Einde inhoudsopgave
Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021
Artikel 5.1.3 Berekening subsidiabele kosten zonder forfait
Geldend
Geldend vanaf 03-05-2023
- Bronpublicatie:
24-04-2023, Stcrt. 2023, 12918 (uitgifte: 02-05-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
03-05-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-04-2023, Stcrt. 2023, 12918 (uitgifte: 02-05-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
Bestuursrecht algemeen / Subsidie
1.
Voor de berekening van de arbeidskosten kiest de aanvrager uit één van de volgende berekeningswijzen:
- a.
de arbeidskosten kunnen worden berekend door:
- 1°
in het geval van eigen arbeid, het aantal aan het project bestede uren te vermenigvuldigen met een uurtarief van € 50,–;
- 2°
in het geval van loonkosten, een per medewerker bepaald individueel uurtarief, berekend overeenkomstig het tweede lid, te vermenigvuldigen met het aantal door de medewerker aan het project bestede uren, waarna dat bedrag met 15% wordt vermeerderd voor overhead;
- b.
de arbeidskosten kunnen worden berekend door het aantal aan het project bestede uren te vermenigvuldigen met de volgende uurtarieven:
- 1°
€ 44,– voor de arbeidskosten van een projectmedewerker;
- 2°
€ 50,– voor de arbeidskosten van een landbouwer;
- 3°
€ 78,– voor de arbeidskosten van een adviseur;
- 4°
€ 88,– voor de arbeidskosten van een projectleider.
2.
Het uurtarief, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, wordt berekend door het bruto jaarloon, vermeerderd met 44,2% voor werkgeverslasten, te delen door 1.720 uur op basis van een 40-urige werkweek, of in geval van een niet volledig gewerkt jaar of medewerkers die werkzaam zijn in deeltijd een naar rato toegepast aantal uren.
3.
Voor de berekening van overige kosten, wordt een factuur of een document met gelijkwaardige bewijskracht overlegd.