Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/47/EU technische controle langs de weg van bedrijfsvoertuigen die in de Unie aan het verkeer deelnemen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 19-05-2014
- Bronpublicatie:
03-04-2014, PbEU 2014, L 127 (uitgifte: 29-04-2014, regelingnummer: 2014/47/EU)
- Inwerkingtreding
19-05-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-04-2014, PbEU 2014, L 127 (uitgifte: 29-04-2014, regelingnummer: 2014/47/EU)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
Vervoersrecht / Wegvervoer
(Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de technische controle langs de weg van bedrijfsvoertuigen die in de Unie aan het verkeer deelnemen en tot intrekking van Richtlijn 2000/30/EG
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
In haar witboek van 28 maart 2011 getiteld ‘Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte — werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem’ heeft de Commissie de doelstelling vastgesteld om het aantal verkeersdoden tegen 2050 tot nagenoeg nul te herleiden. Om die doelstelling te verwezenlijken wordt van de voertuigtechnologie verwacht dat zij een grote bijdrage levert tot een betere veiligheid van het wegvervoer.
- (2)
In haar mededeling getiteld ‘Naar een Europese verkeersveiligheidsruimte — Strategische beleidsoriëntaties inzake de verkeersveiligheid voor de periode 2011–2020’, heeft de Commissie voorgesteld om het totale aantal verkeersdoden tegen 2020 te halveren, te beginnen in 2010. Om dit doel te verwezenlijken heeft de Commissie zeven strategische doelstellingen vastgesteld en acties aangewezen om de veiligheid van voertuigen te vergroten, een strategie om het aantal letselgevallen te verminderen en de verbetering van de veiligheid van kwetsbare weggebruikers, met name motorrijders.
- (3)
Technische controles maken deel uit van een breder regelgevingskader dat ervoor moet zorgen dat voertuigen tijdens het gebruik ervan aan bepaalde veiligheids- en milieunormen blijven voldoen. Deze regelgeving moet periodieke technische controles van voertuigen en technische controles langs de weg van voertuigen die worden gebruikt voor commerciële vervoersactiviteiten over de weg omvatten, alsmede bepalingen inzake een voertuiginschrijvingsprocedure om ervoor te zorgen dat de vergunning om een voertuig in het wegverkeer te gebruiken kan worden opgeschort wanneer dat voertuig een onmiddellijk gevaar voor de verkeersveiligheid vormt. Periodieke controles moeten het voornaamste technische controle-instrument zijn. Technische controles van bedrijfsvoertuigen langs de weg moeten slechts een aanvulling vormen op periodieke controles.
- (4)
In de Unie is een aantal technische normen en eisen met betrekking tot de veiligheid en de milieukenmerken van voertuigen aangenomen. Er moet voor worden gezorgd, door middel van onaangekondigde technische controles langs de weg, dat voertuigen aan die technische normen en eisen blijven voldoen.
- (5)
Technische controles langs de weg zijn een essentieel element om te waarborgen dat bedrijfsvoertuigen tijdens hun gehele levensduur in goede staat verkeren. Deze controles dragen niet alleen bij tot de verkeersveiligheid en een vermindering van de emissies door voertuigen, maar ook tot het voorkomen van oneerlijke concurrentie in het wegvervoer door de aanvaarding van verschillende controleniveaus in de lidstaten.
- (6)
Bij Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad (3) is het Europees register van ondernemingen voor vervoer over de weg (European Register of Road Transport Undertakings — ERRU) ingesteld. Dankzij het ERRU kunnen nationale elektronische registers van vervoersondernemingen overal in de Unie aan elkaar worden gekoppeld, overeenkomstig de regels van de Unie inzake de bescherming van persoonsgegevens. Gebruikmaking van dat systeem door de bevoegde instantie van elke lidstaat vergemakkelijkt de samenwerking tussen de lidstaten.
- (7)
Deze richtlijn moet worden toegepast op bepaalde bedrijfsvoertuigen met een ontwerpsnelheid van meer dan 25 km/h in de categorieën die zijn vastgesteld bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (4). De richtlijn mag de lidstaten er echter niet van weerhouden om technische controles langs de weg uit te voeren die niet onder deze richtlijn vallen of om andere aspecten van wegvervoer te controleren, zoals in het bijzonder de rij- en rusttijden en het vervoer van gevaarlijke goederen.
- (8)
Trekkers op wielen met een door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid van meer dan 40 km/h worden steeds vaker gebruikt ter vervanging van vrachtwagens in lokale transportactiviteiten en voor commercieel goederenvervoer over de weg. Hun risicopotentieel is vergelijkbaar met dat van vrachtwagens en daarom moeten voertuigen van deze categorie, die voornamelijk op de openbare weg worden gebruikt, op dezelfde manier worden behandeld als vrachtwagens voor wat betreft de technische controles langs de weg.
- (9)
In de verslagen over de uitvoering van Richtlijn 2000/30/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) wordt het belang van controles langs de weg duidelijk aangetoond. In de periode van 2009 tot en met 2010 werd bij meer dan 350 000 voertuigen die in de Unie aan een technische controle langs de weg werden onderworpen geoordeeld dat ze in een zodanige staat verkeerden dat ze uit het verkeer moesten worden genomen. Deze verslagen laten ook aanzienlijke verschillen in de resultaten van in verschillende lidstaten uitgevoerde controles langs de weg zien. In de periode van 2009 tot en met 2010 liep het aantal constateringen van bepaalde gebreken uiteen van 2,1 % van alle gecontroleerde voertuigen in een lidstaat tot 48,3 % in een andere lidstaat. Tot slot blijkt uit deze verslagen dat er belangrijke verschillen tussen lidstaten bestaan wat het aantal uitgevoerde technische controles langs de weg betreft. Om tot een meer evenwichtige aanpak te komen, moeten de lidstaten zich ertoe verbinden om een passend aantal controles te verrichten, dat evenredig is aan het aantal bedrijfsvoertuigen dat op hun grondgebied is ingeschreven en/of opereert.
- (10)
Bestelwagens, zoals voertuigen van categorie N1, en hun aanhangers, zijn niet onderworpen aan dezelfde verkeersveiligheidseisen op het niveau van de Unie als zware bedrijfsvoertuigen, zoals die betreffende rijtijden, de opleiding van beroepsbestuurders of de installatie van snelheidbegrenzers. Hoewel voertuigen van categorie N1 niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, moeten de lidstaten in hun algemene strategieën inzake verkeersveiligheid en controles langs de weg ook rekening houden met dergelijke voertuigen.
- (11)
Om onnodige administratieve lasten en kosten te voorkomen en de efficiëntie van de controles te verhogen, moeten de bevoegde nationale instanties de mogelijkheid hebben om te bij voorrang voertuigen te selecteren die worden geëxploiteerd door ondernemingen die de verkeersveiligheids- en milieunormen niet naleven, terwijl goed onderhouden voertuigen die worden geëxploiteerd door verantwoordelijke ondernemingen met oog voor veiligheid moeten worden beloond met minder frequente controles. De selectie van voertuigen die aan een technische controle langs de weg worden onderworpen op basis van het risicoprofiel van de exploitant, kan ertoe bijdragen dat ondernemingen met een hoge risicoscore nauwlettender en vaker gecontroleerd worden.
- (12)
Controles langs de weg moeten steunen op een risicoclassificatiesysteem. In Verordening (EG) nr. 1071/2009 wordt van de lidstaten verlangd dat zij het risicoclassificatiesysteem, ingesteld overeenkomstig Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) met betrekking tot de uitvoering van de regels inzake rij- en rusttijden, uitbreiden tot andere gespecificeerde gebieden in verband met vervoer over de weg, met inbegrip van de technische controle van bedrijfsvoertuigen. Daarom moet de informatie over het aantal en de ernst van de op voertuigen aangetroffen gebreken worden ingevoerd in het krachtens artikel 9 van Richtlijn 2006/22/EG opgezette risicoclassificatiesysteem. De lidstaten dienen de mogelijkheid te hebben een besluit te nemen over de nodige technische en administratieve regelingen voor het beheer van risicoclassificatiesystemen. De doeltreffendheid en harmonisatie van risicoclassificatiesystemen in de hele Unie moeten nader worden geanalyseerd.
- (13)
De houder van het kentekenbewijs en, in voorkomend geval, de exploitant van het voertuig moeten ervoor verantwoordelijk zijn dat het voertuig in verkeersgeschikte toestand wordt gehouden.
- (14)
Bij het uitvoeren van technische controles langs de weg moet de controleur onafhankelijk handelen en moet zijn oordeel niet beïnvloed worden door belangenconflicten van economische, persoonlijke of andere aard, in het bijzonder ten aanzien van de bestuurder, de exploitant of de houder van het kentekenbewijs, die invloed zouden kunnen hebben op de onpartijdigheid en objectiviteit van zijn besluit. Er dient geen rechtstreekse correlatie te zijn tussen de beloning van de inspecteurs en de resultaten van de technische controles langs de weg. Dit moet een lidstaat er niet van weerhouden privaatrechtelijke instanties toestemming te verlenen om zowel nadere technische controles langs de weg als voertuigreparaties te verrichten, ook aan hetzelfde voertuig.
- (15)
Technische controles langs de weg moeten bestaan uit initiële en, indien nodig, nadere controles. In beide gevallen moeten ze relevante onderdelen en systemen van het voertuig bestrijken. Om tot harmonisatie van nadere controles op het niveau van de Unie te komen, moeten aanbevolen controlemethoden en voorbeelden van gebreken en de indeling daarvan aan de hand van de ernst ervan worden ingevoerd voor elk te controleren punt.
- (16)
Voor de verkeersveiligheid is het van cruciaal belang dat lading goed wordt vastgezet. De lading dient derhalve zodanig te worden vastgezet dat de lading de versnellingen die zich voordoen als het voertuig op de weg wordt gebruikt, aankan. Omwille van de bruikbaarheid moeten de massakrachten ten gevolge van die versnellingen worden gebruikt als grenswaarden op basis van Europese normen. Personeel dat wordt betrokken bij het controleren of lading afdoende is vastgezet, moet naar behoren zijn opgeleid.
- (17)
Alle bij het logistieke proces betrokken partijen, zoals verpakkers, laders, vervoersondernemingen, exploitanten en bestuurders, moeten eraan meewerken dat de lading deugdelijk wordt verpakt en op een geschikt voertuig wordt geladen.
- (18)
In verscheidene lidstaten worden de verslagen van technische controles langs de weg opgesteld met behulp van elektronische middelen. In deze gevallen moet een kopie van het controleverslag worden verstrekt aan de bestuurder. Alle tijdens technische controles langs de weg verzamelde gegevens en informatie moeten worden verzonden naar een gemeenschappelijke databank van de betrokken lidstaat, zodat de gegevens gemakkelijk kunnen worden verwerkt en de desbetreffende informatie zonder extra administratieve lasten kan worden doorgegeven.
- (19)
Om de administratieve lasten voor de controleautoriteiten te verlichten, moeten de verslagen over de initiële technische controles langs de weg, ook op in derde landen geregistreerde voertuigen, essentiële informatie bevatten die alleen bedoeld is om te registreren dat die controle op een bepaald voertuig is verricht en wat het resultaat daarvan was. Een gedetailleerd verslag is alleen vereist wanneer er na de initiële controle een nadere controle plaatsvindt.
- (20)
De Commissie moet nagaan of het verslagformulier van bijlage IV met andere verslagen kan wordengecombineerd.
- (21)
Het gebruik van mobiele controle-eenheden vermindert de vertragingen en kosten voor marktdeelnemers, aangezien de nadere controles direct langs de weg kunnen worden verricht. Voor het verrichten van nadere controles kan ook gebruik worden gemaakt van de dichtstbijzijnde bruikbare controlecentra en aangewezen faciliteiten voor controles langs de weg.
- (22)
Personeel dat technische controles langs de weg uitvoert, moet naar behoren zijn opgeleid of gekwalificeerd, ook voor het doeltreffend verrichten van visuele controles. Controleurs die nadere technische controles langs de weg uitvoeren, moeten ten minste over dezelfde vaardigheden beschikken en aan dezelfde eisen voldoen als degenen die technische controles uitvoeren overeenkomstig Richtlijn 2014/45/EU van het Europees Parlement en de Raad (7). De lidstaten moeten bepalen dat controleurs die controles uitvoeren in aangewezen faciliteiten voor controles langs de weg of met gebruikmaking van mobiele controle-eenheden, aan deze of door de bevoegde instantie goedgekeurde gelijkwaardige vereisten moeten voldoen.
- (23)
Om de kosten van het gebruik van technische apparatuur voor een nadere controle langs de weg te drukken, moeten de lidstaten over de mogelijkheid beschikken kosten in rekening te brengen indien er gebreken worden gevonden. Het bedrag van de te betalen vergoeding moet redelijk en evenredig zijn.
- (24)
Samenwerking en uitwisseling van beste praktijken tussen lidstaten is van cruciaal belang om een meer geharmoniseerd systeem van technische controles in de Unie tot stand te brengen. Bijgevolg moeten de lidstaten ook tijdens operationele activiteiten waar mogelijk nauwer samenwerken. Dergelijke samenwerking moet de periodieke organisatie van gezamenlijke technische controles langs de weg omvatten.
- (25)
Met het oog op een efficiënte informatie-uitwisseling tussen de lidstaten moet binnen elke lidstaat een contactpunt worden aangewezen dat als schakel met andere relevante bevoegde autoriteiten fungeert. Dat contactpunt moet ook relevante statistieken opstellen. Voorts moeten de lidstaten op hun grondgebied een samenhangende nationale handhavingsstrategie toepassen en moeten zij de mogelijkheid hebben om een instantie aan te wijzen om de uitvoering van deze strategie te coördineren. De bevoegde instanties in elke lidstaat moeten procedures vaststellen waarin de termijnen voor en de inhoud van de mee te delen informatie worden vastgelegd.
- (26)
Bij de aanwijzing van de contactpunten moet rekening worden gehouden met grondwettelijke bepalingen en het daaruit resulterende bevoegdheidsniveau.
- (27)
Om het mogelijk te maken dat het in de Unie toegepaste stelsel van technische controles langs de weg wordt gemoniteerd, moeten de lidstaten de Commissie voor 31 maart 2021 en vervolgens elke twee jaar voor 31 maart de resultaten van de verrichte technische controles langs de weg meedelen. De Commissie deelt de verzamelde gegevens mee aan het Europees Parlement en de Raad.
- (28)
Om het tijdverlies voor ondernemingen en bestuurders tot een minimum te beperken en de efficiëntie van technische controles langs de weg in het algemeen te verbeteren, moet de uitvoering van technische controles langs de weg en controles op naleving van de sociale wetgeving op het gebied van wegvervoer, met name Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad (8), Richtlijn 2006/22/EG en Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad (9) worden aangemoedigd.
- (29)
De lidstaten moeten regels vaststellen inzake sancties wegens inbreuken op de bepalingen van deze richtlijn en erop toezien dat deze worden uitgevoerd. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig, afschrikkend en niet- discriminerend zijn. Met name moeten de lidstaten voorzien in passende maatregelen om op te treden tegen bestuurders of exploitanten die niet meewerken met de controleur en tegen het ongeoorloofd gebruiken van een voertuig dat gevaarlijke gebreken vertoont.
- (30)
Teneinde eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze richtlijn te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (10).
- (31)
De Commissie moet geen uitvoeringshandelingen vaststellen betreffende de procedures voor de kennisgeving van voertuigen met grote of gevaarlijke gebreken aan de contactpunten van de lidstaten van inschrijving of tot vaststelling van het formaat waarin de door de lidstaten verzamelde gegevens over gecontroleerde voertuigen aan de Commissie moeten worden meegedeeld, wanneer het bij deze richtlijn ingestelde comité geen advies uitbrengt over de door de Commissie ingediende ontwerphandeling.
- (32)
Teneinde artikel 2, lid 1, en bijlage IV, punt 6, in voorkomend geval te actualiseren, zonder het toepassingsgebied van deze richtlijn te veranderen; bijlage II, punt 2, inzake de controlemethoden te actualiseren; en om bijlage II, punt 2, wat betreft de lijst van te controleren punten, de methoden, de redenen voor afkeuring en de beoordeling van gebreken, moet aan de Commissie moet de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen om indien nodig rekening te houden met ontwikkelingen in de wetgeving van de Unie inzake typegoedkeuring in verband met voertuigcategorieën, alsook met de noodzaak van aanpassing van de bijlagen in het licht van vooruitgang in de techniek. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.
- (33)
Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de verbetering van de verkeersveiligheid door het vaststellen van minimumvoorschriften en geharmoniseerde regels voor technische controles langs de weg van voertuigen die zich in de Unie in het verkeer begeven, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt maar vanwege de omvang van het optreden, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen treffen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
- (34)
Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en volgt de beginselen die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, zoals aangehaald in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
- (35)
Deze richtlijn breidt het bestaande stelsel van technische controles langs de weg uit, actualiseert de technische voorschriften van Richtlijn 2000/30/EG en integreert de voorschriften die zijn vervat in Aanbeveling 2010/379/EU van de Commissie (11). Richtlijn 2000/30/EG moet derhalve worden ingetrokken,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 44 van 15.2.2013, blz. 128.
Standpunt van het Europees Parlement van 11 maart 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 24 maart 2014.
Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 51).
Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1).
Richtlijn 2000/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2000 betreffende de technische controle langs de weg van bedrijfsvoertuigen die in de Gemeenschap deelnemen aan het verkeer (PB L 203 van 10.8.2000, blz. 1)
Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 35).
Richtlijn 2014/45/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 (betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG, zie bladzijde 51van dit Publicatieblad).
Verordening(EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1).
Verordening(EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (PB L 370 van 31.12.1985, blz. 8).
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
Aanbeveling 2010/379/EU van de Commissie van 5 juli 2010 inzake de risicobeoordeling van gebreken die worden vastgesteld tijdens technische controles (van bedrijfsvoertuigen) langs de weg overeenkomstig Richtlijn 2000/30/EG (PB L 173 van 8.7.2010, blz. 97).