Einde inhoudsopgave
Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021
Artikel 1.3a Berekening loonkosten en eigen arbeid
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
26-06-2024, Stcrt. 2024, 19245 (uitgifte: 27-06-2024, regelingnummer: WJZ/ 59121441)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-06-2024, Stcrt. 2024, 19245 (uitgifte: 27-06-2024, regelingnummer: WJZ/ 59121441)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
Bestuursrecht algemeen / Subsidie
1.
De loonkosten worden berekend:
- a.
door het aantal aan het project bestede uren te vermenigvuldigen met een vast uurtarief van € 55;
- b.
als een vast percentage van een maandtarief van € 7.800 per werknemer bij een voltijd dienstverband van 1.720 uur per jaar, of een evenredig deel daarvan bij een deeltijd dienstverband, overeenkomstig het vooraf vastgestelde vaste percentage van de tijd dat de werknemer per maand aan het project heeft gewerkt, zonder de verplichting om een afzonderlijk arbeidstijdregistratiesysteem op te zetten;
- c.
door de kosten, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, aanhef en onderdelen c, d en e, te vermenigvuldigen met 0,23, onder de voorwaarden, genoemd in artikel 55, eerste lid, van verordening 2021/1060.
2.
De kosten van de door een subsidieontvanger verrichte eigen arbeid ten behoeve van het project worden berekend door het aantal uren dat de betrokken persoon ten behoeve van het project heeft gemaakt te vermenigvuldigen met een vast uurtarief van € 55.
3.
Binnen een project wordt de berekeningsmethode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, niet gecombineerd met de berekeningsmethode, bedoeld in het tweede lid.
4.
De subsidieontvanger stelt een document op met vermelding van de namen van de werknemers en de vaste percentages, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b.
5.
Indien een vast uurtarief wordt gehanteerd, kan het totale aantal voor een bepaald jaar te subsidiëren uren:
- a.
indien gebruik wordt gemaakt een vast uurtarief als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, per werknemer niet meer bedragen dan 1.720 uren bij een voltijd dienstverband of een evenredig deel daarvan bij een deeltijd dienstverband;
- b.
indien gebruik wordt gemaakt van een vast uurtarief als bedoeld in het tweede lid voor eigen arbeid, niet meer bedragen dan 1.720 uren.