Einde inhoudsopgave
Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantesoorten
Artikel V Reglementering van de handel in specimens van in Bijlage III opgenomen soorten
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1975
- Bronpublicatie:
03-03-1973, Trb. 1975, 23 (uitgifte: 24-02-1975, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-1975
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-11-1981, Trb. 1981, 232 (uitgifte: 06-11-1981, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Straling
Milieurecht / Energie
Energierecht (V)
1.
Alle handel in specimens van in Bijlage III opgenomen soorten moet in overeenstemming zijn met de bepalingen van dit artikel.
2.
Voor het uitvoeren van een specimen van een in Bijlage III opgenomen soort vanuit elke Staat die genoemde soort in Bijlage III heeft laten opnemen is de voorafgaande uitreiking en overlegging vereist van een uitvoervergunning. Een uitvoervergunning kan slechts worden verleend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
ten genoege van een administratieve instantie van de Staat van uitvoer is aangetoond dat het verkrijgen van het betreffende specimen niet in strijd is geweest met de in die Staat van kracht zijnde wetten inzake het behoud van dier- en plantesoorten;
- b)
ten genoege van een administratieve instantie van de Staat van uitvoer is aangetoond dat elk levend specimen op zodanige wijze wordt gereedgemaakt voor verzending en vervoerd dat risico's van verwondingen, schade aan de gezondheid of ruwe behandeling tot een minimum worden beperkt.
3.
Met uitzondering van de in het vierde lid van dit artikel bedoelde gevallen, is voor de invoer van elk specimen van een in Bijlage III opgenomen soort vereist dat tevoren een certificaat van herkomst wordt overgelegd en in geval van invoer vanuit een Staat die genoemde soort in Bijlage III heeft laten opnemen, een uitvoervergunning.
4.
In geval van wederuitvoer dient een door de administratieve instantie van de Staat van wederuitvoer uitgereikt certificaat waarin wordt verklaard dat het specimen in die Staat is verwerkt of opnieuw wordt uitgevoerd, door de Staat van invoer als bewijs te worden aanvaard dat de bepalingen van deze Overeenkomst ten aanzien van de betreffende specimens zijn nagekomen.