Einde inhoudsopgave
Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantesoorten
Artikel XIV Gevolgen voor binnenlandse wetgeving en internationale overeenkomsten
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1975
- Bronpublicatie:
03-03-1973, Trb. 1975, 23 (uitgifte: 24-02-1975, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-1975
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-11-1981, Trb. 1981, 232 (uitgifte: 06-11-1981, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Straling
Milieurecht / Energie
Energierecht (V)
1.
De bepalingen van deze Overeenkomst zijn op geen enkele wijze van invloed op het recht der Partijen de volgende maatregelen te nemen:
- a)
strengere binnenlandse maatregelen wat betreft de voorwaarden waaraan de handel, het in bezit nemen, het in bezit hebben of het vervoer van specimens van in Bijlagen I, II en III opgenomen soorten, moeten voldoen, welke maatregelen kunnen worden uitgebreid tot een volledig verbod; of
- b)
2.
De bepalingen van deze Overeenkomst zijn op geen enkele wijze van invloed op de binnenlandse maatregelen of de verplichtingen der Partijen die voortvloeien uit alle verdragen, of internationale overeenkomsten betreffende andere aspecten van de handel, het in bezit nemen, het in bezit hebben of het vervoer van specimens, welke ten aanzien van elke Partij van kracht zijn of kunnen worden, met inbegrip van elke maatregel op het gebied van de douane, de volksgezondheid, de diergeneeskunde of de quarantaine van planten.
3.
De bepalingen van deze Overeenkomst zijn op geen enkele wijze van invloed op de bepalingen van of de verplichtingen die voortvloeien uit een tussen Staten reeds gesloten of nog te sluiten verdrag, een nationale of andere overeenkomst waarbij een unie of een regionale handelszone in het leven wordt geroepen die de instelling of de handhaving van gemeenschappelijke douanecontrole aan de buitengrenzen en de opheffing van douanecontrole tussen de partijen met zich brengt, voor zover deze bepalingen of verplichtingen betrekking hebben op de handel tussen de lid-Staten van een dergelijke unie of handelszone.
4.
Een bij deze Overeenkomst Partij zijnde Staat die eveneens Partij is bij een ander verdrag, of een andere internationale overeenkomst welke van kracht is op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst en waarvan de bepalingen bescherming verlenen aan de in Bijlage II opgenomen mariene soorten, wordt ontheven van de verplichtingen die hem op grond van de bepalingen van deze Overeenkomst zijn opgelegd, wat betreft de handel in specimens van in Bijlage II opgenomen soorten die door in die Staat geregistreerde schepen en in overeenstemming met de bepalingen van dat andere verdrag of van die andere internationale overeenkomst, uit de zee zijn verkregen.
5.
Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen III, IV en V is voor de uitvoer van een overeenkomstig het vierde lid van dit artikel verkregen specimen slechts een certificaat vereist van een administratieve instantie van de Staat waar dit specimen is aangevoerd, waarin wordt verklaard dat het specimen overeenkomstig de bepalingen van het andere desbetreffende verdrag, of de andere internationale overeenkomst, is verkregen.
6.
De bepalingen van deze Overeenkomst laten onverlet de codificatie en de ontwikkeling van het zeerecht door de Conferentie der Verenigde Naties over het Zeerecht, bijeengeroepen op grond van Resolutie No. 2750 C (XXV) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, benevens de huidige of toekomstige eisen en juridische standpunten van elke Staat inzake het zeerecht en de aard en omvang van zijn rechtsmacht ten aanzien van het zeegebied langs zijn kust en de onder zijn vlag varende schepen.