Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken
Artikel 21 [Kennisgeving aan Ministerie van Buitenlandse Zaken Nederland]
Geldend
Geldend vanaf 10-02-1969
- Bronpublicatie:
15-11-1965, Trb. 1969, 55 (uitgifte: 08-04-1969, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-02-1969
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-11-1965, Trb. 1969, 55 (uitgifte: 08-04-1969, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Iedere Verdragsluitende Staat geeft hetzij op het tijdstip van de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging of toetreding, hetzij op een later tijdstip, het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland kennis van:
- a)
de aanwijzing van de autoriteiten, bedoeld in de artikelen 2 en 18,
- b)
de aanwijzing van de autoriteit bevoegd tot het opstellen van de in artikel 6 bedoelde verklaring,
- c)
de aanwijzing van de autoriteit bevoegd tot het in ontvangst nemen van stukken die overeenkomstig artikel 9 langs de consulaire weg zijn toegezonden.
2.
In voorkomend geval geeft een Verdragsluitende Staat het Ministerie op een van de genoemde tijdstippen kennis van:
- a)
zijn bezwaren tegen de wijzen van toezending, bedoeld bij de artikelen 8 en 10,
- b)
de verklaringen, bedoeld bij de artikelen 15, tweede lid, en 16, derde lid,
- c)
elke wijziging van de bovengenoemde aanwijzingen, bezwaren en verklaringen.