Einde inhoudsopgave
Protocol van 1996 bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972
Artikel 16 Beslechting van geschillen
Geldend
Geldend vanaf 24-03-2006
- Redactionele toelichting
Dit artikel is gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 2011, 72).
- Bronpublicatie:
07-11-1996, Trb. 2000, 27 (uitgifte: 24-03-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
24-03-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-10-2008, Trb. 2008, 200 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Geschillen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van dit Protocol worden in eerste instantie beslecht door middel van onderhandelingen, bemiddeling of conciliatie, of andere vreedzame middelen die door de partijen bij het geschil worden gekozen.
2.
Indien een oplossing niet mogelijk is binnen twaalf maanden nadat een van de verdragsluitende partijen een andere verdragsluitende partij in kennis heeft gesteld van het feit dat er een geschil tussen hen bestaat, wordt het geschil, op verzoek van een partij bij het geschil, beslecht door middel van de in Bijlage 3 bedoelde arbitrageprocedure, tenzij de partijen bij het geschil overeenkomen een van de procedures te gebruiken die worden genoemd in artikel 287, eerste lid, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, 1982. De partijen bij het geschil kunnen hiertoe besluiten ongeacht het feit of zij al dan niet eveneens Staten zijn die partij zijn bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, 1982.
3.
Indien overeenstemming wordt bereikt over het gebruik van een van de procedures genoemd in artikel 287, eerste lid, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 1982, zijn de bepalingen genoemd in Deel XV van dat Verdrag die betrekking hebben op de gekozen procedure mutatis mutandis eveneens van toepassing.
4.
Het in het tweede lid bedoelde tijdsbestek van twaalf maanden kan met twaalf maanden worden verlengd indien de betrokken partijen daartoe gezamenlijk overeenkomen.
5.
Niettegenstaande het bepaalde in het tweede lid kan elke Staat, op het moment dat hij tot uitdrukking brengt ermee in te stemmen door dit Protocol te worden gebonden, de Secretaris-Generaal ervan in kennis stellen dat, indien hij een partij is bij een geschil betreffende de interpretatie of toepassing van artikel 3, eerste of tweede lid, zijn instemming vereist is voordat het geschil beslecht kan worden door middel van de in Bijlage 3 bedoelde arbitrageprocedure.