Einde inhoudsopgave
Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021
Artikel 5.1.2 Berekening subsidiabele kosten
Geldend
Geldend vanaf 30-10-2024
- Bronpublicatie:
24-10-2024, Stcrt. 2024, 34206 (uitgifte: 29-10-2024, regelingnummer: WJZ/ 88454619)
- Inwerkingtreding
30-10-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-10-2024, Stcrt. 2024, 34206 (uitgifte: 29-10-2024, regelingnummer: WJZ/ 88454619)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
Bestuursrecht algemeen / Subsidie
1.
In afwijking van de artikelen 1.3a en 1.3c, kiest de aanvrager voor de berekening van de subsidiabele kosten uit één van de volgende drie berekeningswijzen:
- a.
berekening subsidiabele kosten zonder forfait, opgenomen in artikel 5.1.3;
- b.
berekening subsidiabele kosten met forfait voor arbeidskosten, opgenomen in artikel 5.1.3a; dan wel
- c.
berekening subsidiabele kosten met forfait voor overige kosten, opgenomen in artikel 5.1.3b.
2.
Het aantal uren gebruikt in de berekening, bedoeld in artikel 5.1.3, eerste en tweede lid en artikel 5.1.3b, tweede en derde lid, wordt aan de hand van schriftelijke bewijsstukken verantwoord.
3.
Indien een uurtarief wordt gehanteerd, als bedoeld in artikel 5.1.3, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 1° en onderdeel b en artikel 5.1.3b, derde lid, kan het totale aantal voor een bepaald jaar te subsidiëren uren in het geval van arbeidskosten per werknemer niet meer bedragen dan 1.372 uren bij een voltijd dienstverband of een evenredig deel daarvan bij een deeltijd dienstverband en in het geval van eigen arbeid per werknemer niet meer bedragen dan 1.720 uren.
4.
De artikelen 5.1.3 tot en met 5.1.3b zijn niet van toepassing op paragraaf 3 van titel 5.2, de titels 5.3 en 5.5, de paragrafen 5.7.3 tot en met 5.7.6, 5.7.8 en 5.7.9 van titel 5.7, paragraaf 5.8.2 van titel 5.8 en titel 5.9.