Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee
Artikel 38 Recht van doortocht
Geldend
Geldend vanaf 16-11-1994
- Bronpublicatie:
10-12-1982, Trb. 1984, 55 (uitgifte: 22-06-1984, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-11-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-10-1996, Trb. 1996, 272 (uitgifte: 01-01-1996, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
In de zeestraten bedoeld in artikel 37 genieten alle schepen en luchtvaartuigen het recht van doortocht, dat niet mag worden belemmerd; met dien verstande dat, indien de zeestraat wordt gevormd door een eiland van een Staat die aan de zeestraat grenst en het vasteland van die Staat, de doortocht niet van toepassing is indien er aan de zeezijde van het eiland een route bestaat door de volle zee of door een exclusieve economische zone van vergelijkbare geschiktheid wat de scheepvaart en de hydrografische kenmerken betreft.
2.
Doortocht betekent de uitoefening overeenkomstig dit Deel van de vrijheid van scheepvaart en de vrijheid van overvliegen uitsluitend ten behoeve van een ononderbroken en snelle doortocht van de zeestraat tussen het ene deel van de volle zee of van een exclusieve economische zone en het andere deel van de volle zee of van een exclusive economische zone. De eis van ononderbroken en snelle doortocht sluit evenwel niet de doorvaart door de zeestraat uit ten behoeve van het binnenvaren van, het uitvaren uit of het terugkeren van een aan de zeestraat grenzende Staat, behoudens de voorwaarden voor binnenkomst in die Staat.
3.
Elke activiteit die geen betrekking heeft op de uitoefening van het recht van doortocht via een zeestraat blijft onderworpen aan de andere van toepassing zijnde bepalingen van dit Verdrag.