Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 168/2013 goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers
Artikel 51 Voertuigdelen of uitrustingsstukken die een ernstig risico kunnen vormen voor de correcte werking van essentiële systemen — bijkomende voorschriften
Geldend
Geldend vanaf 22-03-2013
- Bronpublicatie:
15-01-2013, PbEU 2013, L 60 (uitgifte: 02-03-2013, regelingnummer: 168/2013)
- Inwerkingtreding
22-03-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-01-2013, PbEU 2013, L 60 (uitgifte: 02-03-2013, regelingnummer: 168/2013)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
1.
Voor de toepassing van artikel 50, lid 1, dient de fabrikant van voertuigdelen of uitrustingsstukken bij de goedkeuringsinstantie een aanvraag vergezeld van een door een aangewezen technische dienst opgesteld testverslag in waarin wordt gecertificeerd dat de voertuigdelen of uitrustingsstukken waarvoor vergunning wordt gevraagd, voldoen aan de in artikel 50, lid 4, bedoelde voorschriften. De fabrikant kan slechts één aanvraag per type per voertuigdeel bij slechts één goedkeuringsinstantie indienen.
Op verzoek van de bevoegde instantie van een andere lidstaat zendt de goedkeuringsinstantie die vergunning heeft verleend, de eerstgenoemde instantie binnen een maand na ontvangst van dat verzoek via een gemeenschappelijk beveiligd systeem voor elektronische gegevensuitwisseling een kopie van het gevraagde vergunningscertificaat, inclusief de bijlagen. Deze kopie mag ook de vorm van een beveiligd elektronisch bestand hebben.
2.
In de aanvraag worden gegevens vermeld betreffende de fabrikant van de voertuigdelen of uitrustingsstukken, de type-, identificatie- en onderdeelnummers van de voertuigdelen of uitrustingsstukken, de naam van de voertuigfabrikant, het voertuigtype, en, in voorkomend geval, het bouwjaar of enige andere informatie aan de hand waarvan het voertuig waarop deze voertuigdelen of uitrustingsstukken moeten worden aangebracht, kan worden geïdentificeerd.
Wanneer de goedkeuringsinstantie, rekening houdend met het testrapport en ander bewijsmateriaal, ervan overtuigd is dat de desbetreffende voertuigdelen of uitrustingsstukken voldoen aan de in artikel 50, lid 4, bedoelde voorschriften, geeft zij een vergunning af om de voertuigdelen of uitrustingsstukken, onder voorbehoud van lid 4, tweede alinea, van dit artikel, in de handel te brengen en in het verkeer te brengen.
De goedkeuringsinstantie geeft onverwijld een certificaat aan de fabrikant af.
3.
De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen voor de vaststelling van een model en nummeringssysteem voor het in lid 2, derde alinea, van dit artikel bedoelde certificaat. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 73, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
4.
De fabrikant stelt de goedkeuringsinstantie die de vergunning heeft afgegeven, onverwijld in kennis van alle wijzigingen die van invloed zijn op de afgiftevoorwaarden. Deze goedkeuringsinstantie besluit of de vergunning opnieuw moet worden bezien of opnieuw moet worden afgegeven, en of aanvullende tests noodzakelijk zijn.
Het is de verantwoordelijkheid van de fabrikant ervoor te zorgen dat de voertuigdelen of uitrustingsstukken vervaardigd worden en blijven worden volgens de voorwaarden waaronder de vergunning is afgegeven.
5.
Alvorens een vergunning af te geven, gaat de goedkeuringsinstantie na of er bevredigende regelingen en procedures voorhanden zijn om een effectieve controle van de conformiteit van de productie te waarborgen.
Wanneer de goedkeuringsinstantie oordeelt dat niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de afgifte van de vergunning, verzoekt zij de fabrikant de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de voertuigdelen of uitrustingsstukken opnieuw conform worden gemaakt. Indien nodig trekt zij de vergunning in.
6.
De goedkeuringsinstanties van de verschillende lidstaten brengen elke onenigheid met betrekking tot de in lid 2, tweede alinea, bedoelde vergunning ter kennis van de Commissie. Na overleg met de goedkeuringsinstanties neemt de Commissie passende maatregelen om een einde te maken aan de onenigheid, waarbij zij zelfs, waar nodig, de intrekking van de vergunning kan eisen.
7.
Zolang de in artikel 50, lid 2, bedoelde lijst nog niet is opgesteld, kunnen de lidstaten nationale bepalingen handhaven in verband met voertuigdelen en uitrustingsstukken die een nadelige invloed kunnen hebben op de correcte werking van systemen die essentieel zijn voor de veiligheid van het voertuig of zijn milieuprestaties.