Einde inhoudsopgave
Regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten
Bijlage I Sectorovereenkomst inzake exportkredieten voor klimaatverandering
Geldend
Geldend vanaf 31-12-2023
- Bronpublicatie:
28-09-2023, PbEU L 2023, 2023/2738 (uitgifte: 11-12-2023, regelingnummer: 2023/2738)
- Inwerkingtreding
31-12-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-09-2023, PbEU L 2023, 2023/2738 (uitgifte: 11-12-2023, regelingnummer: 2023/2738)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Mededingingsrecht / Financiële transparantie
Hoofdstuk I. Toepassingsgebied van de sectorovereenkomst
1. Toepassingsgebied voor projecten in de sectoren matiging van klimaatverandering die subsidiabel zijn uit hoofde van aanhangsel I
- a)
Deze sectorovereenkomst bevat de financiële voorwaarden die van toepassing zijn op door de overheid gesteunde exportkredieten die verband houden met contracten in de in aanhangsel I bij deze sectorovereenkomst genoemde en gedefinieerde in aanmerking komende sectoren, mits de effecten ervan worden aangepakt overeenkomstig de aanbeveling van de OESO-Raad van 2012 inzake een gemeenschappelijke aanpak van door de overheid gesteunde exportkrediet Deze lijst van sectoren en, indien van toepassing, de daarmee samenhangende technologieneutrale prestatiecriteria die worden gebruikt om te bepalen of een project voor steun in aanmerking komt, kunnen mettertijd in overeenstemming met de herzieningsbepaling van artikel 8 van deze sectorovereenkomst worden gewijzigd.
- b)
Deze contracten hebben betrekking op de export van complete projecten of delen daarvan, met inbegrip van alle componenten, installaties, materialen en diensten (met inbegrip van de opleiding van het personeel) die rechtstreeks vereist zijn voor de bouw en de inbedrijfstelling van een identificeerbaar project, op voorwaarde dat:
- 1)
het project wordt gekenmerkt door geen of lage emissies van koolstof of van een CO2-equivalent, en/of door een hoge energie-efficiëntie;
- 2)
het project is toegesneden op ten minste de prestatienormen zoals weergegeven in aanhangsel I, en
- 3)
de voorwaarden alleen worden uitgebreid om specifieke financiële nadelen aan te pakken die zich in het kader van een project voordoen, waarbij die voorwaarden worden gebaseerd op de individuele financiële behoeften van en specifieke marktvoorwaarden voor elk project.
- c)
De voorwaarden die gelden voor de sectoren van projectklasse A van aanhangsel I zijn beperkt tot:
- 1)
de export van volledige, ecologisch duurzame energiecentrales of delen daarvan, omvattende alle componenten, installaties, materialen en diensten (met inbegrip van de opleiding van het personeel) die rechtstreeks vereist zijn voor de bouw en de inbedrijfstelling van deze centrales;
- 2)
de modernisering van bestaande ecologisch duurzame energiecentrales in gevallen waarin de economische levensduur van de centrale naar verwachting met ten minste de toe te kennen aflossingsperiode wordt verlengd. Indien niet aan deze voorwaarde is voldaan, zijn de voorwaarden van hoofdstuk II van de regeling van toepassing.
- d)
De voorwaarden voor de sectoren onder projectklasse A van aanhangsel I zijn niet van toepassing op posten buiten de elektriciteitscentrale die doorgaans voor rekening van de afnemer komen, met name de watervoorziening die niet rechtstreeks met de elektriciteitsproductiecentrale verband houdt, de kosten voor het bouwrijp maken van de grond, wegen, accommodatie voor bouwpersoneel, elektriciteitsleidingen, schakelinstallaties alsmede kosten die in het land van de afnemer voortvloeien uit officiële goedkeuringsprocedures (bijvoorbeeld vergunning bouwterrein, bouwvergunning), met de volgende uitzonderingen:
- 1)
de mate waarin de posten onder aanhangsel I of II vallen;
- 2)
wanneer de afnemer van de schakelinstallaties en de afnemer van de elektriciteitscentrale dezelfde persoon zijn en het contract wordt gesloten met betrekking tot de oorspronkelijke schakelinstallaties voor genoemde centrale, mogen de voorwaarden voor de oorspronkelijke schakelinstallaties niet verder gaan dan die voor de centrale, en
- 3)
de voorwaarden voor substations, transformatoren en transmissielijnen met een minimumspanningsdrempel van 60 kV buiten het terrein van de centrale mogen niet gunstiger dan die voor de centrale zijn.
- e)
De deelnemers kunnen voorstellen de in deze sectorovereenkomst vastgestelde financiële voorwaarden te verstrekken voor projecten ter matiging van klimaatverandering die momenteel niet onder aanhangsel I vallen of die anderszins niet voldoen aan de criteria in aanhangsel I. Deze projecten worden per geval beoordeeld volgens de procedure in artikel 54 tot en met 59 van de regeling. De deelnemers zullen voorstellen die overeenstemmen met de gedeelde klimaatdoelstellingen en met het doel van deze sectorovereenkomst in welwillende overweging nemen.
2. Toepassgingsgebied voor projecten in de sectoren aanpassing aan klimaatverandering die subsidiabel zijn uit hoofde van aanhangsel II
- a)
Deze sectorovereenkomst bevat de financiële voorwaarden die van toepassing zijn op door de overheid gesteunde exportkredieten voor contracten of projecten die voldoen aan de in aanhangsel II van deze sectorovereenkomst neergelegde criteria.
- b)
Deze contracten hebben betrekking op de export van complete projecten of delen daarvan, met inbegrip van alle componenten, installaties, materialen en diensten (met inbegrip van de opleiding van het personeel) die rechtstreeks vereist zijn voor de uitvoering en de inbedrijfstelling van een identificeerbaar project, op voorwaarde dat:
- 1)
aan de in aanhangsel II neergelegde voorwaarden is voldaan, en
- 2)
de voorwaarden alleen worden uitgebreid om specifieke financiële nadelen aan te pakken die zich in het kader van een project voordoen, waarbij die voorwaarden worden gebaseerd op de individuele financiële behoeften van en specifieke marktvoorwaarden voor elk project.
- c)
Deze sectorovereenkomst is ook van toepassing op de modernisering van bestaande projecten, teneinde rekening te houden met aandachtspunten op het gebied van de aanpassing, in gevallen waarin de economische levensduur van het project naar verwachting met ten minste de toe te kennen aflossingsperiode wordt verlengd. Indien niet aan deze voorwaarde is voldaan, zijn de voorwaarden van de regeling van toepassing.
3. Toepassingsgebied voor waterprojecten
Deze sectorovereenkomst bevat de financiële voorwaarden die van toepassing zijn op door de overheid gesteunde exportkredieten met betrekking tot contracten voor de export van volledige projecten of delen daarvan op het gebied van de watervoorziening voor menselijk gebruik en afvalwaterzuiveringsinstallaties:
- a)
infrastructuur voor de drinkwatervoorziening van gemeenten, met inbegrip van huishoudens en kleine bedrijven, dat wil zeggen waterzuivering om er drinkwater van te maken en distributienetwerken (inclusief controle op lekken);
- b)
opvang en behandeling van afvalwater, dat wil zeggen opvang en behandeling van huishoudelijk en industrieel afval- en rioolwater, inclusief processen voor hergebruik of recyclering van water en slibbehandeling die rechtstreeks verband houden met deze activiteiten;
- c)
de modernisering van deze installaties in gevallen waarin de economische levensduur van de installatie naar verwachting met ten minste de toe te kennen aflossingsperiode zal worden verlengd. Indien niet aan deze voorwaarde is voldaan, zijn de voorwaarden van de regeling van toepassing.
Hoofdstuk II. Bepalingen voor exportkredieten
4. Maximale krediettermijnen
- a)
De maximale krediettermijn voor transacties in de sector matiging van klimaatverandering die subsidiabel zijn uit hoofde van artikel 1 van deze sectorovereenkomst, is vastgesteld in aanhangsel I.
- b)
De maximale krediettermijn voor transacties in de sector matiging van klimaatverandering uit hoofde van artikel 2 van deze overeenkomst bedraagt overeenkomstig de subsidiabiliteitscriteria in aanhangsel II 22 jaar.
- c)
De maximale krediettermijn voor watertransacties die subsidiabel zijn overeenkomstig artikel 3 van deze sectorovereenkomst bedraagt 22 jaar.
5. Aflossing van de hoofdsom en rentebetaling
- a)
De hoofdsom van een exportkrediet wordt normaal gesproken in gelijke en regelmatige termijnen afgelost of, in voorkomend geval (bijvoorbeeld wanneer steun wordt verleend voor leasetransacties of voor de uitvoer van op zichzelf staande machines of uitrusting), gelijke aflossingen voor het bedrag van hoofdsom en rente samen.
- b)
De hoofdsom wordt ten minste eenmaal per jaar afgelost, te beginnen uiterlijk een jaar na de aanvangsdatum van het krediet.
- c)
De rente wordt ten minste om de zes maanden betaald, te beginnen uiterlijk zes maanden na de aanvangsdatum van het krediet. Indien de hoofdsom jaarlijks wordt afgelost, wordt de rente ten minste eenmaal om de twaalf maanden betaald, te beginnen uiterlijk twaalf maanden na de aanvangsdatum van het krediet.
- d)
Na de aanvangsdatum van het krediet wordt de verschuldigde rente niet gekapitaliseerd.
- e)
Indien dit naar behoren wordt gemotiveerd door een onbalans tussen het tijdstip waarop de middelen voor de kredietnemer beschikbaar zijn en het volgens de in de punten a) en b) bedoelde parameters mogelijke schema voor de schuldendienst, kunnen exportkredieten die op grond van deze overeenkomst worden gesteund, met de volgende beperkingen worden verstrekt:
- 1)
Voor uit hoofde van deze overeenkomst subsidiabele transacties waarvoor een maximale krediettermijn van 15 jaar geldt en voor uit hoofde van projectklasse B type 1 gesteunde transacties:
- —
mag binnen een periode van zes maanden het bedrag van een afzonderlijke aflossing of een reeks aflossingen van de hoofdsom niet meer dan 30 % van de hoofdsom van het krediet bedragen.
- —
vindt de eerste aflossing van de hoofdsom uiterlijk 24 maanden na de aanvangsdatum van het krediet plaats.
- —
De maximale gewogen gemiddelde duur van de aflossingsperiode bedraagt 65 % van de krediettermijn van de transactie of, indien dat langer is, zes jaar.
- 2)
Voor alle andere uit hoofde van deze overeenkomst subsidiabele transacties:
- —
mag binnen een periode van zes maanden het bedrag van een afzonderlijke aflossing of een reeks aflossingen van de hoofdsom niet meer dan 35 % van de hoofdsom van het krediet bedragen;
- —
vindt de eerste aflossing van de hoofdsom uiterlijk 36 maanden na de aanvangsdatum van het krediet plaats;
- —
bedraagt de maximale gewogen gemiddelde duur van de aflossingsperiode 70 % van de krediettermijn van de transactie of, indien dat langer is, zes jaar.
Hoofdstuk III. Procedures
6. Voorafgaande kennisgeving
- a)
Een deelnemer die voornemens is overeenkomstig deze sectorovereenkomst een krediet te steunen, doet hiervan ten minste tien kalenderdagen voordat hij een toezegging met een kredietwaarde van 10 miljoen SDR of meer doet, kennisgeving overeenkomstig:
- 1)
artikel 44 van de regeling indien de steun wordt verleend uit hoofde van de artikelen 1 of 3 van deze sectorovereenkomst;
- 2)
artikel 43 van de regeling indien de steun wordt verleend uit hoofde van artikel 2 van deze sectorovereenkomst.
- b)
Deze kennisgevingen bevatten een uitgebreide omschrijving van het project om aan te tonen hoe het project aan de criteria voor steun als omschreven in de artikelen 1 of 2 van deze sectorovereenkomst voldoet.
- c)
Voor projecten die worden gesteund overeenkomstig aanhangsel I van deze sectorovereenkomst, bevat deze kennisgeving informatie over de toegepaste technische of prestatienormen en, indien beschikbaar, de verwachte emissiereducties.
- d)
Voor projecten die worden gesteund overeenkomstig aanhangsel II van deze sectorovereenkomst, bevat deze kennisgeving, indien van toepassing, het resultaat van een eventuele beoordeling door een onafhankelijke derde.
- e)
Voor transacties die op grond van artikel 5, punt e), worden ondersteund, verstrekken de deelnemers onder meer:
- 1)
gedetailleerde informatie over het ondersteunde aflossingsschema en een uiteenzetting van de redenen waarom er een onbalans bestaat tussen het tijdstip waarop de middelen voor de kredietnemer beschikbaar zijn en het beschikbare schema voor de schuldendienst indien dit overeenkomstig artikel 5, punten a) en b), wordt ondersteund, en
- 2)
voor transacties met een aflossingsschema dat niet overeenstemt met de vrije kasstroom, een gedetailleerde en adequate rechtvaardiging van het ondersteunde aflossingsschema.
- f)
Na een bespreking deelt een deelnemer alle andere deelnemers zijn definitieve besluit mee teneinde de opgedane ervaringen gemakkelijker te kunnen evalueren.
Hoofdstuk IV. Toezicgt en evaluatie
7. Toekomstige werkzaamheden
De deelnemers komen overeen de volgende aangelegenheden te onderzoeken:
- a)
energieneutrale gebouwen;
- b)
brandstofcelprojecten;
- c)
schone gasvormige en vloeibare brandstoffen;
- d)
evaluatie en opname van toekomstige internationale normen voor emissiearme productie (bijvoorbeeld door het IEA).
8. Toezicht en evaluatie
- a)
Het secretariaat brengt jaarlijks verslag uit over de tenuitvoerlegging van deze sectorovereenkomst. In dit verslag worden de resultaten van elke krachtens artikel 43 van de regeling gevoerde overlegprocedure gedocumenteerd. Het verslag bevat een samenvatting die openbaar kan worden gemaakt.
- b)
De deelnemers evalueren regelmatig het toepassingsgebied en de overige bepalingen van deze sectorovereenkomst. Eind 2028 of zodra er 150 CCSU-transacties hebben plaatsgevonden na 15 juli 2023, afhankelijk van wat zich het eerst voordoet, vindt er voor de zekerheid een evaluatie plaats. Deze evaluatie wordt gebaseerd op de ervaring die is opgedaan met het kennisgevingsproces (met inbegrip van informatie over toegepaste technische of prestatienormen, voor zover beschikbaar, en gerealiseerde emissiereducties), de meest recente verslagen over klimaatwetenschap en een beoordeling van de marktvoorwaarden voor klimaattechnologieën.
- c)
Indien een deelnemer bezorgd is dat een bepaling of bepalingen van deze sectorovereenkomst niet langer in overeenstemming zijn met het doel van de regeling, zoals uiteengezet in artikel 1 (doel) van de regeling, kan die deelnemer verzoeken de kwestie op de volgende geplande vergadering van de deelnemers te behandelen en moet hij zijn bezorgdheid aantonen.
- d)
Aanhangsel I van deze sectorovereenkomst wordt op gezette tijden geëvalueerd, inclusief op verzoek van een deelnemer, teneinde na te gaan of een projectklasse en/of -type moet worden toegevoegd aan of verwijderd uit dat aanhangsel, of dat daarin drempels moeten worden aangepast. Voorstellen voor nieuwe projectklassen en/of -typen worden gestaafd met informatie over de wijze waarop de projecten van die klasse/dat type aan de criteria van artikel 1 van deze sectorovereenkomst.
Aanhangsel 1. Selectiecriteria voor projecten op get gebied van de matiging van klimaatverandering
De onderstaande definities of normen zijn bedoeld om onder de deelnemers een gemeenschappelijke visie te bevorderen met betrekking tot de uitvoering van deze sectorovereenkomst voor de overeenkomstige projecttypen. Zij doen geen afbreuk aan andere klimaatgerelateerde definities of normen die reeds bestaan of in ontwikkeling zijn of nog worden ontwikkeld.
Projectklasse | Definitie | Doel | Gebruikte normen of uitdovingsclausule | Maximale krediettermijn |
---|---|---|---|---|
PROJECTKLASSE A: ecologisch duurzame energieproductie | ||||
TYPE 1: hernieuwbare energie | Complete centrales of delen daarvan en de modernisering van bestaande centrales, in de volgende sectoren:
| 22 jaar | ||
TYPE 2: elektriciteitsopwekking met schone waterstof | Bouw van elektriciteitsinstallaties die uitsluitend met schone waterstof elektriciteit opwekken. | Voor normen voor schone waterstof, zie PROJECTKLASSE F, TYPE 1. | Zie de krediettermijnen van PROJECTKLASSE F, TYPE 1. |
Projectklasse | Definitie | Doel | Gebruikte normen of uitdovingsclausule | Maximale krediettermijn |
---|---|---|---|---|
PROJECTKLASSE B: saneringsprojecten in met fossiele brandstoffen gestookte centrales, vervanging van fossiele brandstoffen | ||||
TYPE 1: met fossiele brandstoffen gestookte centrales met operationele koolstofafvang en -opslag (CCS)(*1) | Een proces waarbij de CO2-stroom van de emissies van met fossiele brandstoffen gestookte centrales wordt afgezonderd, en CO2 wordt vervoerd naar een opslagplaats met het oog op een milieuveilige en blijvende geologische opslag ervan of het gebruik ervan als input of grondstof om producten of diensten te creëren. | Voor met fossiele brandstoffen gestookte installaties lage koolstofemissie-niveaus bereiken. | De koolstofintensiteit bedraagt maximaal 350 metrische ton in de buitenlucht afgeblazen CO2 per GWh (1); of voor alle projecten moeten met het afvang- en opslagpercentage de koolstofemissies van de centrale met ten minste 65 % worden verminderd, of het CO2-afvangpercentage van de apparatuur die is vermeld in de aanvraag voor een door de overheid gesteund exportkrediet, moet ten minste 85 % bedragen. De 85 %-voorwaarde geldt bij normale bedrijfsomstandigheden. | 18 jaar |
TYPE 2: opwekking van energie uit afval(*1) | Eenheid bestemd voor de opwekking van energie door thermische behandeling (met inbegrip van vergassing) van een gemengde stroom van vast afval. | Compensatie van broeikasgasemissies door het gebruik van conventionele energie en door vermindering van toekomstige broeikasgassen zoals methaan dat normaliter voortkomt uit afval. | Ingeval van een stoomcyclus moet een ketel (of stoomgenerator) een energieomzettingsefficiëntie hebben van ten minste 75 % op basis van de calorische onderwaarde (LHV) (2). Ingeval van vergassing moet de vergassingsefficiëntie ten minste 65 % bedragen, uitgaande van de LHV (3). | 15 jaar |
TYPE 3: hybride energie-centrales(*1) | Een centrale die elektriciteit opwekt uit zowel een duurzame-energiebron als uit fossiele brandstof. | Om te voldoen aan het vereiste dat een centrale beschikbaar moet zijn, moet er een met fossiele brandstoffen gestookte installatie beschikbaar zijn voor de perioden waarin energie uit de duurzame-energiebron niet of niet in voldoende mate beschikbaar is. De fossiele-brandstofbron maakt het gebruik van duurzame energie in de hybride centrale mogelijk waardoor, in vergelijking tot een reguliere met fossiele brandstoffen gestookte centrale, een aanzienlijke koolstofvermindering wordt bereikt. | Model 1: Twee afzonderlijke opwekkingsbronnen: één duurzame-energiebron en één fossiele-brandstofbron. Het project moet zodanig worden vormgegeven dat ten minste 50 % van de geplande totale jaarlijkse energieoutput ervan afkomstig is van de duurzame-energiebron van de centrale. Model 2: Een enkele opwekkingsbron die gebruik maakt van de combinatie van duurzame en fossiele brandstoffen. Het project moet zodanig worden vormgegeven dat ten minste 75 % van de nuttige geproduceerde energie wordt gewonnen uit de duurzame bron. | 15 jaar |
Projectklasse | Definitie | Doel | Gebruikte normen of uitdovingsclausule | Maximale krediettermijn |
---|---|---|---|---|
PROJECTKLASSE C: energie-efficiëntie | ||||
TYPE 1: gecombineerde warmte- en elektriciteitsprojecten(*1) | Gelijktijdige opwekking van diverse vormen van energie (elektrische, mechanische en thermische) in één geïntegreerd systeem. Output van de WKK-centrale moet elektrische of mechanische energie en warmte voor commerciële industriële en/of woondoeleinden omvatten. | Tot twee derde van de voor elektriciteitsopwekking in conventionele warmtekrachtcentrales gebruikte primaire energie gaat verloren in de vorm van warmte. Gecombineerde warmte- en energie-opwekking (warmte-krachtkoppeling — WKK) kan derhalve een effectieve optie voor de matiging van broeikasgassen zijn. WKK is mogelijk met alle warmtemachines en brandstoffen (met inbegrip van biomassa en zonnewarmte) van een paar kW tot 1000 MW stoomcondensatie-energiecentrales (1). | Algehele efficiëntie van ten minste 75 % op basis van de calorische onderwaarde (LHV) (2). | 15 jaar |
TYPE 2: afstandsverwarming en/of -koeling(*1) | Netwerk dat thermische energie vervoert/distribueert van een energieproducerende eenheid naar een eindgebruikspunt. | Verbetering van de efficiëntie van verwarming op afstand door de aanleg van pijpleidingnetwerken voor stoom en/of warm water met een hoge thermische efficiëntie, zowel door het warmteverlies via pijpleidingen en convertoren terug te brengen tot een minimum, als door het gebruik van afvalwarmte te vergroten. Koeling op afstand is een integratieve technologie die aanzienlijk kan bijdragen tot de vermindering van koolstofdioxide-emissies en van de luchtvervuiling, alsook tot de verhoging van de energiezekerheid, bijvoorbeeld door vervanging van afzonderlijke klimaatregelingsapparaten. | De thermische geleidingscapaciteit van pijpleidingen voor afstandsverwarming bedraagt maximaal 80 % van de geleidingscapaciteit die wordt vereist door EN 253.2009 (te herzien ingeval van bijwerking van deze norm) | 15 jaar |
TYPE 3: Slimme netten(*1) | Geïntegreerde, technologisch geavanceerde elektriciteitsnetwerken met een verbeterde dynamische capaciteit om de input en output van al hun technische componenten te monitoren en controleren (zoals elektriciteitsproductie, netwerkbeheeroplossingen, omzetters en systemen voor hoogspanningsgelijkstroom (HVDC), flexibele wisselstroomtransmissiesystemen, speciale elektriciteitssystemen, transmissie, distributie, opslag, elektronische oplossingen voor energie van slimme netwerken, vermindering van het energieverbruik, bemetering, decentrale energieproductie). ICT overeenkomstig internationaal overeengekomen sectorale normen zoals NIST-SGIP en ETSI-CEN-Cenelec. | Om netwerkbeheerders, transmissie- en distributiesysteembeheerders, netwerkgebruikers, opslaghouders, beheerders van het metersysteem, leveranciers van toepassingen en diensten of beheerders van platformen voor energieuitwisseling te helpen om zuinige, milieuvriendelijke, evenwichtige en duurzame energiesystemen met beperkte transmissieverliezen en een kwalitatief betere energievoorziening, veiligheid, netwerkstabiliteit, betrouwbaarheid, gebruikmaking van hernieuwbare energie en kostenefficiëntie te creëren door steun te verlenen aan energieleveringsovereenkomsten die voornamelijk de uitvoer van geavanceerde, innovatieve technologieën en diensten betreffen. | Er moet worden voldaan aan de normen 1, 2 (a of b) en 3.
Normen worden berekend door een vergelijking van de geraamde emissies of het energieverbruik van een gebied dat door het netwerk wordt bediend indien de voorgestelde slimnetwerktechnologieën worden toegepast met de emissies of het energieverbruik van dat zelfde gebied indien de voorgestelde slimnetwerktechnologieën niet zouden worden toegepast. | 15 jaar |
Projectklasse | Definitie | Doel | Gebruikte normen of uitdovingsclausule | Maximale krediettermijn |
---|---|---|---|---|
PROJECTKLASSE D: koolstofafvang, -gebruik en -opslag | ||||
Bouw en exploitatie van installaties die bestemd zijn voor ofwel:
| Om koolstofemissies uit bestaande bronnen aanzienlijk te verminderen. | Installaties voor het afvangen van omgevingslucht moeten ten minste het CO2-equivalent van hun eigen operationele emissies afvangen. Specifieke geologische opslag voldoet aan ISO 27914:2017. Subsidiabel gebruik van het afgevangen en/of vervoerde CO2 valt onder ‘Schone vloeibare en gasvormige brandstoffen’ (PROJECTKLASSE K) en ‘Productie met lage emissies’ (PROJECTKLASSE G). Gebruik van CO2 voor activiteiten in verband met fossiele brandstoffen, zoals verbeterde olieterugwinning, komt niet in aanmerking. Er zijn passende lekdetectiesystemen en monitoringplannen voor het vervoer en de opslag van CO2, met regelmatige rapporten die door de nationale autoriteiten of een onafhankelijke derde partij worden gecontroleerd. | 22 jaar |
Projectklasse | Definitie | Doel | Gebruikte normen of uitdovingsclausule | Maximale krediettermijn |
---|---|---|---|---|
PROJECTKLASSE E: transmissie, distributie en opslag van energie | ||||
TYPE 1: beheer, transmissie en distributie van energie | Bouw en/of uitbreiding van energieopslaginstallaties op het net (bijvoorbeeld chemisch, thermisch, mechanisch en elektrochemisch). Aanleg en uitbreiding van infrastructuur voor de transmissie van koolstofarme elektriciteit, met inbegrip van directe verbindingen met koolstofarme bronnen en netsecties waar de elektriciteitsmix aan de normen voldoet. Installatie van slimme meters en andere technologieën die de efficiëntie van het net verbeteren. | Om het op lange termijn kosteneffectief koolstofvrij maken van energiesystemen te vergemakkelijken. | Projecten in verband met koolstofarme elektriciteit komen in aanmerking wanneer gedurende de periode van 5 jaar de hoeveelheid opgewekte koolstofarme elektriciteit meer dan 60 % van de nieuw geïnstalleerde opwekkingscapaciteit bedraagt. Met koolstofarme elektriciteit wordt bedoeld elke energiebron die onder projectklasse A is opgenomen in dit aanhangsel, of waarbij de broeikasgasemissies van de geproduceerde elektriciteit lager zijn dan de drempelwaarde van 133 g CO2-eq/kWh. Aangezien in de lage- en lagermiddeninkomenslanden elektrificatie van cruciaal belang is voor het koolstofvrij maken van de economie, is bovenstaande norm pas 5 jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst van toepassing op projecten in deze landen, tenzij de deelnemers anders overeenkomen. Voor zulke projecten geldt artikel 43. De bouw en uitbreiding van infrastructuurprojecten voor de transmissie van elektriciteit komen in aanmerking zolang zij geen met fossiele brandstoffen gestookte energiecentrales rechtstreeks op het net aansluiten. In de projectdocumenten inzake netefficiëntie moet op geloofwaardige wijze worden aangetoond dat energie-efficiëntie het hoofddoel van het project is. | 22 jaar |
TYPE 2: fabricage en recycling van batterijen | Bouw van installaties voor de fabricage van oplaadbare batterijen, batterijpakken en batterijcellen met klimaatmitigerende eindtoepassingen (bijvoorbeeld voor voorzieningen, vervoer en industriële toepassingen). Recycling van afgedankte batterijen. | Het verhogen van de output van klimaatmitigerende batterijen en het vergemakkelijken van het kosteneffectief koolstofvrij maken van activiteiten met hoge emissies. | Beschrijving van het project in de kennisgeving moet ook een beschrijving van het eindgebruik van de batterij bevatten. | 22 jaar |
Projectklasse | Definitie | Doel | Gebruikte normen of uitdovingsclausule | Maximale krediettermijn |
---|---|---|---|---|
PROJECTKLASSE F: schone waterstof en ammoniak | ||||
TYPE 1: productie van schone waterstof | Bouw van installaties die schone waterstof produceren. | Het koolstofvrij maken van sectoren met een hoge uitstoot bevorderen. | Projecten voor de productie van schone waterstof komen in aanmerking indien:
| Niveau 1: 22 jaar Niveau 2: 18 jaar |
TYPE 2: productie van schone ammoniak | Bouw van installaties voor de productie van schone ammoniak. | Het koolstofvrij maken van sectoren met een hoge uitstoot bevorderen. | Schone ammoniak is ammoniak geproduceerd met schone waterstof volgens de in dit aanhangsel vastgestelde normen of ammoniak die wordt teruggewonnen uit afvalwater. De drempels voor schone ammoniak zijn gelijk aan de drempels voor schone waterstof die bij de productie ervan wordt gebruikt. Voor uit afvalwater teruggewonnen schone ammoniak zijn er geen drempels; | Niveau 1 en uit afvalwater teruggewonnen schone ammoniak: 22 jaar Niveau 2: 18 jaar |
TYPE 3: transmissie, distributie en opslag van waterstof | Bouw van opslag-, transmissie- en distributie-installaties die zijn aangesloten op installaties voor de productie van schone waterstof of die naar verwachting binnen vijf jaar op zulke installaties zullen worden aangesloten. Ombouwen van bestaande gasinstallaties tot installaties die voor 100 % waterstof produceren. Herbestemmen van gasnetwerken om de opname van waterstof mogelijk te maken. | De nodige infrastructuur ontwikkelen voor de transmissie, distributie en opslag van schone waterstof, met dien verstande dat voor schone waterstof dezelfde transmissie-, distributie- en opslagfaciliteiten als voor andere waterstof zullen worden gebruikt en ook dat de uitrol van schone waterstof vereist dat infrastructuur wordt ontwikkeld die geschikt is voor alle soorten waterstof. | Indien van toepassing, zie de normen voor schone waterstof, in PROJECTKLASSE F, TYPE 1. | 22 jaar |
Projectklasse | Definitie | Doel | Gebruikte normen of uitdovingsclausule | Maximale krediettermijn |
---|---|---|---|---|
PROJECTKLASSE G: productie met lage emissies(1) | ||||
Productie met lage emissies, met inbegrip van de bouw, uitbreiding of aanpassing van complete productie-installaties en delen daarvan, de levering van uitrusting en daarmee rechtstreeks verband houdende infrastructuur en diensten. Lijst van voorbeelden:
| Fabrikanten in moeilijk koolstofarm te krijgen sectoren stimuleren om over te stappen op duurzame praktijken met als doel, in het bijzonder in productiesectoren die kampen met een wereldwijd overaanbod, broeikasgasintensieve technologieën te vervangen door technologieën die aanzienlijk bijdragen tot de matiging van klimaatverandering. | Zolang de deelnemers bij de toekomstige evaluatie geen consensus bereiken over passende normen, moeten zij de in de artikelen 54 tot en met 59 van de regeling beschreven procedures voor gemeenschappelijke gedragslijnen gebruiken om een voorstel voor een project voor emissiearme productie in te dienen. Het voorstel omvat de broeikasgasintensiteit van de productie van het vervaardigde product, berekend in overeenstemming met het broeikasgasrapportageprotocol, rekening houdend met de emissies van toepassingsgebieden 1 en 2. In het voorstel wordt uiteengezet waarom dit emissieniveau als laag kan worden aangemerkt. Deze informatie moet worden gestaafd met documenten die samen met het voorstel zullen worden ingediend. Bij projecten die betrekking hebben op contracten met een waarde van ten minste 20 miljoen SDR, wordt het project afzonderlijk of samen met de voorbereiding van de projectdocumenten door een onafhankelijke derde beoordeeld. Deze documentatie moet op de datum van de eerste kredietopneming in gestandaardiseerde vorm op de website van de OESO bekend worden gemaakt (zich inspirerend op de transparantie van het ECG-project van klasse A). | 22 jaar |
Projectklasse | Definitie | Doel | Gebruikte normen of uitdovingsclausule | Maximale krediettermijn |
---|---|---|---|---|
PROJECTKLASSE H: emissievrij en emissiearm vervoer | ||||
TYPE 1: emissievrij vervoer en ondersteunende infrastructuur(1) | Voertuigenparken met weg-, spoorgebonden (2) en watervoertuigen zonder directe emissies en de bijbehorende essentiële infrastructuur voor het gebruik van die voertuigen (3). | De transitie naar voertuigparken zonder directe uitlaatemissies is van cruciaal belang om klimaatverandering te matigen. | De directe CO2-uitlaatemissies van de bewegende activa zijn nul. Emissievrije voertuigen omvatten elektrische voertuigen en brandstofcelvoertuigen. Goederenvervoer, met inbegrip van voertuigen, treinen, wagons of vaartuigen alsmede de infrastructuur die essentieel is voor de exploitatie van al deze voertuigen, mag niet bestemd zijn voor het vervoer of de opslag van fossiele brandstoffen. Voor de bijbehorende infrastructuur omvat de projectkennisgeving een beschrijving van het verband tussen emissievrije voertuigen en de infrastructuur, alsook waarom die essentieel is voor de werking van die voertuigen. Om krediettermijnen van meer dan 18 jaar voor vaartuigen te verkrijgen, moeten de deelnemers gebruikmaken van de procedures voor gemeenschappelijke gedragslijnen van artikel 54 tot en met 59 van de regeling. In het voorstel moet worden gemotiveerd waarom langere krediettermijnen nodig zijn. De maximale krediettermijnen bedragen 22 jaar. | 22 jaar voor alle vervoer en infrastructuur daarvoor, met uitzondering van vaartuigen 18 jaar voor vaartuigen |
TYPE 2: emissiearm spoorvervoer en ondersteunende infrastructuur | Emissiearm spoorvervoer, met inbegrip van bimodale elektro-dieseltreinen en hybride locomotieven en de bijbehorende infrastructuur die essentieel is voor de werking van die voertuigen. | Het stimuleren van hybride en emissiearm spoorwegvervoer, waarbij het gebruik ervan aanzienlijke emissiereducties zal opleveren en zal bijdragen tot de beperking van de klimaatverandering. | Ingeval van bimodale treinen zijn de directe CO2-uitlaatemissies van treinen, passagiersrijtuigen en wagons gelijk aan nul wanneer deze worden ingezet op een spoorlijn die over de nodige infrastructuur beschikt en gebruikmaken van een conventionele motor waar die infrastructuur ontbreekt (bimodale treinen); | 20 jaar |
TYPE 3: emissiearm zwaar vervoer en ondersteunende infrastructuur | Plug-in hybride voertuigen (PHEV) voor industriële of vrachttoepassingen en de bijbehorende infrastructuur die essentieel is voor de werking van die voertuigen. Hybride elektrische voertuigen (HEV) voor industriële of vrachttoepassingen. | Het stimuleren van hybride en emissiearme voertuigen, waarbij het gebruik ervan aanzienlijke emissiereducties zal opleveren en zal bijdragen tot de matiging van de klimaatverandering. | Bij plug-in hybride elektrische voertuigen heeft het voertuig geen directe CO2-emissies via de uitlaat wanneer het met een elektromotor werkt en in andere gevallen een conventionele motor gebruikt. Bij hybride elektrische voertuigen stoot het voertuig van het recentste modeljaar 35 % minder directe CO2-emissies uit via de uitlaat of is het 35 % energie-efficiënter ten opzichte van overeenkomstige conventionele voertuigen. | 20 jaar voor plug-in hybride elektrische voertuigen. 18 jaar voor hybride elektrische voertuigen. |
TYPE 4: emissiearm vervoer over water | Transacties die onder deze projectcategorie vallen, blijven onderworpen aan de voorwaarden van hoofdstuk II, in afwachting van het resultaat van verdere besprekingen door de deelnemers over de toe te passen specifieke criteria, normen en definities. | |||
PROJECTKLASSE I: mineralen en ertsen voor schone energie(4) | ||||
Bouw van installaties voor recycling, verwerking en/of raffinage (met inbegrip van metallisatie) van ertsen of mineralen op het land, indien het bij deze processen verkregen product deel uitmaakt van de toeleveringsketen voor in aanmerking komende projecten (of in aanmerking komende delen daarvan) in het kader van aanhangsel I, klasse A — type 1: hernieuwbare energie; klasse E — type 2: fabricage en recycling van batterijen. Lijst van voorbeelden:
| Zorgen voor een stabiel en betaalbaar aanbod van materialen in de toeleveringsketen voor in aanmerking komende projecten of delen daarvan) in het kader van dit aanhangsel die van essentieel belang zijn voor de matiging van klimaatverandering. | Zolang geen passende normen zijn uitgewerkt die de deelnemers in het kader van hun toekomstige werk zullen evalueren, gebruiken zij de in de artikelen 54 tot en met 59 van de regeling beschreven procedures voor gemeenschappelijke gedragslijnen om een voorstel voor een project voor mineralen en ertsen voor schone energie in te dienen. Deze informatie wordt gestaafd met documenten die samen met het voorstel zullen worden ingediend. Voor projecten voor de winning, verwerking en raffinage van ertsen of mineralen bevat het voorstel de broeikasgasintensiteit van het resulterende product, berekend in overeenstemming met het broeikasgasrapportageprotocol, rekening houdend met de emissies van de toepassingsgebieden 1 en 2. Het bevat ook informatie over de genomen maatregelen ter vermindering van de emissies. Voor winningsprojecten bevat het voorstel een bekendmaking van de economische levensduur van de mineraalreserve, geraamd overeenkomstig internationaal erkende en aanvaarde richtsnoeren van de mijnbouwsector, evenals de daarmee verband houdende motivering van de toegepaste looptijd. Het voorstel zal voorts een beschrijving bevatten waaruit blijkt dat:
Indien de deelnemers het voorstel aanvaarden, wordt het project op de datum van de eerste kredietopneming in gestandaardiseerde vorm op de website van de OESO vermeld. | 22 jaar | |
PROJECTKLASSE J: Productie van schone vloeibare en gasvormige brandstoffen | ||||
Transacties die onder deze projectcategorie vallen, blijven onderworpen aan de voorwaarden van hoofdstuk II, in afwachting van het resultaat van verdere besprekingen door de deelnemers over de toe te passen specifieke criteria, normen en definities. |
Aanhangsel II. Selectiecriteria voor projecten inzake aanpassing aan klimaatverandering
Een project komt in aanmerking voor de maximale financiële voorwaarden van deze sectorovereenkomst indien:
- a)
het project leidt tot minder locatiespecifieke omstandigheden waarin kwetsbaarheid voor klimaatverandering zich voordoet. Deze vermindering wordt uitdrukkelijk aangegeven en toegelicht in de projectdocumenten aan de hand van een uitdrukkelijke intentieverklaring om de vastgestelde klimaatkwetsbaarheid aan te pakken en een analyse waarin een duidelijk en rechtstreeks verband is geformuleerd tussen de omstandigheden van klimaatkwetsbaarheid en de specifieke aanpassingsactiviteiten van het project om klimaatkwetsbaarheid aan te pakken. Die specifieke projectactiviteiten bepalen het aandeel van het project dat rechtstreeks de kwetsbaarheid voor klimaatverandering aanpakt. Als klimaatverandering slechts voor specifieke projectactiviteiten een doel is, komen enkel die activiteiten in aanmerking. Als klimaatverandering voor het gehele project een doel is, of het technisch niet haalbaar is om een onderscheid te maken tussen wel en niet aanpassende projectactiviteiten, dan wordt het gehele project geacht rechtstreeks de kwetsbaarheid voor klimaatverandering aan te pakken en komt het als geheel in aanmerking.
- b)
Projecten die betrekking hebben op contracten met een waarde van ten minste 20 miljoen SDR, worden afzonderlijk of samen met de voorbereiding van de projectdocumenten door een onafhankelijke derde beoordeeld. De beoordeling is openbaar, zoals zij op de projectwebsite of op de website van de betrokken overheidsinstantie wordt bekendgemaakt. Bij de beoordeling wordt de in punt a) hierboven bedoelde motivering gecontroleerd. Voor projecten die verband houden met contracten waarbij het technisch niet haalbaar is om een onderscheid te maken tussen wel en niet aanpassende projectactiviteiten, wordt bij de beoordeling nagegaan of het technisch onmogelijk is om projectonderdelen op te splitsen.
- c)
De nuttige levensduur van het project is langer dan de krediettermijn.
Voetnoten
Om tegemoet te komen aan de klimaatvereisten hebben de deelnemers hun inspanningen toegespitst op de uitbreiding van het toepassingsgebied van de CCSU tot nieuwe projectklassen. De deelnemers verbinden zich ertoe deze projectklassen, die sinds 2012 niet meer zijn onderzocht, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk in maart 2024, te evalueren.
Bij een aardgasgestookte centrale is de koolstofintensiteit naar verwachting aanmerkelijk minder.
Om tegemoet te komen aan de klimaatvereisten hebben de deelnemers hun inspanningen toegespitst op de uitbreiding van het toepassingsgebied van de CCSU tot nieuwe projectklassen. De deelnemers verbinden zich ertoe deze projectklassen, die sinds 2012 niet meer zijn onderzocht, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk in maart 2024, te evalueren.
Ketel- (of stoomgenerator-) energieomzettingsefficiëntie = (nettowarmte afgegeven door de stoom/warmte of calorische onderwaarde [LHV] van de brandstof) (× 100 %).
Vergassingsefficiëntie = (calorische waarde van gas per kg gebruikte brandstof/gemiddelde calorische onderwaarde (LHV) van 1 kg van de brandstof) (× 100 %).
Om tegemoet te komen aan de klimaatvereisten hebben de deelnemers hun inspanningen toegespitst op de uitbreiding van het toepassingsgebied van de CCSU tot nieuwe projectklassen. De deelnemers verbinden zich ertoe deze projectklassen, die sinds 2012 niet meer zijn onderzocht, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk in maart 2024, te evalueren.
Om tegemoet te komen aan de klimaatvereisten hebben de deelnemers hun inspanningen toegespitst op de uitbreiding van het toepassingsgebied van de CCSU tot nieuwe projectklassen. De deelnemers verbinden zich ertoe deze projectklassen, die sinds 2012 niet meer zijn onderzocht, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk in maart 2024, te evalueren.
Vierde beoordelingsverslag van de IPCC: Climate Change 2007, http://www.ipcc.ch/publications_and_data/ ar4/wg3/en/ch4s4-3-5.html
De totale systeemefficiëntie (No) van een WKK-installatie is de som van de netto nuttige energie-output (WE) en de netto nuttige thermische output (ΣQTH) gedeeld door de totale brandstofinput (QFUEL), zoals hieronder aangegeven:
Om tegemoet te komen aan de klimaatvereisten hebben de deelnemers hun inspanningen toegespitst op de uitbreiding van het toepassingsgebied van de CCSU tot nieuwe projectklassen. De deelnemers verbinden zich ertoe deze projectklassen, die sinds 2012 niet meer zijn onderzocht, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk in maart 2024, te evalueren.
Om tegemoet te komen aan de klimaatvereisten hebben de deelnemers hun inspanningen toegespitst op de uitbreiding van het toepassingsgebied van de CCSU tot nieuwe projectklassen. De deelnemers verbinden zich ertoe deze projectklassen, die sinds 2012 niet meer zijn onderzocht, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk in maart 2024, te evalueren.
Na 30 juni 2024 wordt dit type project stopgezet, tenzij de deelnemers anders overeenkomen. Tegelijkertijd zullen de deelnemers de dan al ontwikkelde internationale normen evalueren en beslissen of zij die in deze vermelding zullen opnemen.
Vaartuigen worden van dit projecttype uitgesloten met ingang van drie jaar na de inwerkingtreding ervan, tenzij de deelnemers anders overeenkomen.
De specifieke soorten spoorgebonden vervoerssystemen die overeenkomstig de voorwaarden van dit aanhangsel voor steun in aanmerking komen, zijn: 1) alle soorten spoorwegvervoerssystemen; 2) vervoerssystemen met trolleybussen; 3) vervoerssystemen per kabelbaan of kabelspoorbaan. Vervoerssystemen per kabelbaan of kabelspoorbaan die verband houden met recreatieve activiteiten zoals skiën, komen niet in aanmerking voor steun uit hoofde van dit aanhangsel.
Illustratieve lijst van bijbehorende infrastructuur: controlesystemen (bijvoorbeeld seinen en andere IT), elektrificatie, sporen, bovenleidingen, steunmasten, oplaadinfrastructuur voor batterijen, waterstoftankinfrastructuur en de daarmee verband houdende bouwwerkzaamheden.
Na 30 juni 2024 wordt deze projectklasse stopgezet, tenzij de deelnemers anders overeenkomen. Tegelijkertijd zullen de deelnemers de dan al ontwikkelde internationale normen evalueren en beslissen of zij die in deze vermelding zullen opnemen. Een deelnemer kan tot en met 30 juni 2025 een voorstel binnen deze projectklasse indienen, mits die deelnemer de andere deelnemers uiterlijk op 30 juni 2024 ervan in kennis stelt dat hij van plan is een specifiek voorstel in te dienen.