Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Meststoffenwet
Artikel 25
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
14-12-2023, Stcrt. 2023, 34882 (uitgifte: 19-12-2023, regelingnummer: WJZ/ 43374877)
14-12-2023, Stcrt. 2023, 35183 (uitgifte: 21-12-2023, regelingnummer: WJZ/ 43375439)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2023, Stcrt. 2023, 34882 (uitgifte: 19-12-2023, regelingnummer: WJZ/ 43374877)
14-12-2023, Stcrt. 2023, 35183 (uitgifte: 21-12-2023, regelingnummer: WJZ/ 43375439)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Milieurecht / Bodem
1.
In de periode van 1 februari 2024 tot en met 29 februari 2024 van het kalenderjaar waarin de landbouwer de gebruiksnormen, bedoeld in artikel 24, eerste of tweede lid, voornemens is toe te passen, vraagt de landbouwer een vergunning aan bij de Minister voor het op zijn bedrijf mogen toepassen van artikel 24, eerste of tweede lid.
2.
Bij de aanvraag verklaart de landbouwer dat hij voldoet aan de voorwaarden in de derogatiebeschikking en het bepaalde in deze paragraaf en verklaart hij ermee in te stemmen dat het meststoffengebruik, alsmede het bemestingsplan en de mestboekhouding onderwerp kunnen zijn van controle.
3.
Bij de aanvraag verklaart de landbouwer dat hij de gebruiksnormen, bedoeld in artikel 8 van de wet, de bij of krachtens de hoofdstukken 5 en 9 in samenhang met de hoofdstukken IV, VI en X van het besluit gestelde regels, het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4.1193, 4.1194, 4.1199, 4.1213, 4.1215, 4.1216, 4.1217 en 4.1218 van het Besluit activiteiten leefomgeving en de voorschriften die uit hoofde van deze paragraaf aan hem worden gesteld naleeft.
4.
De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in behandeling genomen, nadat de landbouwer een bedrag van € 50,- heeft voldaan.
5.
De landbouwer betaalt ten behoeve van ’s Rijks kas een geldsom ter dekking van de kosten die samenhangen met monitoringswerkzaamheden, bedoeld in artikel 10 van de derogatiebeschikking, ter hoogte van het bij zijn oppervlakte landbouwgrond behorende tarief, bedoeld in Bijlage Ad. Bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, stelt de landbouwer door middel van het afgeven van een machtiging tot betaling de minister in staat dit bedrag te innen.
6.
De landbouwer kan de aanvraag voor een vergunning voor de toepassing op zijn bedrijf van artikel 24, eerste of tweede lid, tot 16 mei intrekken, zonder dat de geldsom, bedoeld in het vijfde lid, in rekening wordt gebracht.