Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal en kerninstallaties
Artikel 17
Geldend
Geldend vanaf 08-02-1987
- Bronpublicatie:
03-03-1980, Trb. 1981, 7 (uitgifte: 09-01-1981, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
08-02-1987
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-11-1991, Trb. 1991, 160 (uitgifte: 01-01-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
In geval van een geschil tussen twee of meer Verdragsluitende Staten betreffende de uitlegging of de toepassing van het Verdrag, plegen de betrokken Verdragsluitende Staten onderling overleg om het geschil bij te leggen door onderhandeling of door enig ander vreedzaam middel tot regeling van geschillen, dat voor alle partijen bij het geschil aanvaardbaar is.
2.
Elk zodanig geschil dat niet kan worden geregeld op de in het eerste lid voorgeschreven wijze, wordt op verzoek van een partij bij dit geschil onderworpen aan arbitrage of voor beslechting verwezen naar het Internationale Gerechtshof.
Indien de partijen bij het geschil binnen zes maanden na de dagtekening van het verzoek om arbitrage geen overeenstemming hebben bereikt over de wijze van arbitrage, kan een partij de Voorzitter van het Internationale Gerechtshof of de Secretaris-Generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties verzoeken een of meer scheidsmannen te benoemen. Ingeval de verzoeken van de partijen bij het geschil niet overeenstemmen, heeft het verzoek aan de Secretaris-Generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voorrang.
3.
Iedere Verdragsluitende Staat kan, op het tijdstip dat hij dit Verdrag ondertekent, bekrachtigt, aanvaardt, goedkeurt of ertoe toetreedt, verklaren dat hij zich niet gebonden acht door een van beide of door beide procedures tot regeling van geschillen, bedoeld in het tweede lid van dit artikel. De andere Verdragsluitende Staten zijn door een in het tweede lid genoemde procedure tot regeling van geschillen niet gebonden met betrekking tot een Verdragsluitende Staat die een voorbehoud ten aanzien van deze procedure heeft gemaakt.
4.
Iedere Verdragsluitende Staat die een voorbehoud heeft gemaakt overeenkomstig de bepalingen van het derde lid van dit artikel, kan te allen tijde zijn voorbehoud intrekken door middel van een kennisgeving aan de Depositaris.