Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/47/EU technische controle langs de weg van bedrijfsvoertuigen die in de Unie aan het verkeer deelnemen
Artikel 14 Follow-up in het geval van grote of gevaarlijke gebreken
Geldend
Geldend vanaf 19-05-2014
- Bronpublicatie:
03-04-2014, PbEU 2014, L 127 (uitgifte: 29-04-2014, regelingnummer: 2014/47/EU)
- Inwerkingtreding
19-05-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-04-2014, PbEU 2014, L 127 (uitgifte: 29-04-2014, regelingnummer: 2014/47/EU)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
Vervoersrecht / Wegvervoer
1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 14, lid 3, schrijven de lidstaten voor dat elk groot of gevaarlijk gebrek dat bij een initiële of nadere technische controle wordt geconstateerd, wordt verholpen voordat het voertuig weer op de openbare weg gebruikt wordt.
2.
Wanneer het voertuig is ingeschreven in de lidstaat waar de technische controle langs de weg is uitgevoerd, kan de controleur besluiten dat het voertuig binnen een aangegeven termijn aan een volledige technische controle moet worden onderworpen. Wanneer het voertuig in een andere lidstaat is ingeschreven, kan de bevoegde instantie de bevoegde instantie van die lidstaat via de in artikel 17 genoemde contactpunten overeenkomstig de procedure van artikel 18, lid 2, verzoeken een nieuwe technische controle van dit voertuig uit te voeren. Wanneer er op een buiten de Unie ingeschreven voertuig grote of gevaarlijke gebreken worden aangetroffen, kunnen de lidstaten besluiten de bevoegde instantie van het land van inschrijving in kennis te stellen.
3.
Wanneer er sprake is van gebreken die vanwege rechtstreeks gevaar voor de verkeersveiligheid snel of onmiddellijk dienen te worden hersteld, verbiedt of beperkt de lidstaat of de bevoegde instantie het gebruik van het voertuig totdat de gebreken zijn verholpen. Het gebruik van een dergelijke voertuig kan worden toegestaan om het naar een van de dichtstbijzijnde garages te rijden waar de gebreken kunnen worden verholpen, op voorwaarde dat de gevaarlijke gebreken op zodanige wijze zijn verholpen dat deze garage kan worden bereikt en er geen onmiddellijk risico voor de veiligheid van de inzittenden of andere weggebruikers bestaat. In geval van gebreken die niet onmiddellijk hoeven te worden verholpen, kan de lidstaat of de desbetreffende bevoegde instantie een besluit nemen inzake de voorwaarden waarop en een redelijke termijn waarbinnen het voertuig mag worden gebruikt voordat de gebreken zijn verholpen.
Wanneer het voertuig niet zodanig kan worden hersteld dat het de garage kan bereiken, mag het naar een beschikbare locatie worden gebracht waar het kan worden hersteld.