Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Meststoffenwet
Artikel 25a
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
14-12-2023, Stcrt. 2023, 34882 (uitgifte: 19-12-2023, regelingnummer: WJZ/ 43374877)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2023, Stcrt. 2023, 34882 (uitgifte: 19-12-2023, regelingnummer: WJZ/ 43374877)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Milieurecht / Bodem
1.
De minister verleent een vergunning, indien de landbouwer tijdig een aanvraag, bedoeld in artikel 25, eerste lid, heeft gedaan en daarbij de verklaringen, bedoeld in artikel 25, tweede en derde lid, heeft gedaan.
2.
De vergunning wordt verleend voor één kalenderjaar.
3.
4.
Onverminderd het derde lid, is de vergunning overdraagbaar ingeval van bedrijfsoverdracht. De betrokken landbouwers doen gezamenlijk een verzoek tot wijziging van de tenaamstelling van de vergunning. De landbouwer op wiens naam de vergunning komt te staan voldoet aan het bepaalde in deze paragraaf en dient de verklaringen in, bedoeld in artikel 25, tweede en derde lid.
5.
Geen vergunning wordt verleend aan een landbouwer die voor de tot zijn bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond gebruik maakt van een voorziening om runderdrijfmest op een andere wijze aan te wenden dan bepaald in artikel 4.1199 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
6.
Voor zover de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond die voor het op of in de bodem brengen van dierlijke meststoffen beschikbaar is, gelegen is in een Natura 2000-gebied als bedoeld in artikel 2.44, eerste lid, van de Omgevingswet of in een zone van 250 meter rondom een Natura 2000-gebied dat is aangewezen in bijlage Ae, wordt aan een landbouwer geen vergunning verleend. Voor de toepassing van dit lid maakt een perceel landbouwgrond deel uit van dat gebied of van die zone indien het perceel landbouwgrond ten minste voor de helft van de oppervlakte daarin gelegen is.
7.
Voor zover de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond die voor het op of in de bodem brengen van dierlijke meststoffen beschikbaar is, gelegen is in een op grond van artikel 7.11 van het Besluit kwaliteit leefomgeving bij of krachtens omgevingsverordening aangewezen grondwaterbeschermingsgebied, wordt aan een landbouwer geen vergunning verleend. Voor de toepassing van dit lid maakt een perceel landbouwgrond deel uit van het grondwaterbeschermingsgebied indien het perceel landbouwgrond ten minste voor de helft van de oppervlakte daarin gelegen is.