BB+
2
65
BB
2
65
BB−
3
50
B+
4
45
B
5
40
B−
6
35
CCC
7
35
CC
8
35
C
8
35
- 31.
De MRS wordt elk kwartaal bijgewerkt en de daaruit voortvloeiende MCS wordt op respectievelijk 15 januari, 15 april, 15 juli en 15 oktober van elk jaar van kracht. Na elke bijwerking deelt het secretariaat de toepasselijke MRS en de daaruit voortvloeiende minimumrentetarieven onmiddellijk aan alle deelnemers mee, en maakt het deze vóór de datum waarop zij van kracht worden voor de deelnemers beschikbaar.
- 32.
Aan de verhoging van de minimumpremietarieven die uit de bijwerking van de MRS volgt, wordt een bovengrens gesteld van 10 % van de minimumpremietarieven die in het daaraan voorafgaande kwartaal van toepassing waren. De minimumpremietarieven (die voortvloeien uit de optelling van de RBR's en de MRS) krijgen derhalve een bovengrens van 200 % van de RBR's en een ondergrens van 100 % van de RBR's.
- 33.
De premietarieven die voortvloeien uit de toepassing van artikel 32 voor de risicocategorieën 2–8 worden zo nodig aangepast om ervoor te zorgen dat het premietarief voor elke risicocategorie niet lager is dan het premietarief voor de risicocategorie die er onmiddellijk aan voorafgaat (d.w.z. een premietarief voor categorie ‘x’ dat lager is dan het premietarief voor categorie ‘x−1’ wordt naar boven bijgesteld tot het niveau van het premietarief voor categorie ‘x−1’).
- 34.
Voor de vaststelling van de premietarieven
- —
moet de volgende formule worden gebruikt:
waarbij:
- —
RTAS de in artikel 12, punt b), van deze sectorovereenkomst beschreven toeslag voor de aanpassing van de krediettermijn weergeeft;
- —
RFAS de in artikel 13, punt a), 1) en 2), van deze sectorovereenkomst beschreven toeslag voor de aanpassing van de aflossingsfrequentie weergeeft;
- —
RMRS de in artikel 20, punt b), van dit aanhangsel beschreven toeslag voor vervanging van een maatregel ter beperking van het kredietrisico weergeeft;
- —
CTCD de in artikel 38 van dit aanhangsel beschreven verlaging in verband met het Verdrag van Kaapstad weergeeft;
- —
NABS, al naargelang het geval, de in artikel 57, punt a), 4), artikel 57, punt b), respectievelijk artikel 59, punt b), van dit aanhangsel beschreven toeslag weergeeft voor kredieten waarvoor geen zakelijke zekerheid is gesteld;
- —
CICD de in artikel 56, punt a), van dit aanhangsel beschreven korting in verband met de voorwaardelijke verzekeringsdekking weergeeft.
Netto MPR = MPR×(1+RTAS)×(1+RFAS)×(1+RMRS)×(1−CTCD)×(1+NABS) − CICD
- —
De premie kan hetzij bij aanvang, hetzij gedurende de looptijd van het krediet als in basispunten per jaar uitgedrukte marges, hetzij met gebruikmaking van een combinatie van deze twee vormen worden betaald. Voor de berekening van de premies bij aanvang en van de marges wordt het premietariefomrekeningsmodel (premium rate conversion model — PCM) gebruikt, zodat het bedrag van de voor een bepaalde transactie te betalen premie — ongeacht of het gaat om een betaling bij aanvang, een betaling in de vorm van marges gedurende de looptijd van het krediet of een combinatie van deze betalingsvormen — uitgedrukt in netto contante waarde hetzelfde is. Bij transacties ten aanzien waarvan, vóór de aanvang van de dekking, voorwaarden zijn overeengekomen of vastgelegd die tot een verkorting van de gewogen gemiddelde duur van de aflossingsperiode leiden, kan een met gebruikmaking van het PCM berekende premie bij aanvang in rekening worden gebracht, die in termen van de aldus te betalen premie overeenkomt met de premie die ingeval van marges uitgedrukt in netto contante waarde zou moeten worden betaald.
- 35.
De toepasselijke minimumpremietarieven worden bekendgemaakt op de website van de OESO, met gebruikmaking van het model in tabel 5.
Tabel 5. Minimumpremietarieven (krediettermijn van twaalf jaar, transacties waarvoor zakelijke zekerheid is gesteld) Risicocategorie
Risico-indeling
Minimumpremietarieven
Marges per jaar (basispunten)
Bij aanvang (%)
1
AAA t/m BBB−
2
BB+ en BB
3
BB−
4
B+
5
B
6
B−
7
CCC
8
CC t/m C
II. Verlagingen van de minimumpremie
- 36.
Onverminderd het bepaalde in artikel 37 van dit aanhangsel wordt een verlaging van het overeenkomstig onderafdeling I hierboven vastgestelde minimumpremietarief toegestaan indien:
- a)
de transactie waarvoor zakelijke zekerheid is gesteld, betrekking heeft op een luchtvaartuigzaak in de zin van het Protocol betreffende voor luchtvaartuigmaterieel specifieke aangelegenheden bij het Verdrag van Kaapstad;
- b)
de exploitant van de luchtvaartuigzaak (en, indien deze daarvan verschilt, de kredietnemer/afnemer of lessor indien dit naar de mening van de deelnemer die de overheidssteun verleent, door de structuur van de transactie wordt gevergd) zich bevindt in een land dat, op het tijdstip van de uitboeking met betrekking tot de luchtvaartuigzaak, voorkomt op de lijst van staten die voor de verlaging van de minimumpremietarieven in aanmerking komen (‘lijst van Kaapstad’) en, indien van toepassing, in een territoriale eenheid van dat land die op grond van artikel 39 van dit aanhangsel in aanmerking komt, en
- c)
de transactie betrekking heeft op een luchtvaartzaak die in het krachtens het Verdrag van Kaapstad en het bijbehorende Protocol voor de luchtvaart (Cape Town Convention — CTC) ingestelde internationale register is ingeschreven.
- 37.
De verlaging van de overeenkomstig onderafdeling I hierboven vastgestelde minimumpremietarieven bedraagt maximaal 10 % van het toepasselijke minimumpremietarief.
- 38.
Om te worden opgenomen in de lijst van Kaapstad, moet een staat:
- a)
verdragsluitende partij bij het Verdrag van Kaapstad zijn;
- b)
de in bijlage I bij dit aanhangsel opgenomen kwalificerende verklaringen hebben afgelegd, en
- c)
het Verdrag van Kaapstad, met inbegrip van de kwalificerende verklaringen, zoals vereist in zijn wet- en regelgeving op zodanige wijze hebben geïmplementeerd dat de verbintenissen in het kader van het Verdrag van Kaapstad naar behoren in nationaal recht zijn omgezet.
- 39.
Om in aanmerking te komen voor toepassing van artikel 36 van dit aanhangsel moet een territoriale eenheid:
- a)
een territoriale eenheid zijn waartoe het Verdrag van Kaapstad zich uitstrekt;
- b)
een territoriale eenheid zijn ten aanzien waarvan de in bijlage I bij dit aanhangsel opgenomen kwalificerende verklaringen van toepassing zijn, en
- c)
het Verdrag van Kaapstad, met inbegrip van de kwalificerende verklaringen, zoals vereist in zijn wet- en regelgeving op zodanige wijze hebben geïmplementeerd dat de verbintenissen in het kader van het Verdrag van Kaapstad naar behoren in nationaal recht zijn omgezet.
- 40.
Een eerste lijst van Kaapstad wordt door de deelnemers vóór de inwerkingtreding van deze sectorovereenkomst bij het secretariaat ingediend. De lijst van Kaapstad wordt in overeenstemming met de artikelen 41 tot en met 53 van dit aanhangsel bijgewerkt.
- 41.
Elke deelnemer of niet-deelnemer die overheidssteun voor luchtvaartuigen verleent, kan bij het Secretariaat een staat voordragen voor opneming in de lijst van Kaapstad. Een dergelijk voorstel omvat het volgende met betrekking tot die staat:
- a)
alle relevante informatie met betrekking tot de datum van neerlegging van de ratificatie of toetredingsakten bij de depositaris;
- b)
een kopie van de door de voor opneming in de lijst van Kaapstad voorgedragen staat afgelegde verklaringen;
- c)
alle relevante gegevens met betrekking tot de datum waarop het Verdrag van Kaapstad en de kwalificerende verklaringen van kracht zijn geworden;
- d)
een analyse van de stappen die de voor opneming in de lijst van Kaapstad voorgedragen staat heeft genomen om het Verdrag van Kaapstad, met inbegrip van de kwalificerende verklaringen, zoals vereist in zijn wet- en regelgeving te implementeren, zodat is gewaarborgd dat de verbintenissen in het kader van het Verdrag van Kaapstad naar behoren in nationaal recht zijn omgezet, en
- e)
een volledig ingevulde vragenlijst, waarvan het formulier is opgenomen in bijlage 2 bij dit aanhangsel (‘CTC-vragenlijst’), die is ingevuld door ten minste één advocatenkantoor dat gekwalificeerd is voor het geven van juridisch advies met betrekking tot de jurisdictie van de voor opneming in de lijst van Kaapstad voorgedragen staat. De ingevulde CTC-vragenlijst bevat de volgende gegevens:
- i)
de na(a)m(en) en het/de adres(sen) van het/de antwoordende advocatenkanto(o)r(en);
- ii)
de relevante ervaring van het advocatenkantoor, die onder meer kan bestaan uit ervaring met de wetgevings- en grondwettelijke procedures met betrekking tot de implementatie van internationale verdragen in de betrokken staat, en uit specifieke ervaring op het gebied van met de CTC verband houdende aangelegenheden, met inbegrip van het geven van advies aan een overheid over de implementatie en de handhaving van de CTC of aan de particuliere sector, of van het afdwingen van rechten van crediteuren in het voor opneming in de lijst van Kaapstad voorgedragen land;
- iii)
of het advocatenkantoor betrokken is of voornemens is betrokken te worden bij transacties die voor een verlaging van minimumpremietarieven in aanmerking komen indien de voorgedragen staat in de CTC-lijst wordt opgenomen (1), en
- iv)
de datum waarop de invulling van de CTC-vragenlijst werd afgerond.
- 42.
Het secretariaat stuurt binnen vijf werkdagen een bericht via e-mail rond waarin de voordracht is opgenomen.
- 43.
Elke deelnemer of niet-deelnemer die overheidssteun voor luchtvaartuigen verleent, kan voorstellen dat een staat uit de lijst van Kaapstad wordt verwijderd wanneer die staat naar zijn mening met het Verdrag van Kaapstad strijdige maatregelen heeft genomen dan wel niet de maatregelen heeft getroffen waartoe die staat op grond van dat verdrag is gehouden. Hiertoe geeft de deelnemer of niet-deelnemer in een voorstel tot verwijdering uit de lijst van Kaapstad een volledige beschrijving van de omstandigheden die tot het voorstel tot verwijdering aanleiding hebben gegeven, zoals maatregelen van de staat die strijdig zijn met diens verplichtingen op grond van het Verdrag van Kaapstad, dan wel een tekortschietende handhaving van voorschriften die de betrokken lidstaat overeenkomstig de uit hoofde van het Verdrag van Kaapstad op hem rustende verplichtingen moet vaststellen. De deelnemer of niet-deelnemer die het voorstel tot verwijdering uit de lijst van Kaapstad indient, verstrekt ondersteunende documentatie voor zover die beschikbaar is, en het secretariaat stuurt dat voorstel binnen vijf werkdagen door middel van een bericht via e-mail rond.
- 44.
Elke deelnemer of niet-deelnemer die overheidssteun voor luchtvaartuigen verleent, kan voorstellen een eerder uit de lijst van Kaapstad verwijderde staat daar weer in op te nemen wanneer een hernieuwde opneming op grond van latere corrigerende maatregelen of gebeurtenissen gerechtvaardigd is. Een dergelijk voorstel gaat vergezeld van een beschrijving van de omstandigheden die aanleiding tot de verwijdering van de staat hebben gegeven en van een verslag van de daarop gevolgde corrigerende maatregelen die hernieuwde opneming ondersteunen. Het secretariaat stuurt binnen vijf werkdagen een bericht via e-mail rond waarin het voorstel is opgenomen.
- 45.
De deelnemers kunnen binnen 20 werkdagen vanaf de datum van indiening van een overeenkomstig de artikelen 41 tot en met 44 van dit aanhangsel ingediend voorstel (‘termijn 1’) met het voorstel instemmen dan wel ertegen bezwaar maken.
- 46.
Indien bij het verstrijken van termijn 1, en wat artikel 43 van dit aanhangsel betreft tenzij het voorstel is ingetrokken door de indienende deelnemer of niet-deelnemer die het bewijs levert van corrigerende maatregelen of gebeurtenissen, geen bezwaar tegen het voorstel is gemaakt, wordt de voorgestelde bijwerking van de lijst van Kaapstad geacht door alle deelnemers te zijn aanvaard. Het secretariaat wijzigt de lijst van Kaapstad dienovereenkomstig en stuurt binnen vijf werkdagen een bericht via e-mail. De bijgewerkte lijst van Kaapstad wordt met ingang van de datum van dat bericht van kracht.
- 47.
Indien bezwaar wordt gemaakt tegen de voorgestelde bijwerking van de lijst van Kaapstad, licht(en) de bezwaarmakende deelnemer(s) de reden van het bezwaar binnen termijn 1 schriftelijk toe. Nadat het OESO-secretariaat het schriftelijke bezwaar aan alle deelnemers heeft gestuurd, stellen de deelnemers alles in het werk om binnen een aanvullende termijn van tien werkdagen (‘termijn 2’) tot een oplossing te komen.
- 48.
De deelnemers stellen het secretariaat in kennis van het resultaat van hun besprekingen. Als tijdens termijn 2 een akkoord wordt bereikt, werkt het secretariaat, indien nodig, de lijst van Kaapstad dienovereenkomstig bij en stuurt het binnen de volgende vijf werkdagen een bericht via e-mail. De bijgewerkte lijst van Kaapstad wordt met ingang van de datum van dat bericht van kracht.
- 49.
Wordt binnen termijn 2 geen overeenstemming bereikt, dan stelt de voorzitter van de deelnemers aan deze sectorovereenkomst (‘de voorzitter’) alles in het werk om binnen een termijn van 20 werkdagen die direct op termijn 2 aansluit (‘termijn 3’) tot een consensus tussen de deelnemers te komen. Indien bij het verstrijken van termijn 3 geen consensus is bereikt, wordt tot een definitieve oplossing gekomen met gebruikmaking van de volgende procedures:
- a)
de voorzitter stelt een schriftelijke aanbeveling op met betrekking tot de voorgestelde bijwerking van de lijst van Kaapstad. De aanbeveling van de voorzitter weerspiegelt het standpunt van de meerderheid dat naar voren komt uit de openlijk tot uitdrukking gebrachte standpunten van ten minste de deelnemers die overheidssteun voor de export van luchtvaartuigen verlenen. Bij gebreke van een meerderheidsstandpunt doet de voorzitter een aanbeveling die uitsluitend is gebaseerd op de door de deelnemers tot uitdrukking gebrachte standpunten, en formuleert hij schriftelijk de basis voor de aanbeveling, wat ingeval de staat niet voor opneming in de lijst in aanmerking komt, de desbetreffende criteria omvat waaraan niet werd voldaan;
- b)
de aanbeveling van de voorzitter maakt geen gegevens bekend inzake de zienswijzen of standpunten die door de deelnemers in het kader van de in de artikelen 41 tot en met 50 van dit aanhangsel beschreven procedure tot uitdrukking zijn gebracht, en
- c)
de deelnemers nemen de aanbeveling van de voorzitter aan.
- 50.
Indien na de indiening van een voorstel overeenkomstig artikel 41 van dit aanhangsel door de deelnemers of de voorzitter is bepaald dat een staat niet voor opneming in de lijst van Kaapstad in aanmerking komt, kan een deelnemer of niet-deelnemer een nieuw voorstel indienen waarbij hij verzoekt dat de deelnemers heroverwegen of de staat voor opneming in de lijst in aanmerking komt. De deelnemer of niet-deelnemer die het voorstel doet, gaat in op de gronden die er aanvankelijk toe hebben geleid dat de betrokken staat niet voor opneming in de lijst in aanmerking kwam. De deelnemer of niet-deelnemer die het voorstel indient, verkrijgt en verstrekt tevens een bijgewerkte CTC-vragenlijst. Dit nieuwe voorstel is onderworpen aan de in de artikelen 45 tot en met 51 van dit aanhangsel vermelde procedure.
- 51.
In geval van eventuele wijzigingen van de lijst van gekwalificeerde landen overeenkomstig de procedures van artikel 49 van dit aanhangsel stuurt het secretariaat binnen vijf werkdagen na een dergelijke wijziging een bericht via e-mail met de bijgewerkte lijst van Kaapstad uit. De bijgewerkte lijst van Kaapstad wordt met ingang van de datum van dat bericht van kracht.
- 52.
Opneming in, verwijdering uit of hernieuwde toevoeging aan de lijst van Kaapstad na uitboeking van een krediet in verband met een luchtvaartuig laat de met betrekking tot die luchtvaartuigen vastgestelde MPR's onverlet.
- 53.
In de context van de in de artikelen 41 tot en met 51 van dit aanhangsel beschreven procedure maken de deelnemers geen informatie over tot uitdrukking gebrachte zienswijzen of standpunten bekend.
- 54.
De deelnemers houden toezicht op de implementatie van de artikelen 41 tot en met 53 van dit aanhangsel en evalueren deze jaarlijks of op verzoek van een deelnemer.
- 55.
Voor nieuwe en gebruikte luchtvaartuigen kunnen ten aanzien van de toepasselijke minimumpremietarieven de volgende aanpassingen worden doorgevoerd:
- a)
een korting van vijf basispunten (marges per jaar) of van 0,29 % (bij aanvang) op de toepasselijke minimumpremietarieven voor transacties die door de overheid worden gesteund in de vorm van een voorwaardelijke verzekeringsdekking;
- b)
de minimumpremietarieven worden toegepast ten aanzien van de gedekte hoofdsom.
III. Transacties waarvoor geen zakelijke zekerheid is gesteld
- 56.
Onverminderd het bepaalde in artikel 19, punt a), van dit aanhangsel kunnen de deelnemers door de overheid gesteunde exportkredieten verlenen voor transacties waarvoor geen zakelijke zekerheid is gesteld, mits aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
bij niet-overheidstransacties:
- 1)
de waarde van het exportcontract waarvoor overheidssteun wordt verleend, bedraagt maximaal 15 miljoen USD;
- 2)
de maximale krediettermijn bedraagt tien jaar;
- 3)
derden hebben geen zekerheidsrecht op de gefinancierde activa, en
- 4)
de overeenkomstig onderafdeling I hierboven vastgestelde minimumpremietarieven worden met een toeslag van minimaal 30 % verhoogd;
- b)
bij een transactie met een overheidsdebiteur of ten aanzien waarvan een onherroepelijke en onvoorwaardelijke overheidsgarantie is gesteld, worden de overeenkomstig onderafdeling I hierboven vastgestelde minimumpremietarieven verhoogd met een toeslag overeenkomstig onderstaande tabel 6.
Tabel 6 Risicocategorie
Toeslag (%)
1
0
2
0
3
0
4
10
5
15
6
15
7
25
8
25
- 57.
De artikelen 36 tot en met 52 van dit aanhangsel zijn niet van toepassing op krachtens artikel 56 van dit aanhangsel door de overheid gesteunde exportkredieten.
Afdeling 3. Minimumpremietarieven voor goederen en diensten met uitzondering van gebruikte luchtvaartuigen die onder deel 3 van deze sectorovereenkomst vallen
- 58.
Wanneer de overheid steun verleent voor exportkredieten voor goederen en diensten met uitzondering van gebruikte luchtvaartuigen die onder deel 3 van deze sectorovereenkomst vallen, worden de minimumpremietarieven als volgt vastgesteld:
- a)
bij transacties waarvoor zakelijke zekerheid is gesteld, zijn de minimumpremietarieven gelijk aan de overeenkomstig onderafdeling I hierboven vastgestelde geldende minimummarges, en worden deze ingeval van zuivere dekking met gebruikmaking van het omrekeningsmodel en de juiste looptijd naar premies bij aanvang omgerekend;
- b)
bij transacties waarvoor geen zakelijke zekerheid is gesteld, zijn de minimumpremietarieven gelijk aan de overeenkomstig onderafdeling I hierboven vastgestelde geldende minimummarges, verhoogd met een toeslag van 30 %, en worden zij ingeval van zuivere dekking met gebruikmaking van het omrekeningsmodel en de juiste looptijd naar premies bij aanvang omgerekend.
- 59.
De bepalingen van de artikelen 36 tot en met 52 van dit aanhangsel zijn van toepassing op overheidssteun voor door activa gedekte reservemotoren die onder artikel 20, punten a) en c), van deze sectorovereenkomst vallen, en op steun op grond van artikel 21, punt a, 1), eerste streepje, van deze sectorovereenkomst.
- 60.
De bepaling van artikel 55 van dit aanhangsel is ook van toepassing op overheidssteun voor alle goederen en diensten met uitzondering van gebruikte luchtvaartuigen die onder deel 3 van deze sectorovereenkomst vallen.
Bijlage 1. Kwalificerende verklaringen
1
Voor de toepassing van afdeling 2 van aanhangsel II wordt onder ‘kwalificerende verklaringen’ en verdere verwijzingen daarnaar in deze sectorovereenkomst, verstaan dat een verdragsluitende partij bij het Verdrag van Kaapstad (‘verdragsluitende partij’):
- a)
de in artikel 2 van deze bijlage bedoelde verklaringen heeft afgelegd, en
- b)
niet de in artikel 3 van deze bijlage bedoelde verklaringen heeft afgelegd.
2
De in artikel 1, punt a), van deze bijlage bedoelde verklaringen zijn:
- a)
insolventie: de verdragsluitende partij verklaart dat zij alternatief A van artikel XI van het Protocol voor de luchtvaart op alle soorten insolventieprocedures toepast en dat de wachttermijn voor de toepassing van artikel XI, lid 3, van dat alternatief maximaal 60 kalenderdagen bedraagt;
- b)
verzoek om doorhaling in het register: de verdragsluitende partij verklaart dat zij artikel XIII van het Protocol voor de luchtvaart toepast;
- c)
rechtskeuze: de verdragsluitende partij verklaart dat zij artikel VIII van het Protocol voor de luchtvaart toepast.
En ten minste een van de volgende verklaringen (hoewel beide worden aangemoedigd):
- d)
methode voor het uitoefenen van rechtsmiddelen: de verdragsluitende partij verklaart in het kader van artikel 54, lid 2, van het Verdrag dat rechtsmiddelen die de schuldeiser ter beschikking staan ingevolge de bepalingen van dit verdrag en waarvan de toepassing ingevolge deze bepalingen niet is onderworpen aan een verzoek bij het gerecht, zonder toestemming van het gerecht mogen worden toegepast (waarbij invoeging wordt aanbevolen (maar niet verplicht is) van de woorden ‘[gerechtelijke procedure en]’ direct voorafgaand aan ‘toestemming van het gerecht’);
- e)
tijdige rechtsbescherming: de verdragsluitende partij verklaart artikel X van het Protocol voor de luchtvaart volledig toe te passen (waarbij toepassing van lid 5 van dat artikel wordt aangemoedigd, maar niet verplicht is) en dat het aantal werkdagen dat moet worden gehanteerd voor de toepassing van de in artikel X, lid 2, van het Protocol voor de luchtvaart bedoelde termijn, betrekking heeft op:
- 1)
de in artikel 13, lid 1, punten a), b) en c) van het Verdrag bedoelde rechtsmiddelen (behoud van de luchtvaartuigzaken en de waarde ervan; bezit van, beheer over of bewaring van de luchtvaartuigzaken; immobilisatie van de luchtvaartuigzaken), en daarvoor maximaal tien kalenderdagen bedraagt, en
- 2)
de in artikel 13, lid 1, punten d) en e), van het Verdrag bedoelde rechtsmiddelen (het in leasing geven of het beheer van luchtvaartuigzaken en van de inkomsten daaruit, en de verkoop en de aanwending van de opbrengsten uit dat luchtvaartuigmaterieel), en daarvoor maximaal 30 kalenderdagen bedraagt.
3
De in artikel 1, punt b), van deze bijlage bedoelde verklaringen zijn de volgende:
- a)
Redres hangende definitieve vaststelling: de verdragsluitende staat heeft geen verklaring uit hoofde van artikel 55 van het verdrag afgelegd dat hij artikel 13 of artikel 43 van het verdrag niet zal toepassen; heeft een verdragsluitende partij de in artikel 2, punt d), van deze bijlage bedoelde verklaringen afgelegd, dan belet het afleggen van een verklaring uit hoofde van artikel 55 van het Verdrag echter niet de verlaging in verband met het Verdrag van Kaapstad toe te passen;
- b)
Verdrag van Rome: de verdragsluitende staat heeft geen verklaring uit hoofde van artikel XXXII van het Protocol voor de luchtvaart afgelegd dat hij artikel XXIV van het Protocol voor de luchtvaart niet zal toepassen, en
- c)
rechtsmiddel betreffende leasing: de verdragsluitende staat heeft geen verklaring uit hoofde van artikel 54, lid 1, van het verdrag afgelegd waardoor leasing niet mogelijk is.
4
Met betrekking tot artikel XI van het Protocol voor de luchtvaart wordt wat de lidstaten van de Europese Unie betreft, de in artikel 2, punt a), van deze bijlage bedoelde kwalificerende verklaring geacht door een lidstaat te zijn afgegeven in de zin van dit artikel, indien het nationale recht van die lidstaat zodanig is gewijzigd dat daarin de voorwaarden van alternatief A van artikel XI van het Protocol voor de luchtvaart worden weerspiegeld (met een wachttermijn van maximaal 60 kalenderdagen). Wat de in artikel 2, punten c) en e), van deze bijlage bedoelde kwalificerende verklaringen betreft, worden deze voor de toepassing van deze sectorovereenkomst geacht te zijn afgelegd, als de wetgeving van de Europese Unie of van de betrokken lidstaten grotendeels in overeenstemming is met de artikelen van deze bijlage. Wat artikel 2, punt c), van deze bijlage betreft, bestaat er overeenstemming dat het recht van de Europese Unie (Verordening (EG) nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst) grotendeels in overeenstemming is met artikel VIII van het Protocol voor de luchtvaart.
Bijlage 2. Vragenlijst verdrag van kaapstad
I. Voorlopige informatie
Verstrek de volgende gegevens:
- 1.
de naam en het volledige adres van het advocatenkantoor dat de vragenlijst invult;
- 2.
de relevante ervaring van het advocatenkantoor, die onder meer kan bestaan uit ervaring met de wetgevende en grondwettelijke procedures met betrekking tot de implementatie van internationale verdragen in de betrokken staat, en uit specifieke ervaring op het gebied van met de CTC verband houdende aangelegenheden, met inbegrip van het geven van advies aan een overheid over de implementatie en de handhaving van de CTC of aan de particuliere sector, of van het afdwingen van rechten van crediteuren in het voor opneming in de lijst van Kaapstad voorgedragen land;
- 3.
of het advocatenkantoor betrokken is of voornemens is betrokken te worden bij transacties die voor een verlaging van minimumpremietarieven in aanmerking komen indien de voorgedragen staat in de CTC-lijst wordt opgenomen (1);
- 4.
de datum waarop de invulling van deze vragenlijst werd afgerond.
II. Vragen
1. Kwalificerende verklaringen
1.1
Heeft de staat (2) alle van de kwalificerende verklaringen in overeenstemming met de eisen van bijlage 1 bij aanhangsel II van de sectorovereenkomst inzake exportkredieten voor burgerluchtvaartuigen (Aircraft Sector Understanding — ASU) afgelegd (elk van die verklaringen wordt als een ‘kwalificerende verklaring’ aangemerkt)? Specificeer met name met betrekking tot de verklaringen inzake de ‘Methode voor het uitoefenen van rechtsmiddelen’ [(artikel 2, punt d)] en ‘Tijdige rechtsbescherming’ [(artikel 2, punt e)], of één of beide van deze verklaringen zijn afgelegd.
1.2
Licht toe of en in hoeverre de verklaringen afwijken van de in vraag 1.1 bedoelde eisen.
1.3
Bevestig dat de staat geen van de verklaringen die zijn vermeld in artikel 3 van bijlage 1 bij aanhangsel II van de ASU heeft afgelegd.
2. Ratificatie
2.1
Heeft de staat het Verdrag van Kaapstad en het bijbehorende Protocol voor de luchtvaart (hierna het ‘Verdrag’ genoemd) geratificeerd, aanvaard, goedgekeurd of is hij hiertoe toegetreden? Vermeld de datum van ratificatie/toetreding en beschrijf in het kort hoe de staat tot ratificatie van of toetreding tot het Verdrag is gekomen?
2.2
Hebben het Verdrag en de kwalificerende verklaringen (Qualifying Declarations — QD's) op het gehele grondgebied van de staat zonder verdere maatregel, omzettingswetgeving of invoering van nadere wet- of regelgeving rechtskracht?
2.3
Zo ja, gelieve kort te beschrijven hoe het Verdrag en de QD's rechtskracht verkrijgen.
3. Doorwerking van nationale en plaatselijke wetgeving
3.1
Beschrijf en inventariseer, indien van toepassing, de wet- en regelgeving tot omzetting van het Verdrag en elke door de staat afgelegde QD.
3.2
Zouden het Verdrag en de afgelegde QD's, zoals omgezet in nationaal recht (3) (‘Verdrag en QD's’), in de plaats komen van of voorrang hebben op eventuele daarmee strijdige nationale wet- en regelgeving, rechtsorde, rechterlijk precedent of regelgevende praktijk? Zo ja, beschrijf hoe dit geschiedt (4), en zo nee, verstrek nadere gegevens.
3.3
Zijn er bestaande lacunes in de implementatie van het Verdrag en de QD's? Zo ja, geef aan welke (5).
4. Rechterlijke en administratieve beslissingen
4.1
Gelieve een beschrijving te geven van eventuele aangelegenheden, met inbegrip van gerechtelijke en regelgevende, of van administratieve praktijken waarvan kan worden vermoed dat zij ertoe leiden dat gerechten, autoriteiten of administratieve organen geen volledige uitvoering en gevolg aan het Verdrag en de QD's geven (6),(7).
4.2
Zijn er, voor zover u bekend, op grond van het Verdrag ooit juridische of administratieve stappen genomen door een crediteur? Zo ja, beschrijf de stappen en geef aan of deze succesvol waren.
4.3
Hebben de rechtbanken van de betrokken staat voor zover u bekend sinds de ratificatie/implementatie in enige instantie in strijd met het Verdrag en de QD's geweigerd om de verplichtingen van een debiteur of een garantiegever uit hoofde van een lening te handhaven?
4.4
Zijn er voor zover u bekend nog andere zaken die van invloed kunnen zijn voor het antwoord op de vraag of van de rechtbanken en administratieve organen kan worden verwacht dat zij handelen op een met het Verdrag en de QD's verenigbare wijze? Zo ja, geef aan welke.
Aanhangsel III. Minimumrentetarieven
De financieringssteun van de overheid mag de passende risicopremie die overeenkomstig aanhangsel II wegens het risico van niet-aflossing moet worden geheven, gedeeltelijk noch volledig ondervangen of compenseren.
1. Variabel minimumrentetarief
- a)
Het variabel minimumrentetarief wordt, naargelang de valuta, de EURIBOR, de Bank Bill Swap Rate, d.w.z. BBSY, de Canadian Dealer Offered Rate (CDOR) of de relevante risicovrije rente (RFR) voor de valuta, met inbegrip van termijn-RFR's, zoals gespecificeerd door de benchmarkbeheerder van de valuta (de ‘variabele benchmarkrente’). Zekerheidshalve wordt de variabele benchmarkrente voor USD de Secured Overnight Financing Rate (SOFR). Indien de variabele benchmarkrente een daggeldrente (overnight rate) is, wordt deze gedurende elke renteperiode dagelijks opgerent volgens de algemeen aanvaarde marktconventies. Indien de variabele benchmarkrente een termijnrente is, wordt deze twee werkdagen voor elke renteperiode de geldende rentevoet, met een looptijd die overeenkomt met de frequentie van de rentebetalingen van het door de overheid gesteunde exportkrediet. Aan de variabele benchmarkrente wordt een volgens artikel 8 van dit aanhangsel berekende margebenchmark toegevoegd.
- b)
Wanneer de aflossing van de hoofdsom en de rentebetaling samen in gelijke termijnen plaatsvinden, wordt voor de berekening van het volledige betalingsschema gebruikgemaakt van een rentetarief dat wordt gebaseerd op de twee werkdagen vóór de datum van uitboeking van het krediet geldende swaprente of variabele termijnbenchmarkrente, alsof het om een vast tarief gaat, waarna het schema voor de aflossing van de hoofdsom wordt vastgesteld.
- c)
Indien financieringssteun van de overheid wordt verleend voor kredieten met variabele rente, kunnen afnemers/kredietnemers de mogelijkheid hebben om van een variabele op een vaste rente over te schakelen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- 1)
de mogelijkheid wordt beperkt tot de overschakeling op de swaprente (1);
- 2)
van deze mogelijkheid kan slechts eenmaal worden gebruikgemaakt, op daartoe strekkend verzoek; gebruikmaking moet worden gemeld onder verwijzing naar het oorspronkelijke rapportageformulier dat overeenkomstig artikel 24 van deze overeenkomst naar het secretariaat is verstuurd.
2. Vast minimumrentetarief
Het vaste minimumrentetarief bestaat uit hetzij:
- a)
de swaprente voor de betrokken valuta van het door de overheid gesteunde exportkrediet met een looptijd die overeenkomt met het geïnterpoleerde tarief voor de twee jaarperioden die het dichtst in de buurt van de gewogen gemiddelde looptijd van de lening komen. Het rentepercentage wordt twee werkdagen vóór elke kredietuitboeking vastgesteld;
of
- b)
het commerciële referentierentetarief (Commercial Interest Reference Rate — CIRR) dat overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 7 van dit aanhangsel is vastgesteld,
in beide gevallen verhoogd met de overeenkomstig artikel 8, punt f), van dit aanhangsel berekende margebenchmark.
3. Vaststelling van de CIRR's
- a)
Er wordt een CIRR gepubliceerd voor de euro, de Japanse yen, het Britse pond sterling, de Amerikaanse dollar en, in afwachting van de indiening van een verzoek door een belanghebbende deelnemer, elk van de in artikel 9 van deze sectorovereenkomst beschreven daarvoor in aanmerking komende valuta's; de CIRR's worden berekend door de rendementen van een van de volgende drie overheidsobligaties (de basistarieven) met een vaste marge van 120 basispunten te verhogen:
- 1)
het rendement van overheidsobligaties met een looptijd van vijf jaar voor een krediettermijn tot en met negen jaar;
- 2)
het rendement van overheidsobligaties met een looptijd van zeven jaar voor een krediettermijn tot en met twaalf jaar, of
- 3)
het rendement van overheidsobligaties met een looptijd van negen jaar voor een krediettermijn van meer dan 12 tot en met 15 jaar.
- b)
CIRR's worden maandelijks berekend aan de hand van gegevens uit de vorige maand en uiterlijk vijf dagen na het einde van elke maand meegedeeld aan het secretariaat. Het secretariaat stelt alle deelnemers daarna onmiddellijk in kennis van de toepasselijke rentetarieven en maakt deze openbaar. De CIRR's worden van kracht op de vijftiende dag van elke maand.
- c)
Een deelnemer of een niet-deelnemer kan om vaststelling van een CIRR voor de valuta van een niet-deelnemer verzoeken. In overleg met de belanghebbende niet-deelnemer kan een deelnemer of het secretariaat dat namens de niet-deelnemer optreedt, overeenkomstig de procedures van de artikelen 28 tot en met 33 van deze sectorovereenkomst voor de vaststelling van gemeenschappelijke gedragslijnen, een voorstel voor de vaststelling van de CIRR's in de betrokken valuta doen.
4. Geldigheidsduur van de CIRR's
- a)
Handhaving van de CIRR's: het voor een bepaalde transactie toepasselijke CIRR geldt voor maximaal zes maanden vanaf de vaststelling ervan (exportcontractdatum of latere uitvoeringsdatum) tot aan de datum van de kredietovereenkomst. Indien de kredietovereenkomst niet binnen deze termijn is ondertekend, en het CIRR is opnieuw vastgesteld voor een aanvullende periode van zes maanden, wordt het nieuwe CIRR aan het op de datum van hernieuwde vaststelling geldende rentetarief gekoppeld.
- b)
Na de datum van de kredietovereenkomst wordt het CIRR telkens op uitboekingsperioden van maximaal zes maanden toegepast. Na de eerste uitboekingsperiode van zes maanden wordt het CIRR opnieuw vastgesteld voor de daaraanvolgende zes maanden; het nieuwe CIRR geldt op de eerste dag van de nieuwe periode van zes maanden en kan niet lager zijn dan het oorspronkelijk vastgestelde CIRR (de procedure wordt herhaald voor elke volgende uitboekingsperiode van zes maanden).
5. Toepassing van minimumrentetarieven
In het kader van de kredietovereenkomst is het de kredietnemer niet toegestaan om van een door de overheid gesteunde financiering met een variabele rente over te stappen naar een financiering met een voorgeselecteerd CIRR, en evenmin om van een voorgeselecteerd CIRR over te stappen naar de op enige rentebetalingsdatum gedurende de looptijd van de financiering geldende korte marktrente.
6. Vervroegde aflossing van vastrentende leningen
In geval van vrijwillige vervroegde aflossing van een vastrentende lening als bedoeld in artikel 2 van dit aanhangsel, of een gedeelte daarvan, of wanneer het krachtens de kredietovereenkomst toegepaste CIRR wordt gewijzigd naar een variabele of swaprente, vergoedt de kredietnemer aan de instantie die de overheidsfinancieringssteun verleent, alle onkosten en verliezen die uit voornoemde feiten voortvloeien, met inbegrip van de kosten die deze overheidsinstantie maakt ter vervanging van het gedeelte van de uit de vaste rente voortvloeiende kasontvangsten die door de vervroegde aflossing worden onderbroken.
7. Onmiddellijke wijziging van rentetarieven
Wanneer de marktontwikkelingen de kennisgeving van een wijziging van een CIRR in de loop van een maand noodzakelijk maken, treedt het gewijzigde tarief tien werkdagen nadat de mededeling van deze wijziging door het secretariaat is ontvangen, in werking.
8. Margebenchmark
- a)
Een SOFR-margebenchmark wordt maandelijks berekend overeenkomstig het vermelde punt b), met gebruikmaking van de gegevens waarvan, overeenkomstig het vermelde punt c), aan het secretariaat kennisgeving is gedaan, en wordt op de vijftiende dag van elke maand van kracht. Zodra de margebenchmark is berekend, wordt hiervan door het secretariaat kennisgeving aan de deelnemers gedaan en wordt deze openbaar gemaakt.
- b)
De SOFR-margebenchmark is gelijk aan het gemiddelde van de laagste 50 % van de marges over: i) SOFR (hetzij de dagelijkse opgerente SOFR berekend met een driemaandelijkse frequentie, hetzij een SOFR met een looptijd van drie maanden, naargelang het geval) berekend voor transacties met een variabele rente en ii) SOFR (hetzij de dagelijkse opgerente SOFR berekend met een driemaandelijkse frequentie of een SOFR met een looptijd van drie maanden, naargelang het geval) zoals geïnterpoleerd door een swap van vaste rente naar een variabele rente die gelijkwaardig is aan de variabele rente die in rekening wordt gebracht voor transacties met een vaste rente of voor kapitaalmarktuitgiften. In beide gevallen zijn de marges van de maandelijkse benchmarkrapporten die door de betrokken deelnemers worden ingediend, die welke in de drie volle kalendermaanden voorafgaande aan de in punt a) hierboven bedoelde datum van inwerkingtreding werden berekend. Transacties/uitgiften die worden gebruikt bij de berekening van de margebenchmark moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
- 1)
in Amerikaanse dollar luidende transacties met een onvoorwaardelijke garantie van 100 %, en
- 2)
overheidssteun voor luchtvaartuigen met een geschatte waarde van ten minste 35 miljoen USD (of het equivalent daarvan in een andere valuta).
- c)
De deelnemers rapporteren een marge op het tijdstip waarop deze bekend wordt, en deze marge blijft gedurende drie volle kalendermaanden in het margebenchmarkrapport van de deelnemer. In geval van individuele transacties met uiteenlopende prijspunten wordt niet getracht latere prijspunten aan ex-postkennisgevingen aan te passen.
- d)
De deelnemers geven kennis van transacties op de datum waarop de lange-termijnmarge wordt verwezenlijkt. Voor bankgemandateerde overeenkomsten (met inbegrip van PEFCO), is de datum waarop de marge wordt verwezenlijkt de eerste van de volgende: i) het doen uitgaan van een definitieve toezegging door de deelnemer, ii) vaststelling van de marge na de toezegging, iii) uitboeking van het krediet, en iv) vaststelling van de marge voor de lange termijn na uitboeking van het krediet. Wanneer meerdere kredietuitboekingen plaatsvinden ingevolge dezelfde bankmachtiging en met dezelfde marge, wordt alleen van de uitboeking met betrekking tot het eerste luchtvaartuig kennisgegeven. Voor kredieten gefinancierd via kapitaalmarktuitgiften is de datum waarop de marge wordt verwezenlijkt, de datum waarop het langetermijntarief wordt vastgesteld, welke doorgaans de obligatie-uitgiftedatum betreft. Wanneer meerdere kredietuitboekingen plaatsvinden ingevolge dezelfde obligatie en met eenzelfde marge, wordt alleen van de uitboeking met betrekking tot het eerste luchtvaartuig kennisgegeven.
- e)
De SOFR-margebenchmark is van toepassing op een transactie met een variabele rente en wordt niet eerder vastgesteld dan op de datum van de definitieve toezegging en blijft gelden voor de duur van de definitieve toezegging.
- f)
Voor transacties met een vaste rente wordt de op de transactie toepasselijke margebenchmark vastgesteld door de SOFR-margebenchmark te swappen naar een gelijkwaardige verdeling over de toepasselijke vaste rente, zoals bepaald in artikel 2 van dit aanhangsel; de margebenchmark wordt niet eerder vastgesteld dan op de datum van de definitieve toezegging en blijft gelden voor de duur van de definitieve toezegging.
- g)
Voor de periode van 15 februari 2022 tot en met 14 juli 2022 wordt de margebenchmark vastgesteld op 30 basispunten plus een marge na verwijdering van het kredieteffect van 26 basispunten (2) (de ‘overgangsmargebenchmark’), dus 56 basispunten in totaal, tenzij vóór 14 juli 2022 een SOFR-margebenchmark kan worden berekend overeenkomstig punt b).
- h)
De deelnemers houden toezicht op de margebenchmark en evalueren het mechanisme voor de vaststelling van de margebenchmark op verzoek van een deelnemer.
Aanhangsel IV. Rapportageformulier
- a)Basisinformatie
- 1.
Kennisgevend land
- 2.
Datum van kennisgeving
- 3.
Naam van de kennisgevende autoriteit/instantie
- 4.
Identificatienummer
- b)Informatie over de afnemer/kredietnemer/garantiegever
- 5.
Naam en land van de afnemer
- 6.
Naam en land van de kredietnemer
- 7.
Naam en land van de garantiegever
- 8.
Status van de afnemer/kredietnemer/garantiegever, bv. overheid/soevereine entiteit, particuliere bank of andere particuliere entiteit
- 9.
Risico-indeling van de afnemer/kredietnemer/garantiegever
- c)Financiële voorwaarden
- 10.
In welke vorm wordt exportkredietsteun van overheidswege verleend, bv. zuivere dekking, financieringssteun van de overheid?
- 11.
Indien overheidssteun voor de financiering wordt verleend, gaat het om rechtstreeks krediet/herfinanciering/rentesubsidie?
- 12.
Beschrijving van de transactie waarvoor exportkredietsteun wordt verleend, met inbegrip van de fabrikant, het luchtvaartuigtype en het aantal luchtvaartuigen
- 13.
Definitieve-toezeggingsdatum
- 14.
Valuta van het krediet
- 15.
Kredietbedrag, op basis van de volgende schaal: in miljoen USD:
categorie
Kredietbedrag
I
0–200
II
200 – 400
III
400 – 600
IV
600 – 900
V
900 – 1 200
VI
1 200–1 500
VII
1 500–2 000 (*1)
- 16.
Percentage aan overheidssteun
- 17.
Krediettermijn
- 18.
Aflossingsschema en -frequentie — met inbegrip, in voorkomend geval, van de gewogen gemiddelde looptijd
- 19.
Periode tussen de aanvangsdatum van het krediet en de eerste aflossing van de hoofdsom
- 20.
Rente:
- —
toepasselijk minimumrentetarief
- —
toegepaste margebenchmark
- 21.
Totale premie die in rekening wordt gebracht in de vorm van:
- —
premies bij aanvang (uitgedrukt als percentage van het kredietbedrag) of
- —
marges (basispunten per jaar boven het toegepaste rentetarief)
- —
vermeld in voorkomend geval afzonderlijk de overeenkomstig artikel 20, punt b), van aanhangsel II toegepaste toeslag van 15 %
- 22.
Ingeval van rechtstreeks krediet/financiering, vergoedingen die in rekening worden gebracht als:
- —
dossierkosten/structureringskosten
- —
bereidstellingsvergoeding/vergoeding voor premiehandhaving
- —
beheersvergoeding
- 23.
Premievaste periode
- 24.
In geval van zuivere dekking, vergoedingen voor premiehandhaving
- 25.
Structureringsvoorwaarden van de transactie: maatregelen ter beperking van het kredietrisico/toegepaste premietoeslag
- 26.
In voorkomend geval, een indicatie van het effect van het Verdrag van Kaapstad op het toegepaste premietarief
Aanhangsel V. Lijst van definities
Globale kostenequivalentie: de netto contante waarde van de premietarieven, rentekosten en vergoedingen voor een rechtstreeks krediet, uitgedrukt als percentage van het bedrag van het rechtstreekse krediet, is gelijk aan de netto contante waarde van de som van de premietarieven, rentekosten en vergoedingen voor een zuivere dekking, uitgedrukt als percentage van het kredietbedrag waarvoor zuivere dekking geldt.
Zakelijke zekerheidstelling: een transactie die aan de voorwaarden van artikel 19, punt a), van aanhangsel II voldoet.
Afnemer/kredietnemer: omvat (maar is niet beperkt tot) commerciële entiteiten, zoals luchtvaartmaatschappijen en lessors, alsmede soevereine entiteiten (of wanneer het om een andere entiteit gaat, de primaire bron van terugbetaling van de transactie).
Door de koper aangeleverde uitrusting: door de koper op of vóór de levering aangeleverde uitrusting die tijdens het productie-/renovatieproces in het luchtvaartuig is gemonteerd, zoals blijkt uit de verkoopakte van de fabrikant.
Verdrag van Kaapstad: verwijst naar het Verdrag van Kaapstad betreffende internationale zakelijke rechten op mobiel materieel en naar het bijbehorende Protocol betreffende voor luchtvaartuigmaterieel specifieke aangelegenheden.
Toezegging: elke verklaring, in welke vorm dan ook, waarmee aan het ontvangende land, de afnemer, de kredietnemer, de exporteur of de financiële instelling de bereidheid of het voornemen wordt bekendgemaakt tot verlening van exportkredietsteun door de overheid; deze verklaringen omvatten, zonder enige beperking, brieven inzake het voor exportkredietsteun in aanmerking komen en marketingbrieven.
Gemeenschappelijke gedragslijn: een overeenkomst tussen de deelnemers over de bijzondere financiële voorwaarden voor exportkredietsteun van de overheid voor een bepaalde transactie of in bijzondere omstandigheden; een dergelijke gemeenschappelijke gedragslijn heeft enkel voor die transactie of in de in de gedragslijn gespecificeerde omstandigheden voorrang op de relevante bepalingen van deze sectorovereenkomst.
Voorwaardelijke verzekeringsdekking: overheidssteun die ingeval van verzuim aan de begunstigde na een bepaalde wachttermijn schadevergoeding voor bepaalde risico's biedt; gedurende de wachttermijn heeft de begunstigde geen recht op betaling door de deelnemer. Betaling uit hoofde van voorwaardelijke verzekeringsdekking is afhankelijk van de geldigheid van en uitsluitingen ingevolge de aan de onderliggende transactie ten grondslag liggende documenten.
Conversie: Een ingrijpende wijziging in het soort ontwerp van een luchtvaartuig door conversie ervan in een ander soort vliegtuig (met inbegrip van de conversie van een passagiersluchtvaartuig in een blusluchtvaartuig, vrachtluchtvaartuig, opsporings- en reddingsluchtvaartuig, bewakingsluchtvaartuig of een zakenluchtvaartuig), die aan certificering door de verantwoordelijke luchtvaartautoriteit is onderworpen.
Landenrisico-indeling: de geldende landenrisico-indeling van de deelnemers aan de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten zoals deze op de website van de OESO is bekendgemaakt.
Ratingbureau: een van de internationaal erkende ratingbureaus of enig ander ratingbureau dat voor de deelnemers aanvaardbaar is.
Motorkits: een samenstel van onderdelen ter verbetering van de betrouwbaarheid, duurzaamheid en/of vliegprestaties door de invoering van technologie.
Exportkrediet: een verzekering, garantie of financieringsovereenkomst waarmee een buitenlandse afnemer van de uitgevoerde goederen en/of diensten de betaling gedurende een bepaalde periode kan uitstellen; een exportkrediet kan de vorm aannemen van een door de exporteur verleend leverancierskrediet, of van een afnemerskrediet, waarbij de bank van de exporteur of een andere financiële instelling een krediet aan de afnemer (of diens bank) verstrekt.
Definitieve toezegging: er is sprake van een definitieve toezegging wanneer de deelnemer zich verbindt met betrekking tot specifieke en volledige financiële voorwaarden, hetzij door een wederzijdse overeenkomst, hetzij door een eenzijdige rechtshandeling.
Vast contract: een overeenkomst tussen de fabrikant en de persoon die het luchtvaartuig of de motoren als afnemer, of, ingeval van een sale-leasebackregeling, als lessee uit hoofde van een leaseovereenkomst met een looptijd van ten minste vijf jaar ontvangt, en die bindend is (met uitzondering van overeenkomsten die zien op tot dan toe niet-uitgeoefende opties), en waarvan niet-nakoming tot juridische aansprakelijkheid leidt.
Belanghebbende deelnemer: een deelnemer die i) overheidssteun verleent voor volledig of gedeeltelijk op zijn grondgebied geproduceerde luchtvaartuigcasco's of luchtvaartuigmotoren, ii) een bestaand aanmerkelijk commercieel belang heeft bij of ervaring heeft met de betrokken afnemer/kredietnemer, of iii) door een fabrikant/exporteur is verzocht aan de betrokken afnemer/kredietnemer overheidssteun te verlenen.
Rentesubsidie: kan de vorm aannemen van een regeling tussen enerzijds een overheid of een voor dan wel namens een overheid handelende instelling, en anderzijds banken of andere financiële instellingen, op grond waarvan exportfinanciering tegen een vast tarief ter hoogte van ten minste het desbetreffende vaste minimumrentetarief mogelijk is.
Ingrijpende wijzigingen/renovatie: handelingen waarbij een passagiers- of vrachtluchtvaartuig wordt omgebouwd of gerenoveerd.
Nettoprijs: de door de fabrikant of leverancier voor een product in rekening gebrachte prijs, na aftrek van alle prijskortingen en ander kaskrediet, verminderd met alle andere kredieten of concessies van welke aard ook die daarop betrekking hebben of redelijkerwijs in aanmerking kunnen worden genomen, zoals deze zijn vastgelegd in de bindende verklaring van elk van de luchtvaartuig- en motorfabrikanten, of in voorkomend geval de dienstverlener, en die in de door de overheidssteun verlenende partij verlangde informatie met het oog op bevestiging van de nettoprijs worden geschraagd (de verklaring van de vliegtuigmotorfabrikant is alleen vereist als deze gelet op de vorm van de koopovereenkomst relevant is). Invoerrechten en belastingen (bv. Btw) maken geen deel uit van de nettoprijs.
Nieuwe luchtvaartuigen: zie artikel 8, punt a), van deze sectorovereenkomst.
Geen zakelijke zekerheidstelling: een transactie die niet aan de voorwaarden van artikel 19, punt a), van aanhangsel II voldoet.
Niet-overheidstransactie: een transactie die niet aan de beschrijving van artikel 57, punt b), van aanhangsel II voldoet.
Premievaste periode: onder voorbehoud van artikel 36, punt b), van aanhangsel II, de periode waarin een voor een transactie aangeboden premietarief en verplichte risicobeperkende factoren worden gehandhaafd; deze periode bedraagt maximaal 18 maanden vanaf de datum van toezegging tot de laatste uitbetaling.
Premietariefomrekeningsmodel: door de deelnemers overeengekomen en aan hen ter beschikking gesteld model dat voor de toepassing van deze sectorovereenkomst moet worden gebruikt met het oog op de omrekening van premies bij aanvang naar marges en omgekeerd, waarbij het gebruikte rente- en disconteringspercentage 4,6 % bedraagt; dit percentage wordt door de deelnemers regelmatig geëvalueerd.
Voorafgaande kennisgeving: een kennisgeving die ten minste tien kalenderdagen vóór het doen van een toezegging wordt gedaan, waarbij wordt gebruikgemaakt van het in aanhangsel IV opgenomen rapportageformulier.
Zuivere dekking: door of namens een overheid verleende overheidssteun die zich beperkt tot de garantie of verzekering van een exportkrediet en waarbij m.a.w. geen overheidssteun in de vorm van financiering wordt verleend.
Krediettermijn: de periode die ingaat bij de aanvangsdatum van het krediet, en eindigt op de in het contract opgenomen datum van de laatste aflossing van de hoofdsom.
Overheidstransactie: een transactie die aan de beschrijving van artikel 56, punt b), van aanhangsel II voldoet.
Aanvangsdatum van het krediet: voor de verkoop van luchtvaartuigen met inbegrip van helikopters, reservemotoren en onderdelen: uiterlijk de feitelijke datum waarop de afnemer de goederen fysiek in ontvangst neemt, dan wel de gewogen gemiddelde datum waarop de afnemer de goederen fysiek in ontvangst neemt; voor diensten is de uiterste aanvangsdatum van het krediet de datum van de indiening van de facturen bij de klant of de aanvaarding van de diensten door de klant.
Swaprente: een vaste rente die gelijk is aan de rente voor het ruilen van een schuld met een variabele rente tegen een schuld met een vaste rente (aanbodzijde) en die door een onafhankelijke aanbieder van marktindices, zoals Bloomberg, Reuters, of daaraan gelijkwaardige aanbieders, om 11 uur New Yorkse tijd twee werkdagen vóór uitboeking van het krediet is bekendgemaakt als de ‘Overnight Index Swap’-curve (OIS-curve) voor de betrokken munteenheid.
Gewogen gemiddelde looptijd: de tijd die nodig is om de helft van de hoofdsom van een krediet af te lossen; deze wordt berekend als de som van de tijd (in jaren) tussen de aanvangsdatum van het krediet en elke aflossing op de hoofdsom gewogen met het gedeelte van de hoofdsom dat op elke aflossingsdatum wordt afgelost.
Voetnoten
De verplichting tot het vooraf rapporteren van halfjaarlijkse aflossingen is niet van toepassing op transacties met betrekking tot kleine luchtvaartuigen waarbij het totale gefinancierde bedrag minder dan 5 miljoen USD bedraagt (d.w.z. de-minimistransacties).
Wanneer de voorgestelde risico-indeling van een afnemer/kredietnemer beter is dan de risico-indeling van het gastland, wordt een toelichting verstrekt.
Voor transacties met een exportcontractwaarde van minder dan 5 miljoen USD past een deelnemer die de risico-indelingsprocedure van de artikelen 6, 7 en 8 van dit aanhangsel niet wenst te volgen, de risico-indeling ‘8’ toe voor de bij de transactie betrokken afnemer/kredietnemer en meldt hij de transactie overeenkomstig artikel 24, punt a), van deze sectorovereenkomst aan.
Voor transacties met een exportcontractwaarde van minder dan 5 miljoen USD geldt een termijn van vijf werkdagen.
Samen met informatie betreffende eventuele betrokkenheid (verstrekt met inachtneming van geheimhoudingsplichten).
Samen met informatie betreffende eventuele betrokkenheid (verstrekt met inachtneming van geheimhoudingsplichten).
Voor het beantwoorden van deze vragenlijst is de ‘staat’ het land dat voor toevoeging aan de lijst van het Verdrag van Kaapstad wordt voorgedragen ingevolge aanhangsel II, afdeling 2, punt II, van de ASU. In voorkomend geval moeten deze vragen tevens worden beantwoord met betrekking tot de wetgeving van de bijzondere ‘territoriale eenheid’ van de staat waarin de betrokken exploitant van een luchtvaartuig [of andere relevante entiteit als beschreven in artikel 35, punt b), van aanhangsel II] gevestigd is; ‘nationale wetgeving’ wordt mede geacht te verwijzen naar relevant plaatselijk recht.
Voor het beantwoorden van deze vragenlijst wordt onder ‘nationaal recht’ verstaan alle nationale wetgeving van een staat, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, de grondwet en de wijzigingen daarvan, alsook alle wet- of regelgeving op federaal, staats- en districtsniveau.
Bijvoorbeeld dat i) verdragen prevaleren boven andere wetgeving als gevolg van een constitutionele of soortgelijke kaderwet in staat X, of ii) in staat X wetgeving nodig is en is aangenomen waarbij uitdrukkelijk is bepaald dat het Verdrag van Kaapstad voorrang heeft op en/of prevaleert boven het andere recht, of iii) het Verdrag van Kaapstad of de omzettingswetgeving ervan a) specifieker is dan ander recht (lex specialis derogat legi generali) en/of b) van latere datum is dan dat andere recht (lex posterior derogat legi priori), en als gevolg van a) en/of b), prevaleert boven dat andere recht.
Is er bijvoorbeeld een reden waarom de rechten en rechtsmiddelen die ingevolge het Verdrag en de QD's aan schuldeisers zijn toegekend, a) niet als werkzaam worden erkend, of b) op zichzelf ontoereikend zijn om in de staat rechtsgeldig te kunnen worden uitgeoefend?
Een voorbeeld van een administratieve handeling in dezen kan zijn dat de staat geen procedures invoert of middelen ter beschikking stelt om uitvoering te geven aan een bepaling van het Verdrag of een kwalificerende verklaring. Een ander voorbeeld is wanneer de staat met betrekking tot zijn luchtvaartregister geen passende procedures voor inschrijving van onherroepelijke machtigingen voor doorhaling van de inschrijving en voor een uitvoerverzoek (Irrevocable De-Registration and Export Request Authorisation — IDERA's) invoert.
Vermeld bij uw analyse precedenten/beslissingen met betrekking tot de erkenning van de rechten van schuldeisers, ook wat exportkredietinstellingen betreft, voor zover zulks relevant is.
Met dien verstande dat bij een swap van een lening met een variabele LIBOR-rentevoet naar een lening met een SOFR-swaprente de marge na verwijdering van het kredieteffect, volgens de SOFR-LIBOR-basiscurve, op basis van de gewogen gemiddelde looptijd en de valuta van de lening, wordt toegevoegd aan de swaprente. (De SOFR-LIBOR-basiscurve voor USD op Bloomberg staat op pagina IRSB46)
Op basis van de door Bloomberg op 5 maart 2021 gepubliceerde ‘Historical Credit Adjustment’ (correctie op kredieten uit het verleden), waarbij de ‘YUS0003M Index’ voor 3-maands USD werd vastgesteld op 0,26161.
Vermeld het aantal veelvouden van 300 miljoen USD die een bedrag van 2 miljard USD te boven gaan.